direct naar inhoud van 3.7 Externe veiligheid
Plan: Jufferbeek - Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP14005-va01

3.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

De veiligheidsregio Twente heeft per brief van 14 maart 2011 advies uitgebracht over deze paragraaf en dit advies is in het hiernavolgende verwerkt.

3.7.1 Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi)regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor het plangebied geldt dat risicovolle inrichtingen in beginsel niet zijn toegestaan. Vrijstelling is mogelijk voor risicovolle inrichtingen, indien het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting niet meer bedraagt dan 10-6 dan wel, bij categoriale inrichtingen, de in de Regeling externe veiligheid inrichtingen genoemde afstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen. Vrijstelling voor risicovolle inrichtingen kan verder alleen worden verleend indien het groepsrisico verantwoord kan worden. Met deze voorwaarden is verzekerd dat er geen onaanvaardbare situaties ontstaan op het gebied van externe veiligheid, terwijl voor bedrijven wel maximale vestigingsmogelijkheden worden geboden.

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. In de plangebieden "Hazewinkel Noord-West" en "Hazewinkel Zuid-West" zijn risicovolle inrichtingen niet expliciet uitgesloten. Problemen worden echter niet verwacht, daar deze gebieden zijn gelegen op enige afstand en niet alle categorieën bedrijven zijn toegestaan.

3.7.2 Buisleidingen

Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 01-01-2011 in werking getreden.

Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

In het plangebied is één aardgastransportleidingen van de Gasunie gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding N-528-91 met een uitwendige diameter van 6 inch en een werkdruk van 40,00 bar.

In het kader van het nieuwe Besluit is voor deze leiding een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.

Uit deze berekeningen blijkt, dat de 10-6-contour op 0 meter ligt en dat het groepsrisico beneden de orienterende waarde ligt. Wel neemt het groepsrisico toe, omdat de hoeveelheid mensen toeneemt als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Dit betekent dat de voorgenomen uitbreiding van het aantal personen binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding door de komst van bedrijven weliswaar niet tot onaanvaardbare risico's leidt, maar wel tot een hoger risico.

Zie voor nadere informatie de bijlage: Berekening buisleiding.

Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen alsmede de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt tot 40 bar 4 meter aan weerszijden van een buisleiding, vanaf 40 bar 5 meter, gemeten uit het hart van de leiding.

Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar paragraaf 3.7.4 Verantwoording groepsrisico.

3.7.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2012 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.

Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve eindrapportage. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.

Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transport-route aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute.

Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort.

Weg

Uit het rapport "Risico's wegtransport gevaarlijke stoffen provincie Overijssel peiljaar 2002" blijkt dat over de A1 transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ter hoogte van het plangebied ligt de norm voor het plaatsgevonden risico (10-6 ) echter op 0 meter tot de as van de weg. Dit blijkt ook uit de Eindrapportage Basisnet Weg van oktober 2009. Wel is er sprake van een PAG. Er is geen knelpunt met betrekking tot het plaatsgebonden risico.

Daarnaast vindt er ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de provinciale weg N342. Ook hier geldt dat er geen knelpunt is met betrekking tot zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.

Water

Uit de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland blijkt dat het Twentekanaal het dichtstbijzijnde bevaarbare water is. Dit kanaal is gelegen op circa 7 km van het plangebied, en daardoor voor het plangebied niet relevant in het kader van externe veiligheid.

Spoor

De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Hengelo - Bad Bentheim (Duitsland), dat door het plangebied loopt.

Op basis van risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Bisschop Balderikstraat e.o.is bekend dat de plaatsgebonden 10-6-risicocontouur niet buiten de spoorinfrastructuur komt. Ook wordt de oriëtatiewaarde van het groepsrisico daar niet overschreden. Aangezien de Bisschop Balderikstraat e.o. een dichtbebouwde (woon)omgeving betreft met aan beide zijden van het spoor bebouwing, kan daaruit worden afgeleid dat ter hoogte van het plangebied Jufferbeek-Zuid het groepsrisico lager zal liggen.

Wel zal het groepsrisico toenemen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

3.7.4 Verantwoording groepsrisico

Inleiding

Het plangebied Jufferbeek-Zuid ligt tussen de snelweg A1, de provinciale weg N342 en de spoorlijn Hengelo – Oldenzaal. In de huidige situatie bestaat het gebied uit agrarisch gronden. Het gebied wordt ontwikkeld tot een bedrijventerrein. Daardoor is er sprake van een toename van het aantal aanwezigen in het gebied.

