Plan: | Landelijk gebied, Leemringweg 22 te Kraggenburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00666-VS01 |
Aan de Leemringweg 22 te Kraggenburg is als hoofdfunctie een zorgboerderij gevestigd. De zorgboerderij is echter niet toegestaan op basis van de geldende beheersverordening Landelijk Gebied. Daarom is het voornemen om de zorgboerderij als hoofdfunctie toe te staan en daarmee de feitelijke situatie juridisch-planologisch te regelen. Daarnaast is het voornemen om de bestaande bedrijfswoning uit te breiden.
Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de Leemringweg (N719), ten noordwesten van Kraggenburg. Deze weg vormt de verbinding tussen Marknesse en Kraggenburg. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale grenzen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Landelijk gebied, die is vastgesteld op 21 maart 2016. Hierin is het voorheen geldende bestemmingsplan opnieuw van toepassing verklaard. Het plangebied valt onder het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004. Het is hierin bestemd als 'Agrarisch gebied'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor agrarische bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast geldt de aanduiding "openheid van het landschap". Dit betekent dat de instandhouding van de openheid van het landschap van belang is in het plangebied. Tot slot zijn extensieve openluchtrecreatie, zoals kavelpaden, en watergangen, zoals sloten, toegestaan.
De toegestane bouwwerken binnen het plangebied zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Hieronder vallen ook kassen en ten hoogste één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen. Gebouwen moeten gebouwd worden binnen de aangegeven bouwvlakken. Figuur 1.2 toont een uitsnede van de verbeelding.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan
Volgens artikel 5 'Overgangsrecht gebruik' van de geldende beheersverordening mag het gebruik van grond en bouwwerken dat hiermee in strijd is, worden voortgezet, als het al bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening. Op 21 maart 2016 bestond de zorgboerderij al, waardoor er geen strijdigheid met de huidige regeling was. Echter, wordt door het voornemen de bedrijfsvoering uitgebreid naar andere delen van het plangebied die destijds nog niet in gebruik waren ten behoeve van de zorgboerderij. Dit zorgt voor strijdigheid met de beheersverordening.
Het vervullen van een maatschappelijke functie is evenals het uitbreiden van bijbehorende bebouwing binnen de geldende planologische regeling dus niet toegestaan. Het geldende bestemmingsplan vermeldt dat vrijkomende agrarische gebouwen via vrijstelling agrarisch verwante bedrijven en wonen mogelijk kunnen maken. De huidige situatie, waarin al sprake is van dagopvang voor kinderen en permanente bewoning is dan ook verleend via een vrijstelling. Omdat er inmiddels geen agrarisch bedrijf meer op het perceel aanwezig is, is het gebruik en de uitbreiding hiervan in strijd met de geldende planologische regeling.
De beheersverordening biedt geen wijzigings- of afwijkingsmogelijkheden om de maatschappelijke functie op het perceel toe te staan of om de gewenste uitbreiding te realiseren. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Daarnaast is het gemeentelijk beleid bepalend voor de keuze voor een bestemmingsplan (zie ook paragraaf 3.3). Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.
Tot slot is de zorgboerderij die reeds op het perceel is gevestigd, op basis van een in 2011 verleende vergunning toegestaan. In de vergunning is de zorgboerderij toegestaan als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de in het bestemmingsplan opgenomen regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt aan de Leemringweg 22 (N719), ten noordwesten van Kraggenburg. Deze weg vormt de verbinding tussen Marknesse en Kraggenburg. Het plangebied ligt aan de westelijke rand van het Voorsterbos. De zuidoostelijke grens van het perceel wordt hiermee afgeschermd door bomen. Langs de andere zijden is het plangebied ook afgeschermd met bomen, zoals te zien in figuur 2.1. Ten noordwesten van het plangebied is uitsluitend sprake van agrarische gronden met enkele woon- en bedrijfspercelen aan de N719.
Figuur 2.1 Zicht in zuidwestelijke richting vanaf de Leemringweg (zijaanzicht)
Ter plaatse is sprake van voormalige bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf, met daarbij een bedrijfswoning. Ondergeschikt aan het agrarisch gebruik is men een zorgboerderij begonnen. De agrarische bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd. De zorgboerderij en de bedrijfswoning zijn nog wel in gebruik. De zorgboerderij voorziet in een dagopvang voor kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag. Daarnaast wordt er respijtzorg geboden. Figuur 2.2 toont het vooraanzicht van het plangebied, met links de bedrijfswoning en rechts de aangrenzende bedrijfsbebouwing, waarin de zorgboerderij is gevestigd.
