Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk gebied, Ramsweg 22 te Nagele
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00743-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Ramsweg 22 te Nagele' met identificatienummerNL.IMRO.0171.BP00743-VS01 van de gemeente Noordoostpolder.
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regelsworden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf
De in Bijlage 1 'Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan welnaar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, diedoor zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kanworden uitgeoefend.
 
1.6 aan huis verbonden beroep
De uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief,maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk testellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegendemate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstralingheeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
 
1.8 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bebouwingsgebied
Achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder deoorspronkelijke woning.
 
1.10 bebouwingspercentage
De oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegevengronden.1.11 bestaand
Met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als aanwezig ten tijde van het invastgesteld ter visie leggen van het plan; Met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van hetplan.
 
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van eenaanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleendeomgevingsvergunning.
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceelbevindende woning verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of anderbouwwerk, met een dak.
 
1.16 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en hetvergroten van een bouwwerk.
 
1.17 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.18 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten.
 
1.19 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.20 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzijdirect of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of opde grond.
 
1.22 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopenen/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend andersdan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hiergeen horeca begrepen.
 
1.23 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij eenwoning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning.Gronden met de bestemming 'Groen - Erfsingel' worden niet tot het erf gerekend.
 
1.24 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk metwanden omsloten ruimte vormt.
 
1.25 horeca
Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik terplaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen,bistro's, theehuizen, broodjeszaken en dergelijke;
 
1.26 seksinrichting
Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten,waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingenworden verricht.
 
1.27 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer danéén zijde gekeerd is naar een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aante wijzen gevel.
 
1.28 woning
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt enbestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of eendaarmee gelijk te stellen constructiedeel. De maximale goothoogte mag over maximaal1/3 van de gevellengte overschreden worden.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hethart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerkmet uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ennaar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaartsgeprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse vanhet bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 zijn aangeduid als categorie 1 en 2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – Ramsweg 22' ook een bedrijf die kan worden ingedeeld in categorie 3.1 uit de 'staat van bedrijfsactiviteiten’ of daarmee gelijk te stellen. met daarbij behorende:
  3. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. andere werken;
  6. tuinen, erven en paden;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend gebouwd worden:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bedrijfswoningen;
  3. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;b. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag voor bedrijven ten hoogste 20% bedragen tot een maximum van 2000 m². Indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 2000 m², dan mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  2. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  3. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m.
 
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend gebouwd worden binnen de aanduiding ‘bedrijfswoning';
  2. per aanduiding ‘bedrijfswoning' mag niet meer dan één bedrijfswoning gebouwd worden;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1200 m³;
  4. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  5. de goothoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte minder dan 4,5 m bedraagt de goothoogte niet minder dan de bestaande goothoogte mag bedragen;
  6. de bouwhoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen.
 
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd 1 m achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de betreffende bedrijfswoning;
  3. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. en e. gelden voor de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een gebouw als maximum.
 
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 12 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik vanen het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van eenerfsingel conform de in Bijlage 3 opgenomen inrichtingstekening met bijbehorendbeplantingsplan.
 
3.3.2 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid of het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen;
  2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (met uitzondering van bedrijfswoningen) als zelfstandige woonruimte;
  3. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
3.3.3 Geoorloofd gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aanhuis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:
  1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep;
  2. de uitstraling van de woning intact blijft;
  3. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  4. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  6. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  7. de activiteit in ieder geval door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  8. in geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in bijlage 3 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.
 
3.4 Afwijken van regels
3.4.1 Afwijken specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van hetbepaalde in lid 3.3.1, indien de aanplant en instandhouding van een erfsingel op eenandere gelijkwaardige wijze wordt aangeplant en in stand wordt gehouden dan isbepaald in de inrichtingstekening met bijbehorend beplantingsplan, zoals opgenomen inde betreffende bijlage(n) van de regels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaanaan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA-6
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA-6’ aangewezen gronden zijn,behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hetbehoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan5.000 m² en dieper dan 50 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor hetbouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordenovergelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
 
4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van degronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord,kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaardenverbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
4.2.3 Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunningvoorwaarden te verbinden als bedoeld in 4.2.2, wordt een archeologisch deskundige omadvies gevraagd.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht hetbepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingeneen omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geenbouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 5000m²en dieper dan 50 cm:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  2. het graven van watergangen;
  3. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  4. het permanent verlagen van het waterpeil.
 
4.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
 
4.3.3 Afwegingskader
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
 
4.3.4 Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunningvoor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamhedenvoorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
 
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde -Archeologische verwachtingswaarde WA-6’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indienop basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoonddat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 5 Vrijwaringszones
 
Aanduiding binnenbeschermingszone (dijk 1) en buitenbeschermingszone (dijk 2)primaire waterkering.
5.1 Vrijwaringszone – dijk 1
5.1.1 Aanduidingsomschrijving
De als 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn, naast de voor die grondenaangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als binnenbeschermingszone en bestemdvoor de bescherming, de versterking, het beheer en onderhoud en de instandhoudingvan de primaire waterkering met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen,schouwpaden en beschoeiing, waarbij voor wat betreft bouwen en gebruik de Keur vanhet Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is.
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. andere werken.
 
5.1.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op of indeze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van dezegebiedsaanduiding;
  2. ten behoeve van deze gebiedsaanduiding mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van dezegebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging enregeling van het verkeer te water, bedraagt ten hoogste 3 m.
 
5.1.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1.2 indie zin dat de in de voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken wordengebouwd, mits:
  1. hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van dewaterstaatkundige belangen zoals omschreven in 5.1.1 en;
  2. vooraf schriftelijk positief advies is ontvangen van de beheerder van de waterkering,danwel een watervergunning is verleend voor het werk.
 
5.2 Vrijwaringszone - dijk 2
5.2.1 Aanduidingsomschrijving
De als 'vrijwaringszone - dijk 2' aangeduide gronden zijn, naast de voor die grondenaangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als buitenbeschermingszone van deprimaire waterkering en bestemd voor de bescherming, de versterking, het beheer enonderhoud en de instandhouding van de primaire waterkering met de daarbij behorendevoorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing. Waarbij voor wat betreftbouwen en gebruik de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland van toepassing is
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Afwijkingsbevoegdheid
7.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels ten behoeve van een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels het plan voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak naar de buitenzijde door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen,luifels, balkons en galerijen; mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5m wordt overschreden;
  7. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en hetverlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de(hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  8. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voorplaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers enlichtkappen;
  9. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen blijktdat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien opandere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.
 
7.1.2 Afwegingskader
Een in genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredigeaantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplanaanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens eenomgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits dezeafwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1 sub a eenomgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van eenbouwwerk als bedoeld in het 9.1 sub a met maximaal 10%.
  3. '9.1' sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op hettijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunningen in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen deovergangsbepaling van dat plan.
 
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip vaninwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag wordenvoortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG vande Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoudvan de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhoudingvan de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeienten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplanbestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdiggebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordtverkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 9.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding vanhet plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is hetverboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met hetvoorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen deovergangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Ramsweg 22 Nagele'.