Risicobronnen

Binnen en rondom het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het is wel mogelijk om nieuwe BEVI-inrichtingen toe te staan op basis van artikel 3.6.1d van de regels behorende bij het bestemmingsplan. Bij eventuele vestiging van BEVI-bedrijven op dit terrein wordt de regionale brandweer om advies gevraagd in verband met de verantwoording van het groepsrisico.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een tankstation te vestigen op de hoek van de Hazewinkelweg, waarbij de verkoop van brandbare gassen (LPG) echter is uitgesloten.

Rondom en binnen het plangebied bevinden zich wel meerdere transportassen als risicobron:

  • transport gevaarlijke stoffen over de weg: A1;
  • transport gevaarlijke stoffen over de weg: N342 (routering Oldenzaal);
  • transport gevaarlijke stoffen over het spoor: spoorlijn Hengelo – Oldenzaal;
  • transport gevaarlijke stoffen via buisleiding: 8” 40 bar-aardgastransportleiding.

Over het spoor worden voornamelijk brandbare vloeistoffen en brandbare gassen vervoerd. In mindere mate vindt ook transport van giftige vloeistoffen en gassen plaats. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een ongeval op deze spoorlijn. Op basis van de berekeningen, die zijn gemaakt in het kader van het bestemmingsplan Bisschop Balderikstraat e.o., is bekend dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour niet buiten de infrastructuur komt. Ook wordt daar de oriëntatiewaarde van het groepsrisico daar niet overschreden. Aangezien de Bisschop Balderikstraat e.o. een dichtbebouwde (woon)omgeving betreft met aan beide zijden van het spoor bebouwing, leiden wij daar uit af dat ter hoogte van het plangebied 'Jufferbeek-Zuid' het groepsrisico lager zal liggen. Wel is er sprake van een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie door de toename van het aantal aanwezigen.

Daarnaast liggen de snelweg A1 en de provinciale weg N342 nabij (en deels binnen) het plangebied.

Beide wegen maken deel uit van de routering voor transport van gevaarlijke stoffen. Voor beide wegen geldt dat er geen knelpunten met betrekking tot plaatsgebonden risico en groepsrisico optreden (op basis van berekeningen binnen Basisnet Weg).

Door en rond het plangebied lopen buisleidingen voor het transport van aardgas. Voor de buisleidingen is een nadere analyse van de risico's opgesteld. De buisleiding door het plangebied is bepalend voor de risico's. De plaatsgebonden 10-6-risicocontour ligt op de buisleiding en de hoogte van het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.

Ten slotte loopt er een 110 kV-hoogspanningsleiding parallel aan het spoor door het plangebied. De zone voor deze hoogspanningsleiding is ingevuld met een natuurzone en ontsluitingswegen en is vrijgehouden van objecten. Een voordeel hiervan is dat in de ruimte direct naast het spoor geen objecten zullen worden gerealiseerd en daardoor het groepsrisico veroorzaakt door het vervoer over de spoorlijn beperkt wordt gehouden.

Verantwoording groepsrisico

De nieuwe bestemming veroorzaakt een toename in de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied. Daarom is er een groepsrisicoverantwoording nodig.

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan stelt het bevoegd gezag (de gemeente) het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen in verband met het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van een ramp of een zwaar ongeval, alsmede hulpverlening en zelfredzaamheid.

Het bestuur van de regionale brandweer heeft dit advies uitgebracht d.d. 14 maart 2011, kenmerk OV/RIB/MR/11002155. Dit advies ligt ten grondslag aan deze verantwoording van het groepsrisico.

Conform BEVI bevat de verantwoording van het groepsrisico de volgende onderdelen:

