Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Wellerwaard - Landgoederen Welleroord en Wellerland
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.UP00004-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het uitwerkingsplan ‘Wellerwaard – Landgoederen Welleroord en Wellerland’ met identificatienummer NL.IMRO.0171.UP00004-VS01, van de gemeente Noordoostpolder.
 
1.2 uitwerkingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten, met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 Bestemmingsplan
het bestemmingsplan Wellerwaard met het identificatienummer - NL.IMRO.0171.UP00004-VS01 van de gemeente Noordoostpolder.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf
de in Bijlage 1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.
 
1.8 afwijking
een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo.
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
 
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.14 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
 
1.15 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.16 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, auto-rijschool en videotheek.
 
1.17 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
 
1.18 gastenverblijf
gebouw met ondergeschikte nevenfunctie waarin overnachtingen worden aangeboden, al dan niet tegen betaling, aan bezoekers van het landgoed of bewoners van het landhuis.
 
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.20 hoofdwoning
een woning, dat door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.21 horeca
 
'horeca I':
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
'horeca II':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
'horeca III':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
1.22 kap
een constructie van één of meer dakvlakken.
 
1.23 landgoed
een landschappelijk esthetische eenheid van minimaal 5 hectare groot die ontsloten en openbaar toegankelijk is en die voor minimaal 30 procent bestaat uit natuur- of bosterrein.
 
1.24 landhuis
hoofdwoning op een landgoed.
 
1.25 meergeneratiewoning
woning wat door middel van een familierelatie (of daarmee gelijk te stellen samenlevingsverband) functioneel en relationeel ondergeschikt is aan het landhuis.
 
1.26 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.
 
1.27 ondergeschikte nevenactiviteit
een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie op het landgoed, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend.
 
1.28 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.29 relatie
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwperceel met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwperceel.
 
1.30 verblijfsdoeleinden
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.
 
1.31 voorgevel van een gebouw
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van het hoofdgebouw.
 
1.32 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.2 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.5 peil
  1. voor een gebouw: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. het door of namens burgemeester en wethouders te bepalen peil.
2.6 toepassing
 
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
 
2.7 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk
 
Tussen de buitenzijde van de gevels, draagconstructies of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de (zij)gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste lengte, breedte en/of diepte.
 
2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
 
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.9 de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken
 
Tussen de uitwendige scheidingsconstructie en/of het hart van de scheidingsmuren verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bestemmingsvlakken met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, met inbegrip van bosschages en opgaand groen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – openheid’ geen bosschages en opgaand groen toegestaan zijn;
  2. een landgoed ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoed';
  3. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting';
  4. paden en verhardingen;
  5. watergangen en waterpartijen;
  6. extensieve openluchtrecreatie;
  7. speelvoorzieningen;
en daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, schouwpaden, (ecologische) oeverstroken, waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, parkeer-, nuts- en overige voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
 
Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.
 
3.2.2 Overige bouwwerken
 
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen en -voorzieningen mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen.
  4. De bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen mag ter plaatste van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – openheid’ niet meer dan 1,0 meter bedragen met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in de vorm van palen met draad. Overige andere bouwwerken zijn ter plaatste van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – openheid’ uitgesloten.
 
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in woningen;
  2. wegen, paden en ontsluitingen;
  3. een stal en rijhal voor het hobbymatig houden van dieren en berijden van paarden en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - stal';
  4. een landgoed ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoed'
  5. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gastenverblijf’;
  6. zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – zonnepanelen’;
  7. groen;
  8. water;
en bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, (ecologische) oeverstroken, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
 
