Luttelgeest, Oosterringweg 25 II

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bebouwing

vanaf het pel tot aan het hoogste punt van bebouwing met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 breedte van een erf

vanaf de kavelgrens tot het hart van de erfsloot;

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 diepte van een erf

vanaf de aan de wegzijde gelegen erfgrens tot het hart van de erfsloot aan de achterzijde;

2.5 goothoogte van bebouwing

vanaf het pel tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen construciedeel;

2.6 goothoogte van gebouw met dakoverstek

vanaf het pel tot de snijlijn van het buitenwerkse gevlvlak en het buitenwerkse dakvlak;

2.7 inhoud van bebouwing

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van bebouwing

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de bebouwing;

2.9 peil

a. voor bebouwing, waarvan de hoodtoegang direct aan de weg grenst:de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang,

b. voor bebpouwing , waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst; de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw,

c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van get terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aanhet vaste land;