  • 5. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen:
    het plangebied wordt ontwikkeld van overwegend agrarisch gebruik naar bedrijventerrein. Daardoor zal sprake zijn van een toename van het aantal aanwezigen in het gebied.
  • 6. Het groepsrisico per risicobron en de bijdrage van toegelaten kwetsbare- en beperkt kwetsbare object aan de hoogte van het groepsrisico:
  • 7. Indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
    De mogelijkheden van de gemeente om bronmaatregelen te treffen bij het spoor- en wegvervoer zijn zeer beperkt. De kaders daarvoor worden op landelijk niveau door ministeries bepaald. In dat kader heeft de minister van Infrastructuur en Milieu opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een zogenaamd basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen, onder andere voor het spoorvervoer. Binnen dit basisnet spoor wordt gekeken naar bronmaatregelen. Door deze maatregelen zal het groepsrisico dalen. Eén van de voorgenomen maatregelen is het warme-BLEVEvrij samenstellen van de treinen, waarbij tussen wagons met brandbare vloeistoffen en wagons met brandbare gassen een afstand van 18 meter wordt aangehouden. De kans op het worst-case BLEVE-scenario neemt daardoor af. Het is onbekend in hoeverre de maatregel daadwerkelijk voor het voorkomen van een warme BLEVE kan zorgen. Wel is bekend dat deze maatregel de hoogte van het groepsrisico aanzienlijk laat dalen.
  • 8. Andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico met voor- en nadelen zijn niet overwogen.
  • 9. Mogelijkheden van voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de naaste toekomst zijn niet voorzien.
  • 10. De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
    Voorzieningen voor bluswater en bereikbaarheid zijn een noodzaak om de hulpdiensten in staat te stellen een effectieve bestrijdingspoging te ondernemen en zodoende de effecten van een voorzienbaar incident te beperken of zelfs te voorkomen.
    De bereikbaarheid van een incident op de spoorlijn is beperkt. Op de wegen is deze goed. Voor incidenten met gevaarlijke stoffen zijn grote hoeveelheden bluswater benodigd om een effectieve bestrijdingspoging door de hulpdiensten op te kunnen zetten. Met het oog op het risico van brand plaatsen wij 2 geboorde putten op het bedrijventerrein. Geboorde putten zijn een aanvullende bluswatervoorziening op de brandkranen. Doordat geboorde putten meer bluswater kunnen leveren dan brandkranen, zijn zij ook bruikbaar voor incidenten met gevaarlijke stoffen. Bij de vaststelling van de locaties van de geboorde putten zullen wij rekening houden met de positie ten opzichte van de risicobronnen.
    Reeds in de huidige situatie is het mogelijk dat er zich een incident voordoet op het spoor. In een bebouwde omgeving leidt een incident met gevaarlijke stoffen tot een groot aantal slachtoffers. De capaciteit van de hulpverleningsdiensten schiet in die gevallen tekort, omdat deze capaciteit grotendeels gebaseerd is op de dagdagelijkse basiszorg. Voor grote rampen moeten de hulpdiensten gebruik maken van bijstand uit andere regio's. Bijstand is echter pas na langere tijd beschikbaar. Conform Maatramp en Operationele Prestaties Twente (2002) bereiden de hulpdiensten zich voor op maatscenario V (van ramptype 4 'ongeval met brandbare/explosieve stof in open lucht'). Dit komt overeen met een BLEVE-scenario bij een LPG-tankstation in bebouwd gebied. De spoorzone ter hoogte van het plangebied kan worden gekenmerkt als licht bebouwd. De capaciteit van de hulpdiensten zal echter bij een incident niet direct toereikend zijn. Daarbij wordt opgemerkt dat met name op het gebied van geneeskundige hulpverlening nog tekorten in de benodigde capaciteit voor dit scenario worden geconstateerd.
  • 11. De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding om zich in veiligheid te stellen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet:
    Het bevorderen van zelfredzaamheid kan het aantal slachtoffers bij een incident verlagen. Bij zelfredzaamheid kan gedacht worden aan vluchtwegen (op objectniveau de richting van de uitgangen en op bestemmingsplanniveau de capaciteit van de wegen van de risicobron af), alarmering/voorlichting en het type aanwezigen in de omgeving van het spoor. In het plangebied zullen voornamelijk zelfredzame personen aanwezig zijn. Ook zijn er voldoende wegen die van de verschillende risicobronnen weg leiden.

Conclusie

Door de ontwikkeling van het gebied Jufferbeek-Zuid neemt het aantal aanwezigen in de nabijheid van de risicobronnen toe. Het groepsrisico wordt daardoor verhoogd. Er treden echter geen knelpunten op met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Bovendien liggen tussen de wegen en het spoor enerzijds en het plangebied anderzijds onbebouwde zones, waardoor het aantal slachtoffers bij een mogelijk incident wordt beperkt. Afstand tussen risicobron en risico-ontvanger is namelijk één van de meest effectieve maatregelen om slachtoffers te voorkomen. Andere effectieve maatregelen bevinden zich voornamelijk op het gebied van bronmaatregelen en zelfredzaamheid. Bronmaatregelen zijn reeds getroffen of voorgenomen door de verantwoordelijke partijen. Zelfredzaamheid is daarnaast voldoende, doordat er geen sprake is van verminderd zelfredzame personen en er voldoende vluchtwegen beschikbaar zijn.

Hoewel in de nieuwe situatie sprake is van een geringe toename blijft In alle gevallen het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde. Gelet op de nieuwe functie als bedrijventerrein is een geringe toename aanvaardbaar.

Uit het voorgaande blijkt dat bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, binnen het invloedsgebied van de genoemde risicobronnen, geen sprake is van onevenredige- en onaanvaardbare risico's.