direct naar inhoud van 8.2 Terinzagelegging
Plan: Marknesse, Repelweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.PB00006-VS01

8.2 Terinzagelegging

Het projectbesluit en de bijbehorende stukken zoals het bouwplan en de goede ruimtelijke onderbouwing inclusief de projectkaart en de voorschriften zullen voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode kunnen belanghebbenden tegen het project zienswijze indienen.

In overeenstemming met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is het voornemen het projectbesluit te verlenen gepubliceerd in “De Flevopost” , in de Staatscourant en op de gemeentelijke website.

Met ingang van 16 december 2010 heeft voor een periode van zes weken het ontwerp-projectbesluit 'Marknesse, Repelweg 12' voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de genoemde periode is tegen het ontwerp-projectbesluit een zienswijze naar voren gebracht door de provincie Flevoland.

Zienswijze provincie Flevoland (hierna provincie), postbus 55, 8200 AB LELYSTAD

d.d. 25 januari 2011

bij ons in geboekt 26 januari 2011

Ontwikkeling huisvesting buitenlandse werknemers

In eerste instantie geeft de provincie aan dat de provincie het ontwerp-projectbesluit 'Marknesse, Repelweg 12' (hierna projectbesluit) getoetst heeft aan het 'Gebiedsplan huisvesting arbeidsmigranten gemeente Noordoostpolder'. Één van de uitgangspunten is dat de huisvesting plaatsvindt op een (voormalig) agrarisch perceel en, met uitzondering van de grootschalige pensions, binnen het bestaande gebouw. Met heet eerst beginsel wordt leegstand in het landelijk gebied voorkomen en wordt heelal waardevolle karakteristieke bebouwing behouden, terwijl tegelijkertijd een forse bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het huisvestigingsprobleem; met het tweede beginsel wordt voorkomen dat er binnen het landelijk gebied grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden die leiden tot verrommeling van het landschap.

Ondanks het feit dat de ontwikkeling op Repelweg plaatsvindt op een perceel dat niet kan worden aangemerkt als een (voormalige) agrarisch perceel, en dat het gaat om een uitbreiding van een bestaand gebouw, acht de provincie de ontwikkeling goed mogelijk. Het bestaande gebouw betreft een voormalig logiesgebouw van het Waterloopkundig laboratorium dat vele jaren geleden zijn functie heeft verloren en daarmee vergelijkbaar is met een vrijgekomen boerderij in het buitengebied. Het gaat om een op zichzelf staande (solitair liggende) locatie aan de rand van het buitengebied. Voor een precedentwerking hoeft om deze reden niet te worden gevreesd. De welstandcommissie heft het bouwwerk inmiddels beoordeeld op zichzelf en in relatie tot de omgeving, en heeft ermee kunnen instemmen.
Met de kennis van nu zou de ontwikkeling zeker bij de opstelling van het Gebiedsplan zijn meegenomen, mede gelet op de geschiedenis van het pand en de locatie. De voorgestelde ontwikkeling is door de beperking in het gebruik en door haar ligging niet in strijd met de geest van het Gebiedsplan dat is gericht op een goede huisvesting voor tijdelijke arbeidsmigranten op een wijze die bovendien geen afbreuk doet aan het landelijk gebied.

Reactie gemeente

Deze reactie neemt de gemeente ter kennisgeving aan.

Archeologie

Het archeologoisch rapport dat als bijlage bij de toelichting van het ontwerp-projectbesluit us gevoegd voldoet niet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) noch aan de Monumentenwet 1988. Volgens de Monumentenwet moet een rapport aan het college worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het archeologisch rapport biedt echter onvoldoende informatie om tot dit oordeel te kunnen komen.
Voor wat betreft het bureauonderzoek wordt namelijk verwezen naar de archeologische beleidskaart van de gemeente Noordoostpolder als zijnde het bureauonderzoek. Wel blijkt aanvullend hierop Archis (het landelijk archeologisch informatiesysteem) te zijn geraadpleegd om de meest recente archeologische waarnemingen te onderzoeken. Dit is onvoldoende. Voor locatieontwikkelingen dient een locatiespecifiek archeologisch bureauonderzoek te worden uigevoerd, waarin ondermeer inzicht wordt gegeven in voorgenomen bodemverstoringen (omvang en diepte), historische situatie van het terrein (historisch gebruik) en aardwetenschappelijke waarden. Het bureauonderzoek dat ten grondslag ligt aan de archeologische beleidskaart van de Noordoostpolder heeft een specifiek doel, namelijk het gemeentelijk/ regionaal niveau kunnen begrenzen van archeologische verwachtingszones die in beleidsmaatregelen worden vertaald. De beleidskaart geeft dus alleen aan waar onderzoek wel en waar onderzoek niet aan de orde is. Het bureauonderzoek dat hieraan ten grondslag lig, is alleen bedoeld om deze keuze te kunnen onderbouwen en niet om diepte- inzicht te geven in specifieke locaties. De rapportage van het archeologisch bureauonderzoek en in dit geval ook inventariserend booronderzoek dient alle informatie te verschaffen op basis waarvan een oordeel kan worden geveld over de archeologische waardestelling van de betreffende locatie. Op basis van de huidige archeologische rapportage valt degespecificeerde archeologische verwachting niet te toetsen en dus ook niet de gehanteerde onderzoeksmethodiek.

