Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk gebied, Paardenweg 1 te Kraggenburg
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00721-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Landelijk gebied, Paardenweg 1 te Kraggenburg met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00721-ON01 van de gemeente Noordoostpolder;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.6 arbeidsmigrant
onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie die zijn hoofdverblijf niet in Nederland heeft en in Nederland verblijft om tijdelijke werkzaamheden te verrichten;
 
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bebouwingspercentage
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
 
1.9 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
 
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
 
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.19 bushokje
overdekte, niet afgesloten wachtruimte bij een bushalte;
 
1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.21 gebruiksoppervlak
de vloeroppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen. Voor deze definitie is aangesloten bij de definitie van gebruiksoppervlakte (GO) uit de NEN 2580.
 
1.22 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd op opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
 
1.23 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30 graden en minder 65 graden;
 
1.24 logiesgebouw
een gebouw voor tijdelijk nachtverblijf van arbeidsmigranten;
 
1.25 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.26 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.27 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.28 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
 
1.29 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.2 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het object.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen - Erfsingel
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Groen - Erfsingel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. opgaande afschermende beplanting;
  2. een bebouwingsvrije onderhoudsstrook;
  3. erfsloten.
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen, erven en paden;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
Binnen de bestemming als bedoeld in artikel 3 lid 1 mag niet gebouwd worden.
 
Artikel 4 Wonen - Huisvesting arbeidsmigranten
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Huisvesting arbeidsmigranten’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het bedrijfsmatig aanbieden van huisvesting aan ten hoogste 144 arbeidsmigranten, met dien verstande dat de huisvesting van arbeidsmigranten uitsluitend is toegestaan in logiesgebouwen ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – logiesgebouwen’;
 
met daaraan ondergeschikt:
  1. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – bedrijfswoning’ een bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting;
  2. recreatie en ontspanningsmogelijkheden ten behoeve van de huisvesting;
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterlopen en -partijen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. tuinen, erven en terreinen.
 
met de daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
  3. bouwwerken geen gebouw zijnde.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bebouwing
Op de gronden als bedoeld in lid 4.1 mag bebouwing worden gebouwd ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde functies.
 
4.2.2 Bouwen van gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  2. het bebouwingspercentage voor de gronden met functieaanduiding ‘specifieke vorm van wonen – logiesgebouwen’ mag niet meer bedragen dan 50%;
  3. in logiesgebouwen wordt voor elke te huisvesten persoon minimaal 13,35 m² gebruiksoppervlak gerealiseerd;
  4. in logiesgebouwen heeft ieder te huisvesten persoon een eigen slaapkamer, met dien verstande dat personen die een verhouding met elkaar hebben een kamer mogen delen;
  5. in logiesgebouwen hebben slaapkamers een oppervlakte van minimaal 5,5 m² per persoon;
  6. de maximum goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  7. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  8. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
  9. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
 
4.2.3 Bouwen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  2. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd worden;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat die mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van de bedrijfswoning;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, verminderd met 20%.
 
4.2.4 Bouwen bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik algemeen
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van logiesgebouwen voor permanente bewoning;
  2. het huisvesten van meer dan 144 arbeidsmigranten;
  3. het gebruik als gronden voor buitenopslag;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in artikel 4, lid 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat er voldaan wordt aan de parkeernorm van minimaal 0,75 parkeerplaatsen per te huisvesten persoon.
 
4.3.2 Strijdig gebruik - voorwaardelijke verplichtingen
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de in lid 4.1 bedoelde gronden en bouwwerken, zonder de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform het de in bijlage 1 opgenomen ‘inrichtingstekening erfsingel’ (inclusief bijbehorend beplantingsplan)ter plaatse van de bestemmingen 'Groen - Erfsingel'.
  2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de in lid 4.1 bedoelde gronden en bouwwerken, indien binnen drie maanden na ingebruikname niet aangetoond is dat aan de certificering volgens SNF (of daaraan gelijk te stellen) voldaan is.
 
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA-5
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA-5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.
 
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm, moet alvorens een Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
 
5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
5.2.3. Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 5.2.2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Verbod
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een Omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 50 cm:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  2. het graven van watergangen;
  3. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  4. het permanent verlagen van het waterpeil.
 
5.3.2 Uitzondering
Het bepaalde in 5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  4. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.3.3 Afwegingskader
De in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
 
5.3.4 Advies
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.
 
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA-5’ geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Gebruik
Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient te allen tijde plaats te vinden binnen het betreffende bestemmingsvlak.
 
7.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden:
  1. als seksinrichting;
  2. als standplaats;
  3. als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
  4. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens;
  5. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  6. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
  7. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;
  8. voor het ophogen van gronden buiten het erf ten behoeve van permanente bollenteelt.
Een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden of het gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.
 
7.3 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval niet gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van:
  1. kabels en leidingen, niet zijnde hoofd(transport)leidingen.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijking
Bij een Omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m² bedraagt;
    2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
    3. de eis dat bij een aanvraag om Omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een Omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de Omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een Omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met ten hoogste 10%.
  3. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, Paardenweg 1 te Kraggenburg
van de gemeente Noordoostpolder.