Figuur 2.2 Vooraanzicht plangebied
De huidige bedrijfswoning staat in de zuidoostelijke hoek van het perceel, grenzend aan het bos en de weg. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.3. In figuur 2.4 is de verdeling van de bebouwing in het plangebied schematisch weergegeven. De paarse vlakken geven de bedrijfswoning weer. Het roze vlak toont de huidige ruimte ten behoeve van de zorgboerderij. De overige voormalig agrarische bebouwing is met blauw weergegeven.
Figuur 2.3 Luchtfoto plangebied
Figuur 2.4 Schematische weergave van de huidige situatie
Het initiatief omvat de legalisering van de zorgboerderij als hoofdfunctie van het perceel, zodat de bestaande bebouwing gebruikt kan worden ten behoeve van de zorgboerderij. Er vindt dus geen sloop plaats binnen het plangebied. Alleen interne verbouwing van de bedrijfsbebouwing om hier een nieuwe invulling aan te kunnen geven. Zoals aangegeven in figuur 2.5 (ook te zien in bijlage 1) is voor elk deel van het perceel al een toekomstige invulling aangegeven. Aan de voorzijde van het plangebied worden twee parkeerterreinen aangelegd: drie parkeerplaatsen voor privé parkeren en een groter parkeerterrein voor het halen en brengen van de cliënten. Grenzend aan het grotere parkeerterrein wordt een sportveld voor de cliënten gerealiseerd ten behoeve van de buitenspeelactiviteiten. Het sportveld en de bedrijfsbebouwing wordt afgescheiden met een hek, voor het weren van auto's. Het plangebied is wel toegankelijk voor hulpdiensten.
Wat betreft de bebouwing in het plangebied wordt er achterop het erf een spreekruimte gerealiseerd in de kleinste schuur. De schuur ernaast zal worden ingericht als binnenspeelruimte en als berging voor speelgoed. In het hoofdgebouw wordt ruimte gemaakt voor een overdekte speelplaats en extra spreekkamers. Daarnaast wordt de bedrijfswoning uitgebreid. De bestaande omvang van de bedrijfsbebouwing neemt verder niet toe. Tot slot blijven de bestaande bomensingels in het plangebied behouden.
Figuur 2.5 Voorgenomen inrichting van het plangebied
Voor de voortzetting van de zorgboerderij en de uitbreiding van de huidige woning is het van belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en dat er geen onwenselijke verkeerssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de landschappelijke en verkeerstechnische inpassing.
Landschappelijke inpassing
De bestaande bebouwing is op een goede manier ingepast in de omgeving. Dit bestemmingsplan verandert niets aan deze situatie. Op het erf van de zorgboerderij staan langs alle zijden bomen. Met uitzondering van de zijde grenzend aan de weg. Hierdoor is zicht op de karakteristieke boerderij met bedrijfswoning. De uitbreiding van deze woning vindt plaats aan de achterzijde, gezien vanaf de weg, waardoor dit niet zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. Door de bestaande beplanting in stand te houden is het perceel op een goede manier landschappelijk ingepast. Het behoud van de erfsingel wordt in dit plan geborgd door een voorwaardelijke verplichting die in de regels is opgenomen.
Verkeerstechnische inpassing
De zorgboerderij wordt ontsloten via de N719/Leemringweg. Op basis van de Nota Mobiliteit van de provincie Flevoland is deze weg gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type II buiten de bebouwde kom, met een maximumsnelheid van 80 km/h. Op deze weg is landbouwverkeer toegestaan. De weg heeft een overzichtelijk profiel met een parallel gelegen separaat fietspad. Het voortzetten van de bedrijfsvoering van de zorgboerderij zal de verkeerssituatie in vergelijking tot het agrarisch bedrijf dat in de huidige situatie is toegestaan niet verslechteren. De zorgboerderij zorgt met name voor verkeersbewegingen als gevolg van het halen en brengen van de cliënten. Dit is in de huidige situatie al het geval. De verkeersgeneratie in de nieuwe situatie is daarmee geen aanvulling op de huidige situatie, waarin al sprake is van een goede verkeerssituatie. Er ontstaat dus geen hinder.
