direct naar inhoud van Regels
Plan: Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse, fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00679-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse, fase 3 met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00679-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder de woning opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de oorspronkelijke woning;

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, waaronder mede begrepen bedrijfskantines.

1.12 bedrijfskantoor

een kantoor dat een ondergeschikt deel uitmaakt van een ter plaatse gevestigd bedrijf;

1.13 bedrijfsperceel

gronden die worden gebruikt voor kantoren en/of bedrijfsdoeleinden door een individueel bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestaand

het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen brandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 energievoorzieningen

stookinstallaties, ketels, warmtekrachtkoppelingen, bodemenergiesystemen;

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.32 flauw talud

een talud met een verhouding van 1:2,5 of nog flauwer.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gemeentelijke parkeernorm

de parkeernormen zoals opgenomen in 'Nota Parkeernormen' die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, dan wel, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de wijziging hiervan.

1.35 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen onder een permanente opstand van glas of kunststof. Hieronder begrepen het telen van gewassen op substraat.

1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf

een bedrijf geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen op de volle grond. Hieronder begrepen akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt. Hieronder niet begrepen veehouderij, veeteelt en boomkwekerij;

1.37 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 kas

Een bouwwerk grotendeels van glas of ander lichtdoorlatend materiaal voor het kweken of telen van gewassen.

1.39 kleinschalig kamperen

kortdurend recreatief nachtverblijf in niet meer dan 15 mobiele kampeermiddelen zoals tent, toercaravan of vouwwagen. Hieronder niet begrepen permanent verblijf en permanente bebouwing zoals stacaravan of yurt;

1.40 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.41 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.42 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 semi-agrarisch gebruik ten behoeve van wonen

het gebruik van de gronden ten dienste van een direct naastgelegen woonbestemming. Hieronder begrepen: speelweide, dierenweide, moestuin en boomgaard.

1.46 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.47 waterhuishoudkundige voorzieningen

watergangen, waterpartijen en waterbergingen en bijbehorende kunstwerken;

1.48 watervoorzieningen

gietwateropslag en -transport, waterbassins primair ontworpen voor opslag van hemelwater;

1.49 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.50 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.7 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bedrijfswoningen;
  • e. bedrijfsgebonden kantoren, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten, teeltcellen en sorteerinrichtingen;
  • f. bedrijfsgebonden en collectieve energievoorzieningen;
  • g. bedrijfsgebonden en collectieve watervoorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. detailhandel in uitsluitend ter plaatse voortgebrachte producten en/of AGF (aardappelen, groenten en fruit) met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m²;

en de daarbij behorende;

  • n. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • o. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • p. andere werken en werkzaamheden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend gebouwd worden:

  • a. bedrijfsgebouwen en kassen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 80%;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m,

3.2.3 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf gelden de volgende regels:

  • a. voor een bedrijfsgebouw binnen een bouwvlak gelden de regels als in 3.2.2;
  • b. een bedrijfsgebouw buiten een bouwvlak mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 12,5% de oppervlakte aan kassen bij het betreffende bedrijf;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 25 m;
  • e. ongeacht het bepaalde in dit lid, gelden voor de herbouw van bestaande bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de bestaande maten en afmetingen als uiterste.

3.2.4 Kassen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Voor kassen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf gelden de volgende regels:

  • a. een kas mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • c. de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder bedragen dan 4 m;
  • d. de afstand tot een sloot of watergang mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • e. de afstand tot een bestaande woning, zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6, mag niet minder bedragen dan 30 m.

3.2.5 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 30o en niet meer dan 60o bedragen;
  • d. de inhoud mag niet meer dan 1.200 m3 bedragen;
  • e. de goothoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 6 m;
  • h. de afstand tot de weg mag niet minder dan 25 m bedragen;
  • i. ongeacht het bepaalde onder c. tot en met h. gelden voor de herbouw van bestaande bedrijfswoningen de bestaande maten en afmetingen als uiterste.

3.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. een bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend gebouwd worden minimaal 1 m achter het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van de betreffende bedrijfswoning;

met dien verstande dat:

  • c. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 150 m²;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 6 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in dit lid, gelden voor de herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen en situering als uiterste.

3.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hagelnetten en teeltbeschermingsconstructie mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouw zijnde mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;

met dien verstande dat:

  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied niet meer bedraagt dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer bedraagt dan 10 m.