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Woningen
 
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. een woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. per bouwvlak is één woning toegestaan, waarbij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - meergeneratiewoning’ tevens een meergeneratiewoning is toegestaan, met dien verstande dat er een familierelatie (of daarmee gelijk te stellen samenlevingsverband) in de eerste of tweede graad tussen bewoners van de woning binnen het zelfde bouwvlak is;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘landhuis’ geldt:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 13 meter;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter.
  4. Ter plaatse van de aanduiding ‘meergeneratiewoning’ geldt:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per landgoed niet meer dan 300 m2.
  2. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 1 geldt:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter.
  3. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 2 geldt:
    1. dat boven op hetgeen bepaald in artikel 4.2.3, onder a een schuur zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 435 m²;
    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
    3. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  4. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 3 geldt:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    2. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 meter;
  5. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 4 geldt:
    1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  6. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – stal’ geldt:
    1. dat boven op hetgeen bepaald in artikel 4.2.3, onder a een stal en rijhal zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 1000 m²;
    2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 meter;
    3. de goothoogte bedraagt maximaal 4 meter.
4.2.4 Overige bouwwerken
 
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt
    1. maximaal 2 meter voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd voor de voorgevellijn;
    2. maximaal 1 meter in de overige gevallen;
  2. de bouwhoogte van tuinmeubilair, speelvoorzieningen en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevellijn, bedraagt maximaal 5 meter;
  3. de bouwhoogte van zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – zonnepanelen’, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van hekwerken ten behoeve van paardenbakken of longeercirkels, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – stal’, bedraagt 1,5 meter;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
4.2.5 Ondergronds bouwen
 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen;
  2. het oppervlak van ondergrondse bouwwerken mag voor maximaal 10% buiten de gevels van het bovenliggende gebouw liggen;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter onder peil;
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting inrichtingsplan
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg van de sloten en waterpartijen en de aanplant en instandhouding van begroeiing conform het in Bijlage 2 opgenomen Technische werkomschrijving inrichtingselementen.
 
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting openheid
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, indien er ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – openheid’ bosschages en opgaand groen aanwezig zijn.
 
4.3.3 Geoorloofd gebruik
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
  1. een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:
    1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
    2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    4. het gebruik geen onevenredige nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    5. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
    6. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    7. de activiteit in ieder geval door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
    8. in het geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.
  2. het realiseren van een zwembad bij een woning, mits:
    1. deze inpandig en ondergronds wordt gebouwd;
    2. het totale oppervlak niet groter is dan 75 m2;
  3. het realiseren van paardenbakken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – stal’;
  4. het ontvangen van gasten en het bieden van overnachtingsmogelijkheden, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gastenverblijf’.
  5. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m², ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gastenverblijf’.
4.3.4 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 4.3.1 wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van detailhandel en horeca, buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – gastenverblijf’;
  2. het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorende bouwwerk bij een woning als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
4.4 Afwijken van de regels
 
4.4.1 Afwijken voorwaardelijke verplichting inrichtingsplan
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.4.1, indien de aanleg van de sloten en waterpartijen en de aanplant en instandhouding van begroeiing op een andere gelijkwaardige wijze wordt aangelegd, aangeplant of in stand wordt gehouden dan is bepaald in het inrichtingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage van de regels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
 
4.4.2 Afwijken voorwaardelijke verplichting openheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.3.2, indien de openheid een andere gelijkwaardige wijze wordt geborgd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
 
4.4.3 Afwijken ander gebruik
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1 en 4.3.4, onder a., ten behoeve van het gebruik van gebouwen uitsluitend als ondergeschikte nevenfunctie, voor:
  1. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per woning;
  2. kunstnijverheid, ateliers, musea en dergelijke;
  3. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² per woning;
  4. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  5. detailhandel gerelateerd aan het onder b. en c. genoemde ander gebruik tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m² per woning.
  6. Bij het afwijken op grond van artikel 4.4.3 dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
    1. indien geen maximale oppervlakte genoemd is mag de nevenfunctie op ten hoogste de oppervlakte van de al bestaande bijbehorende bouwwerken plaatsvinden;
    2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
    3. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    5. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.
  
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).
 
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).
 
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).
 
Artikel 9 Overige regels
 
Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het uitwerkingsplan Landgoed Welleroord & Landgoed Wellerland van de gemeente Noordoostpolder.