Parkeren
In de nieuwe situatie zal de parkeergelegenheid in het plangebied worden uitgebreid. Het parkeren van vervoersmiddelen van of met betrekking tot de cliënten mag uitsluitend binnen de erfgrenzen plaatsvinden. Hiermee is rekening gehouden in het ontwerpplan (zie bijlage 1).
De gemeente Noordoostpolder hanteert in de Nota Parkeernormen 2016 als parkeernorm voor kinderdagverblijven in het buitengebied dat per 100 m2 bvo 1,5 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Dit betekent in de beoogde situatie dat er op het perceel ruimte moet zijn voor 22 auto's (1430m2/100*1,5= 21,45). Deze parkeerbehoefte moet worden voorzien op eigen terrein, waarmee wordt aangesloten bij de gemeentelijke beleidsregels ten aanzien van parkeren.
In het ontwerpplan is rekening gehouden met een parkeerplaats ten behoeve van het halen en brengen van cliënten. Hierop kunnen bijvoorbeeld twee rijen van 11 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarmee wordt de parkeerbehoefte van 22 gehaald. Daarnaast worden 3 privé parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van de bedrijfswoning. Er is verder sprake van een overzichtelijke inritsituatie aan een rechte weg. Door de brede inrit/uitrit ontstaan er ook op het terrein geen problemen met manoeuvreren. Er is sprake van een acceptabele en verkeersveilige verkeersafwikkeling.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op geselecteerde nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat de treden van deze ladder doorlopen moeten worden voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Per 1 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking veranderd. De afzonderlijke treden zijn komen te vervallen, maar de intentie van de ladder blijft hetzelfde: zorgvuldig ruimtegebruik. Lid 2 van de nieuwe Ladder ziet er als volg uit:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking
Dit plan voorziet in het toestaan van een bestaande zorgboerderij met kinderopvang en een bestaande bedrijfswoning op de plaats van een voormalig agrarisch bedrijf. Omdat de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf is beëindigd en het voornemen is om de bestaande kinderopvang als hoofdfunctie te bestemmen, worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Ook vindt er geen nieuwbouw plaats, alleen een kleinschalige uitbreiding van de bestaande bedrijfswoning. Er is in dit geval geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Omgevingsprogramma Flevoland
Op 27 februari 2019 is het Omgevingsprogramma Flevoland vastgesteld. Het Omgevingsprogramma is een verdere uitwerking van wat de provincie belangrijk vindt en wil doen om te zorgen voor een goede leefomgeving. Hierin staat beschreven wat het te voeren beleid is en welke maatregelen of acties worden ondernomen om de doelstellingen te kunnen bereiken. Dit kan gaan over bijvoorbeeld de ontwikkeling, het gebruik en beheer van onder andere wegen, natuur en bodem: de 'fysieke leefomgeving'.
De provincie wil de vitaliteit van het landelijk gebied vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Om het economisch draagvlak te verbreden wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied en deze verweven met de bestaande landbouwfunctie. Vestiging van activiteiten die bij uitstek thuishoren op een bedrijventerrein of aansluitend aan het bebouwde gebied worden in principe niet toegestaan. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden dienen hierop te zijn afgestemd. Effecten die milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenst zijn, moeten worden voorkomen. Zo mogen nieuwe functies de landschappelijke en cultuurhistorische kern- en basiskwaliteiten van het gebied niet aantasten. De provincie ziet erop toe dat de mogelijkheden van verstedelijking in het landelijk gebied afdoende gemotiveerd zijn boven het gebruik maken van mogelijkheden in het stedelijk gebied. Zo ziet de provincie ook toe op een goede omgang met de Ladder voor duurzame verstedelijking van het Rijk.
Toetsing
In dit geval wordt een bestaande zorgboerderij, die voorheen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf is vergund, in de voorgenomen situatie de hoofdfunctie op het perceel. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Een dergelijke functie past goed in het buitengebied, en blijft binnen de bestaande perceelsgrenzen. De bestaande bebouwingsmogelijkheden worden niet verruimd. Daarmee blijft de functie kleinschalig. Ook is geen sprake van aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en zijn er geen milieuhygiënische, landschappelijke en verkeerskundige belemmeringen. Dit is nader toegelicht in hoofdstuk 2 en 4. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Omgevingsprogramma Flevoland.