3.2.8 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf gelden de volgende regels:

  • a. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen een bouwvlak gelden de regels als in 3.2.7;

met dien verstande dat:

  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m;
  • c. installaties voor energievoorzieningen en watervoorzieningen uitsluitend gebouwd mogen worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2';
  • d. uitzondering op het bepaalde onder c. betreft het plaatsen van drijvende zonnecollectoren in waterbassins, mits deze niet boven de rand van het desbetreffende waterbassin uit komen;
  • e. de bouwhoogte van installaties voor energievoorzieningen en watervoorzieningen niet meer bedraagt dan 11 m;
  • f. tanks en silo's mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2';
  • g. de bouwhoogte van tanks en silo's bedraagt niet meer dan 15 m, met dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' de bouwhoogte van tanks en silo's niet meer bedraagt dan 25 m;
  • h. schoorstenen mogen alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2';
  • i. de bouwhoogte van schoorstenen bedraagt niet meer dan 25 m, met dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' de bouwhoogte van schoorstenen niet meer bedraagt dan 50 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt niet meer dan 1,5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van erfuitbreiding

Met omgevingsvergunning kan ten behoeve van in lid 3.1, onder a. of b. bedoelde bedrijven worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2, onder a. en lid 3.2.3, onder a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering door middel van een gekwalificeerd bedrijfsplan is aangetoond;
  • b. de totale oppervlakte van het bouwvlak met inbegrip van de overschrijding niet meer dan 1,7 ha bedraagt, waarbij:
    • 1. de breedte van het bouwvlak en de overschrijding niet meer dan 175 m bedraagt;
    • 2. de diepte van het bouwvlak en de overschrijding niet meer dan 170 m bedraagt;
    • 3. de verhouding breedte tot diepte is gelegen tussen de 1:2 en 2:1;
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte;
  • d. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij:
    • 1. de afstand van gebouwen tot het hart van de erfsloot niet minder bedraagt dan 3 m;
    • 2. de breedte van de erfbeplanting passend is bij de omgeving.

3.3.2 Afwijken ten behoeve van sleufsilo's

Met omgevingsvergunning kan ten behoeve van een in lid 3.1, onder a. of b. bedoelde bedrijven worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.7 onder a. en lid 3.2.8 onder a. voor het bouwen van sleufsilo's buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de achterzijde van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 30 m;
  • b. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer bedraagt dan 2 m.

3.3.3 Afwijken ten behoeve van tweede bedrijfswoning

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder b. en toestaan dat maximaal 1 extra bedrijfswoning wordt gebouwd binnen, danwel direct aansluitend aan, het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. dit uitsluitend is toegestaan langs de Baarloseweg en de Baarlosedwarsweg;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering door middel van een gekwalificeerd bedrijfsplan is aangetoond;
  • c. het bouwvlak maximaal 30% vergroot wordt;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bedrijf, als bedoeld in lid 3.1 onder a, b en c, maximaal 2 bedraagt;
  • e. de bouwregels zoals bedoeld in lid 3.2.5, sub c tot en met h, en lid 3.2.6 voor de tweede bedrijfswoning van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. dit uitsluitend is toegestaan ingeval er, gelet op de bedrijfsvoering, permanent toezicht nodig is en er zo nodig direct ingegrepen moet kunnen worden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting groenstrook

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik nemen of laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 3.1, onder b. opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een groenstrook, ter plaatse van de bestemming 'Groen', conform de in Bijlage 3 opgenomen inrichtingstekening met bijbehorend beplantingsplan.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt;
  • b. de bewoning van een bedrijfswoning door meer dan één huishouden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken zodanig dat de lichtuitstraling vanuit bestaande of nieuwe kassen waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, met minder dan 95% wordt gereduceerd t.o.v. het lichtniveau in de kassen.

3.4.3 Geoorloofd gebruik aan huis verbonden beroep of -bedrijf

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt gebruikt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling van de bedrijfswoning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit in ieder geval door een bewoner van de bedrijfswoning wordt uitgeoefend;
  • h. in het geval van een aan huis verbonden bedrijf, het een bedrijf betreft die genoemd is in Bijlage 2 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte nevenfunctie
  • a. Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van het gebruik van gronden en bestaande bedrijfsgebouwen, uitsluitend als ondergeschikte nevenfunctie, voor:
    • 1. loonwerk- en veehandelbedrijven;
    • 2. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
    • 3. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
    • 4. opslag en stalling van caravans, campers, boten en dergelijke;
    • 5. kunstnijverheid, ateliers, musea en dergelijke;
    • 6. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
    • 7. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
    • 8. detailhandel gerelateerd aan de nevenfunctie, tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².
  • b. Bij het afwijken op grond van sub a. dienen de volgende regels in acht te worden genomen:
    • 1. de nevenfunctie mag, tenzij hierboven anders is bepaald, op ten hoogste 20% van het bestemmingsvlak plaatsvinden met een maximum oppervlakte van 2.000 m²;
    • 2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
    • 3. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 5. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.