De provincie verzoekt de geconstateerde omissies in de archelogische rapportage bij de vastelling van het projectbesluit weg te nemen.

Reactie gemeente

Deze reactie neemt de gemeente ter kennisgeving aan. In het vervolg zal anders worden om gegaan met deze materie.

Natuur

a. Vogel- en Habitatrichtlijn beschermingszones en Natura 2000-gebieden

In de toelichting op het plan is voor de omgevingstoets volstaan met een eigen oordeel over de mogelijke gevolgen voor natuurwaarden. De tekst maakt onderscheid tussen Vogel- en Habitatrichtlijn beschermingszones en Natura 2000-gebieden. Dat is onjuist. Ze zijn synoniem.

Reactie gemeente

De tekst in de toelichting zal worden aangepast.

b. Natura 2000-gebieden

Met de conclusie dat de projectlocatie ver is afgelegen van Zwarte Meer en Wieden kan worden ingestemd. Echter, afstand sluit op zichzelf niet op voorhand alle mogelijke negatieve effecten uit. In dit geval is met name relevant in hoeverre extra verkeersbewegingen naar en van, en geintensiveerd woongebruik aan de Repelweg 12, wat de effecten zijn op de depositie van stikstofverbindingen op de gevoelige en reeds overbelaste habitats van de Wieden.

Reactie gemeente

De provincie heeft gelijk dat de afstand op voorhand niet alle mogelijke negatieve effecten uit. Echter worden de werknemers die worden gehuisvest aan de Repelweg worden 's ochtends opgehaald en 's middags weer teruggebracht. Het vervoer vindt plaats met maximaal 3 busjes of 6 personenauto's. Het aantal verkeerswegingen op de Repelweg neemt hierdoor nauwelijks toe. Dit betekend dat er geen negatieve effecten ontstaan. Het geen zal in de toelichting worden toegevoegd.

c. Soortbescherming

Gelet op het plan om in het bosgebied uit te breiden en er dus houtopstand verloren zal gaan, moet nader worden onderzocht of de bomen bijvoorbeeld in gebruik zijn bij strikte beschremde soorten zoals vleermuizen. Voorts zijn in het kader van de totstandkoming van het rugstreeppaddenmanagementplan al eerder afspraken gemaakt over onderzoek naar het voorkomen van de rugstreeppad. Bij de vaststelling van het projectbesluit zal als deel van een goede ruimtelijke onderbuwing de soortbescherming beter moeten worden geborgd.

Reactie gemeente

In overleg met buro Bakker (adviesburo voor ecologie) is geconcludeerd dat er momenteel geen onderzoek kan plaatsvinden naar vleermuizen omdat deze hun winterslaap houden. Omdat er op het perceel geen oude bomen aanwezig zijn, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vleermuis hier aanwezig is. Op het perceel wordt slechts een aantal jonge bomen gekapt. Tevens zal de vleermuis het perceel niet gebruiken als aanvliegroute omdat de bomen willekeurig op het erf staan en niet in een rij.

Ten aanzien van de rugstreeppad kan geconcludeerd worden dat deze niet in het plangebied aanwezig is, aangezien het leefgebied van de de rugstreeppad zich niet uitstrekt tot met bos begroeide gebieden.

De hierbovengenoemde punten worden opgenomen in de toelichting van het projectbesluit.

Waterschap

Gelet op het feit dat gebouwd gaat worden naast de zogenoemde teensloot van de dijk, is het gewenst het Waterschap nauw bij de ontwikkeling te betrekken.

Reactie gemeente

Het waterschap is nauw betrokken bij de ontwikkeling op het perceel Repelweg 12 te Marknesse. Naast het projectbesluit en de bouwaanvraag dient de initiatiefnemer een vergunning aan te vragen bij het waterschap.