Omgevingsvisie FlevolandStraks
De visie van de provincie Flevoland gaat over de kansen en opgaven voor Flevoland over de periode tot 2030 en verder. Naar de toekomst toe wil Flevoland ruimte bieden voor nieuwe initiatieven met het 'ja, mits'-principe. De begintijd van de bepalende overheid en de maakbare samenleving heeft de provincie achter zich gelaten. Iedereen die wil bijdragen aan de toekomst van Flevoland is van harte uitgenodigd. Door deze opstelling zijn er meer mogelijkheden voor initiatieven van inwoners en bedrijven.
Toetsing
In de hoofdlijnen van de omgevingsvisie FlevolandStraks stelt de provincie dat zij maatschappelijke opgaven centraal stelt en ruimte biedt voor ondernemingen. In de visie worden drie kernopgaven en vier strategische opgaven genoemd. In de sociaaleconomische kernopgave 'Krachtige Samenleving' benoemt de visie het belang van maatschappelijke ontwikkelingen voor de toekomst van Flevoland. De ontwikkeling van deze zorgboerderij speelt in op de verschillende actuele maatschappelijke opgaven. Het biedt namelijk volop bewegingsactiviteiten voor kinderen die hun energie anders moeilijk kwijt kunnen. Door op een actieve en inclusieve manier bij te dragen aan het welzijn van kinderen met gedragsproblemen speelt de zorgboerderij in op actuele maatschappelijke opgaven. De ontwikkeling levert dus een positieve bijdrage aan het beleid zoals omschreven in de provinciale omgevingsvisie.
Beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied
De beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied', vastgesteld op 17 juni 2008, biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze beleidsregel stelt aan de ontwikkeling van woonzorgboerderijen en kinderdagverblijven een bebouwingspercentage van maximaal 30%, omdat deze activiteit het aanzicht van het landelijk gebied kan aantasten. Hierbij is het maximum aantal vierkante meters dat mogelijk is voor nieuwvestiging of uitbreiding van niet-agrarische activiteiten afhankelijk van de grootte van het erf én van het reeds voor niet-agrarische activiteiten bebouwde oppervlak. De beleidsregel voorziet in een motivatie voor het kiezen van deze niet-agrarische activiteit op een voormalig agrarisch perceel:
"Het bieden van zorg aan een specifieke doelgroep. Het meehelpen op de boerderij maakt onderdeel uit van de behandeling of opvang. Soms is specifieke inpassing nodig. De verkeersaantrekkende werking is mede afhankelijk van de soort zorg. De nabijheid van voorzieningen kan gewenst zijn. De nabijheid van het verzorgingsgebied ligt met name bij een kinderdagverblijf in de rede."
Toetsing aan de beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Met dit voornemen wordt een zorgboerderij toegestaan als hoofdfunctie. Hierbij gaat het om het opvangen van kinderen met gedragsproblemen. De combinatie van bos en agrarisch open landschap die deze locatie biedt is uitermate geschikt voor deze functie. Daarnaast richt het bedrijf zich vooral op bewegingsactiviteiten voor de kinderen. De open ruimte op het perceel wordt hiervoor volledig benut.
Ter plaatse wordt ook de bedrijfswoning uitgebreid. In de huidige situatie bedraagt het bebouwingspercentage circa 19% van het hele perceel. Met de uitbreiding van de bedrijfswoning bedraagt het totaal bebouwd oppervlak circa 20%. Omdat het bebouwingspercentage lager ligt dan 30% kan ervan uit worden gegaan dat de ontwikkeling het aanzicht van het landelijk gebied niet aantast. Daarnaast vindt de uitbreiding plaats aan de achterzijde van de huidige bedrijfswoning. Daarmee is de uitbreiding niet zichtbaar vanaf de weg of vanuit de wijdere omgeving. De ruimtes ten behoeve van de zorgboerderij worden ontwikkeld binnen de bestaande bebouwing die ter plaatse aanwezig is. Verder wordt een parkeerterrein en een sportveldje ontwikkeld op de noordzijde van het perceel. De erfsingel en -beplanting blijven behouden. Hierdoor vormt de aanleg van de parkeer- en sportgelegenheid geen belemmering voor het karakter van het landelijk gebied. Het beoogde parkeerterrein voorziet tevens in voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte zoals gesteld in de beleidsregel.