3.5.2 Afwijken ten behoeve van kamperen

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend mobiele kampeermiddelen zijn toegestaan, zoals tent, toercaravan of vouwwagen, met een maximum van 15 kampeermiddelen;
  • b. de daarbij behorende ondersteunende gebouwen, zoals sanitaire ruimten en andere bouwwerken:
    • 1. uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. een goothoogte hebben die niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 3. een bouwhoogte hebben die niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 4. een gezamenlijke inhoud hebben die niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • c. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting en de soorten passend zijn bij de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van waterbassins;
  • b. het graven of dempen van watergangen, sloten en poelen;
  • c. het aanbrengen van verhardingen, anders dan ontsluitingswegen, buiten een bouwvlak en buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1'.

3.6.2 Uitzondering
  • a. Het in lid 3.6.1 onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op de aanleg van waterbassins tot een hoogte van 1 m en indien voorzien van een met gras ingezaaid flauw talud;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a. is het in lid 3.6.1 onder a. vervatte verbod tevens niet van toepassing op de aanleg van waterbassins tot een hoogte van 4 m, mits:
    • 1. gelegen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'; en
    • 2. de naar de weg gekeerde zijde(n), voor zover gelegen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2', landschappelijk wordt ingepast, bijvoorbeeld door deze te voorzien van een met gras ingezaaid flauw talud.
  • c. Het in lid 3.6.1 onder b. en c. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Voorwaarden

De in lid 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen - Voormalige agrarische erven'

Burgemeester en wethouders kunnen de ter plaatse van een bouwvlak, inclusief bijbehorend erf en erfsingel, de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische erven', mits:

  • a. er geen agrarische bedrijfsvoering is;
  • b. het aantal woningen niet meer dan 1 bedraagt;
  • c. er een goed woon- en leefklimaat is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig beperkt worden;
  • d. het aanwezige bouwvlak wordt aangepast. De afstand van het bouwvlak tot het hart van de erfsloot is 6 m. Waar de afstand van bestaande bebouwing tot de erfsloot korter is dan 6 m kan het bouwvlak aangepast worden aan de bestaande situatie. Waar de erfsloot ontbreekt kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing het bouwvlak anders bepalen;
  • e. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting en de soorten passend zijn bij de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen;
  • f. het bepaalde in artikel 5 na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. sloten en watergangen;
  • c. paden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

Artikel 5 Wonen - Voormalige agrarische erven

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en erfontsluitingen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. andere werken;

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mogen uitsluitend gebouwd worden:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Woningen

Voor een woning gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan één woning gebouwd worden;
  • c. de inhoud van een woning, inclusief niet-functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
  • d. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 60°;
  • e. de goothoogte mag niet minder bedragen dan 4,5 m en niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c., d., e., en f. gelden voor de herbouw van bestaande woningen de bestaande maten en afmetingen als uiterste.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bij de woning behorende bouwwerken mag niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • c. uitgezonderd niet-functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken die onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw als bedoeld in 5.2.2, lid c;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. en e. gelden voor herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen, situering als uiterste.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. gelden voor herbouw van bestaande bouwwerken geen gebouw zijnde de bestaande maten, afmetingen en situering als uiterste.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken ten behoeve van vergroten inhoud woning

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c., ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten oorspronkelijke bebouwing, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, mits:

  • a. het bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing; en
  • b. het aantal woningen niet toeneemt.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.

5.4.2 Geoorloofd gebruik aan huis verbonden beroep of -bedrijf

Tot een geoorloofd gebruik wordt in ieder geval gerekend een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woning wordt gebruikt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit in ieder geval door een bewoner van de woning wordt uitgeoefend;
  • h. in het geval van een aan huis verbonden bedrijf, het een activiteit betreft die genoemd is in de Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2).

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken ten behoeve van ondergeschikte nevenfunctie

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve het gebruik van gronden en bestaande gebouwen, uitsluitend als ondergeschikte nevenfunctie, voor:

  • a. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • b. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • c. opslag en stalling van caravans, campers, boten en dergelijke;
  • d. kunstnijverheid, ateliers, musea en dergelijke;
  • e. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
  • f. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • g. detailhandel gerelateerd aan het onder b. en d. genoemde ander gebruik van niet meer dan verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

Bij het afwijken op grond van dit artikel dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • h. de nevenfunctie mag, tenzij hierboven anders is bepaald, op ten hoogste 20% van het bestemmingsvlak plaatsvinden met een maximum oppervlakte van 2.000 m²;
  • i. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
  • j. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • k. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  • l. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.

