Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk gebied, Zuidwesterringweg 10 te Nagele
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00726-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied, Zuidwesterringweg 10 te Nagele’ met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00726-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;
 
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf
De in Bijlage 1 'Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis verbonden beroep
De uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 agrarisch verwerkingsbedrijf
Een bedrijf dat gewassen verwerkt en/of fysisch bewerkt. Hierbij geldt een maximale verwerkingscapaciteit van 25.000 ton verwerkt gewas per jaar.
 
1.8 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bebouwingsgebied
Achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de oorspronkelijke woning;
   
1.11 bebouwingspercentage
De oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
 
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.13 bestaand
a. Met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als aanwezig ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het plan;
b. Met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan;
 
1.14 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bevoegd gezag
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
 
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.20 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
 
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
   
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.24 chemisch bewerken van gewassen:
het uitvoeren van chemische handelingen met een gewas, waarbij de chemische eigenschap en samenstelling van het gewas wordt veranderd, zoals koken, bakken, frituren en inmaken
 
1.25 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel is hier geen horeca begrepen;
 
1.26 erf:
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
1.27 fysisch bewerken van gewassen
het uitvoeren van fysische handelingen met een gewas, waarbij de eigenschap of samenstelling van het gewas verandert, zoals snijden, raspen, hakken, malen, schrappen, schillen en polijsten.
 
1.28 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 horeca
Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, theehuizen, broodjeszaken en dergelijke;
 
1.30 seksinrichting:
Een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht;
 
1.31 verwerken van gewassen
Het uitvoeren van handelingen met gewassen, waarbij de eigenschappen of samenstelling van het gewas niet veranderen, zoals schoonmaken, sorteren, selecteren, drogen, verpakken en opslaan. Hieronder niet begrepen het fysisch of chemisch bewerken van gewassen.
 
1.32 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.33 woning:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een grondgebonden akkerbouwbedrijf;
  2. een agrarisch verwerkingsbedrijf , waarbij geldt dat minimaal 80% van de te verwerken producten afkomstig moet zijn van het eigen grondgebonden akkerbouwbedrijf. Het percentage ziet op het gewicht van het verwerkt gewas;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ maximaal 1 bedrijfswoning;
  4. sloten en andere watergangen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. tuinen, erven en paden;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. andere werken.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend gebouwd worden:
  1. bedrijfsgebouwen;
  2. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  3. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  4. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. het bouwvlak mag voor maximaal 70% bebouwd worden met bedrijfsgebouwen;
  3. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  4. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 11,0 m.
 
3.2.3 Bedrijfswoning
Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend gebouwd worden binnen de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. per aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet meer dan 1 bedrijfswoning gebouwd worden;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1.200 m³,
  4. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  5. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet minder 4,5 m niet meer dan 6 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.
 
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd 1 m achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de betreffende bedrijfswoning;
  3. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. en e. gelden voor herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen de bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een gebouw als maximum.
 
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt maximaal 12 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 m .
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform de in bijlage 2 van de regels opgenomen inrichtingstekening erfsingel met bijbehorend beplantingsplan.
 
3.3.2 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid of het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen;
  2. het gebruik van bijbehorende bouwwerken (met uitzondering van bedrijfswoningen) als zelfstandige woonruimte;
  3. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
  4. het huisvesten van arbeidsmigranten.
        
3.3.3 Geoorloofd gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:
  1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  2. de uitstraling van de woning intact blijft;
  3. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  4. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  5. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  6. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  7. de activiteit in ieder geval door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  8. in geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in bijlage 1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.
 
3.4 Afwijken van de regels
3.4.1 Afwijken specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.3.1, indien de aanplant en instandhouding van een erfsingel op een andere gelijkwaardige wijze wordt aangeplant en in stand wordt gehouden dan is bepaald in de inrichtingstekening met bijbehorend beplantingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage(n) van de regels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.
 
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
 
5.1 Afwijkingsbevoegdheid
5.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels ten behoeve van een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels ten behoeve van de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels het plan voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak naar de buitenzijde door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  6. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  7. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
 
5.1.2 Afwegingskader
Een in genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de externe veiligheid.
 
Artikel 6 Overige regels
 
6.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.
 
Artikel 7 Parkeerregels
 
7.1 Voldoende parkeergelegenheid
  1. De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid bij, op of onder het gebouw dan wel bij, op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort worden gerealiseerd.
  2. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen na realisering in stand te worden gehouden voor het gebruik waar de betreffende voorzieningen voor nodig zijn.
 
7.2 Voldoende laad- en losruimte
Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:
  1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
 
7.3 Beleidsregels
Bij verlenen omgevingsvergunning voor de in 7.1 sub a genoemde gronden, past het bevoegd gezag de beleidsregels van de 'Nota Parkeernormen' toe met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
 
7.4 Afwijken
7.4.1 Afwijken parkeergelegenheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 sub a overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 7.3.
 
7.4.2 Afwijken laad- en losruimte
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
 
7.5 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van parkeergelegenheid en laad- en losruimte, als dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 8.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 8.1 sub a met maximaal 10%.
  3. 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 8.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied, Zuidwesterringweg 10 te Nagele’.