Conclusie provinciaal beleid
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' en de omgevingsvisie. De toetsing aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals voorgeschreven in het Omgevingsplan is in dit bestemmingsplan beschreven in de paragrafen 2.3 en 4.7.
Structuurvisie Noordoostpolder 2025
In de structuurvisie 2025, die is vastgesteld op 9 december 2013, wordt de visie van de gemeente Noordoostpolder op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordoostpolder geschetst. De structuurvisie is vooral bedoeld om te enthousiasmeren, te verleiden en te inspireren en andere partijen als het ware uit te nodigen om te komen met initiatieven en investeringen.
De opgave ten aanzien van het landschap is het ontwikkelen van een stimulerend beleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de cultuurhistorische waarden van een gebied. De keuze óf ontwikkelingen mogelijk zijn is minder belangrijk dan wáár deze ontwikkeling een plek kan krijgen.
In de structuurvisie wordt gesteld dat wonen en zorg steeds meer worden gescheiden en dat zorg veel meer op maat wordt aangeboden. In het geval van de zorgboerderij wordt een specifieke doelgroep geholpen. Hiermee wordt bijgedragen aan de passende zorg waar het beleid naar streeft. Daarnaast wordt tevens gesteld dat maatschappelijke voorzieningen een goede invulling betreffen voor vrijkomende agrarische erven. Door de zorgboerderij op een vrijkomend agrarisch erf te vestigen is het plan in overeenstemming met de structuurvisie.
Erfgoed in de polder; Actualisatie van de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Noordoostpolder (2018)
In 2018 is een actualisatie uitgevoerd van de archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder uit 2007. De hieraan gekoppelde beleidsregels zijn in 2010 opgesteld. Sinds 2007 is een groot aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd binnen de gemeente en zijn nieuwe archeologische vindplaatsen ontdekt. In dat kader is een actualisatie van de bestaande archeologiekaarten met de meest recente gegevens actueel geworden. In paragraaf 4.6 is de toetsing aan archeologische waarden beschreven. Daarin is het beleid van de gemeente meegenomen.
Conclusie
Aan alle beleidsregels wordt voldaan. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In dit geval is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, maar gaat het slechts om een perceelsgebonden ontwikkeling. De bestaande activiteiten worden gelegaliseerd en er worden geen nieuwe gebouwen en/of infrastructuur gerealiseerd. Tevens blijkt uit onderstaande paragraven in dit hoofdstuk dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van milieu- en omgevingsaspecten.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
De woonzorgboerderij is vorm van gezondheids- en welzijnszorg. Volgens de VNG-brochure worden dagverblijven als milieucategorie 1 beschouwd. Echter valt de functie kinderopvang onder milieucategorie 2. Aangezien het om een dagopvang voor kinderen gaat, wordt daarom uitgegaan van milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies geldt. De dichtstbijzijnde woning ligt op 270 meter van het plangebied. Verder zijn er geen gevoelige functies in nabijheid van het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Andersom is de woonzorgboerderij zelf ook een gevoelige functie. Daarom moet ook rekening worden gehouden met de afstand van het plangebied ten opzichte van de bestaande bedrijvigheid in de omgeving.