5.5.2 Afwijken ten behoeve van kamperen

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen met dien verstande dat:

  • a. de daarbij behorende ondersteunende gebouwen zoals sanitaire ruimten en andere bouwwerken:
    • 1. uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. een goothoogte hebben die niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 3. een bouwhoogte hebben die niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 4. een gezamenlijke inhoud hebben die niet meer bedraagt dan 50 m².
  • b. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij:
    • 1. de breedte van de erfbeplanting en de soorten passend zijn bij de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Agrarisch'

Burgemeester en wethouders kunnen de ter plaatse van een bouwvlak inclusief bijbehorend erf en erfsingel, de bestemming wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch', mits:

  • a. er uitsluitend ten dienste van het agrarisch bedrijf gewoond wordt;
  • b. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 bedraagt;
  • c. er goed woon- en leefklimaat is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig beperkt worden;
  • d. het aanwezige bouwvlak wordt aangepast. De afstand van het bouwvlak tot het hart van de erfsloot is 3 m. Waar de afstand van bestaande bebouwing tot de erfsloot korter is dan 3 m kan het bouwvlak aangepast worden aan de bestaande situatie. Waar de erfsloot ontbreekt kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing het bouwvlak anders bepalen;
  • e. wordt voorzien in een goede inpassing in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting en de soorten passend zijn bij de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor nadere eisen stellen;
  • f. het bepaalde in Artikel 3 na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 6 Wonen - Voormalige arbeiderswoningen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige arbeiderswoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en erfontsluitingen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. andere werken;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 6.1, mogen uitsluitend gebouwd worden:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouw zijnde.

6.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mogen niet meer dan drie woningen gebouwd worden;
  • c. woningen mogen uitsluitend aaneen gebouwd worden;
  • d. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.200 m³;
  • e. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer bedragen dan 60°;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • h. ongeacht het bepaalde onder d., e., f. en g. gelden voor de herbouw van bestaande woningen de bestaande maten en afmetingen als uiterste.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 60 m²;
    • 2. 80 m², mits de oppervlakte van het bij de woning behorende gronden binnen het bestemmingsvlak ten minste 1000 m² bedraagt;
    • 3. 150 m², mits de oppervlakte van het bij de woning behorende gronden binnen het bestemmingsvlak ten minste 3.000 m² bedraagt, en;
    • 4. mits de bij een woning behorende gronden als bedoeld in lid 6.1, voor tenminste 50% onbebouwd blijven.
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m,
  • e. de afstand tot de zijdelingse en achterperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., d. en e. gelden voor herbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen en situering als uiterste.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. ongeacht het bepaalde onder a. en b. gelden voor herbouw van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de bestaande maten, afmetingen en situering als uiterste.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.

6.3.2 Geoorloofd gebruik aan huis verbonden beroep of -bedrijf

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woning wordt gebruikt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit in ieder geval door een bewoner van de woning wordt uitgeoefend;
  • h. in het geval van een aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 2 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

7.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 7.1 bedoelde gronden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken als bedoeld onder a. mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

7.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

7.5.4 Voorkomen van schade bij de aanvraag van een omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 7.5.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indient is aangetoond dat op de betrokken locatie geen leiding meer aanwezig is of dat deze verwijderd zal gaan worden. Alvorens toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid dient advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden:

  • a. als seksinrichting;
  • b. als standplaats voor onderkomens, tenzij anders bepaald;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

9.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval niet gerekend, het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van:

  • a. Kabels en leidingen, niet zijnde hoofd(transport)leidingen voor zover buiten de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas'.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de externe veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf en kassen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden, en erkers over maximaal de halve gevelbreedte, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;
  • d. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeerregels
11.1.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid bij, op of onder het gebouw dan wel bij, op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort worden gerealiseerd.
  • b. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen na realisering in stand te worden gehouden voor het gebruik waar de betreffende voorzieningen voor nodig zijn.

11.1.2 Voldoende laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

  • a. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

11.1.3 Beleidsregels

Bij verlenen omgevingsvergunning voor de in 11.1.1 sub a genoemde gronden, past het bevoegd gezag de beleidsregels van de 'Nota Parkeernormen' (Bijlage 1) toe, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

11.1.4 Glastuinbouwbedrijven

In de 'Nota Parkeernormen' (Bijlage 1) zijn geen parkeernormen opgenomen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven. Voor de uitoefening van glastuinbouwbedrijven wordt een parkeernorm gehanteerd van 1,8 parkeerplaats per hectare glas.

11.1.5 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1.1 sub a overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in lid 11.1.3.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

11.1.6 Nadere eis

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van parkeergelegenheid en laad- en losruimte, als dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse, fase 3

van de gemeente Noordoostpolder