Plan: | Luttelgeest, Oosterringweg 25 II |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.PB00013-VS01 |
In verband met de geplande gebruikswijziging aan de Oosterringweg 25 II te Luttelgeest is vastgesteld dat het hier gaat om grond die vanuit milieuhygiënische oogpunt geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Het perceel heeft in het huidige bestemmingsplan namelijk een bedrijfsbestemming en deze wordt in de toekomstige situatie gehandhaafd. Nader onderzoek naar bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:
a. woningen;
b. onderwijsgebouwen;
c. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
d. bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Omdat in dit projectbesluit geen sprake is van het toevoegen van geluidgevoelige objecten is onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
De voorgenomen ontwikkeling betreft het realiseren van een nieuw bedrijfsgebouw op het perceel Oosterringweg 25 II te Luttelgeest. De verwachting is dat het gebruik van het bedrijfsgebouw niet in betekende mate van invloed is op de luchtkwaliteit.
Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.
Het perceel Oosterringweg 25 II te Luttelgeest behoudt de bestaande bestemming. Echter wordt rekening gehouden met de bedrijfsactiviteitenlijst uit "Bedrijven en Milieuzondering 2009"van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Op grond van deze lijst valt het bedrijf onder bouwbedrijven algemeen: b.o < = 1000 m2 (SBI-code 41, 42, 43 - 1). Een dergelijke bedrijf valt onder milieuacategorie 3.1. De minimale richtafstanden die voor dit bedrijf in de handreiking worden gehanteerd is 50 meter ten aanzien van het aspect geluid.
De afstand vanaf de gevellijn van het projectgebied tot aan de gevel van de dichtsbijzijnde woning bedraagt meer dan 50 meter. In de omgeving van het projectgebied zijn verder geen geluid- of geurgevoelige objecten aanwezig.
Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. Ook onder het Besluit ruimtelijk ordening blijft de watertoets een belangrijk instrument. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging0. De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterpapagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.
In het kader van dit projectbesluit vinden geen ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op de waterhuishouding en in de omgeving van het projectgebied. Toch is door de gemeente Noordoostpolder een wateradvies aangevraagd bij het Waterschap Zuiderzeelanf. Het Waterschap Zuiderzeeland heeft aangegeven dat de ontwikkeling geen belangen van het waterscahp in het geding zijn.
Het aspect water vormt geen belmmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen project.
In het kader van de gebruikswijziging voor het perceel Oosterringweg 25 II te Luttelgeest dient beoordeeld te worden of er een negatieve invloed is op de aanwezige flora en fauna. Gelet op de aard en de omvang van het project, is de verwachting dat er op grond van de Flora- en faunawet geen ontheffing aangevraagd hoeft te worden.
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen project.
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. Op basis van de Wet op de archeologische Monumentenzorg is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden bij de planvorming te betrekken.
Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder ontwikkelde "Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Noordoostpolder" is aangegeven welke gebieden een hoge verwachtingskans op archeologische vondsten hebben, welke een gematigde kans op archeologische vondsten hebben, en welke gebieden een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Op basis van de Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Noordoostpolder kan gesteld worden dat voor het hele gebied een "lage archeologische verwachting" geldt.
De verwachtingswaarde van het perceel Oosterringweg 25 II te Luttelgeest is laag. Bij een lage verwachtingswaarde hoeft geen onderzoek gedaan te worden.
In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
Op basis van de risicokaart kan geconcludeerd worden dat nabij het perceel Oosterringweg 25 II te Luttelgeest geen inrichtingen of transportroutes aanwezig zijn. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.