Ten noorden van het plangebied bevinden zich voornamelijk agrarische bedrijven. Het dichtstbijzijnde agrarische erf ligt op 240 meter van het plangebied. Het gaat hierbij om een veehouderij. Afhankelijk van wat voor een soort vee gehouden wordt, geldt hiervoor maximaal een milieucategorie 3.2 met richtafstand van maximaal 100 meter. Hier wordt aan voldaan. Verder bevindt zicht op circa 500 meter een groothandel en cursusruimte Ook hier geldt een richtafstand van 50 meter waar aan wordt voldaan. Tot slot ligt op circa 400 meter ten oosten van het plangebied een recreatievoorziening. Het gaat hier om een kampeerterrein. Deze valt onder milieucategorie 3.1, waarvoor ook een richtafstand van 50 meter voor geldt, waar aan wordt voldaan. Voor het overige is geen sprake van bedrijven in de nabije omgeving van het plangebied.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Volgens de Wet geluidhinder worden kinderdagverblijven en zorginstellingen aangemerkt als "ander geluidsgevoelig gebouw". Hier kan de zorgboerderij onder geschaard worden, omdat het een locatie betreft waar kinderopvang en respijtzorg wordt verzorgd en waar langdurig mensen verblijven. Daarom is het vanuit een goede ruimtelijke ordening (en daaraan ten grondslag: de volksgezondheid) van belang dat er sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Het is daarom noodzakelijk om aan de geluidsnormen uit de Wgh te toetsen of om een hogere waarde voor het perceel vast te stellen.
Figuur 4.1 Overzicht van de berekende geluidsbelasting
De woonzorgboerderij staat op 32 meter afstand uit het hart van de Leemringweg (N719). Het gaat om een 80 km/uur weg. Dit zorgt voor wegverkeerslawaai. Daarom is een akoestisch onderzoek met betrekking tot wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat de maximale waarde op de voorgevel 57 dB bedraagt, gerekend voor dag avond en nacht (Lden). Dit is weergegeven op de plattegrond in figuur 4.1. Deze waarde is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan de maximale grenswaarde van 58 dB. Omdat het slechts om één perceel gaat zijn geluidsreducerende maatregelen financieel niet haalbaar. Verder wordt op basis van artikel 110g een aftrek toegepast en wordt daarom voorgesteld om een generieke hogere waarde van 53 dB vast te stellen.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Proces van de watertoets
De ontwikkeling is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Zuiderzeeland (kenmerk: 20200218-37-22511), te vinden in bijlage 2. Het waterschap adviseert vanuit de digitale watertoets de normale procedure. Naar aanleiding van de digitale watertoets is het plan inhoudelijk doorgenomen door het waterschap. Uit deze inhoudelijke beoordeling blijkt dat de korte procedure van toepassing is. Dit betekent dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierna worden per aspect de effecten van het plan op de waterhuishouding behandeld. Dit bestemmingsplan is overlegd met het waterschap. Op basis van een uitgangspuntennotitie en nader overleg is de waterparagraaf in het bestemmingsplan opgenomen.
Veiligheid
Het plangebied ligt niet buitendijks en niet in een keurzone van een waterkering. Op basis van de ingevoerde gegevens over het plangebied zijn er conform het waterschap geen uitgangspunten voor het thema veiligheid van toepassing
Wateroverlast
Voor projecten geldt het principe 'waterneutraal bouwen' als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat, wanneer het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om de piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door de aanleg van een waterberging of een infiltratievoorziening.
Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied. Het verhard oppervlak neemt als gevolg van de ontwikkeling netto met circa 500 m² toe. De verhardingstoename die sinds 2013 heeft plaatsgevonden is hier bij inbegrepen. Deze toename is kleiner dan 2.500 m2, waardoor compensatie niet noodzakelijk is.
Schoon water
Het verdient de voorkeur om bij de inrichting van nieuwe terreinen preventieve maatregelen te nemen die onkruidbestrijding met behulp van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding uitsluitend volgens wettelijke gebruiksvoorschriften en met wettelijk verplichte DOB-methode wordt toegepast. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt met als resultaat dat er minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.
In het bestemmingsplan kunnen geen regels worden opgenomen ten aanzien van preventieve maatregelen voor onkruidbestrijding. Hier zal in de gebruiksfase rekening mee worden gehouden.
Afvalwater
In de nieuwe situatie zijn er evenveel mensen binnen het plangebied aanwezig als in de huidige situatie. Hierdoor wordt geen zwaardere belasting op de afvalwatervoorzieningen verwacht. Bovendien is een aantal percelen aan de Leemringweg, waaronder het plangebied, recentelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Daarmee is voldoende voorzien in de afvoer van afvalwater.
Hemelwater
In tegenstelling tot huishoudelijk of bedrijfsafvalwater is het niet nodig om schoon hemelwater naar een centrale waterzuivering af te voeren. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken kan worden geïnfiltreerd of direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater.
Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
Schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de sloot rondom het plangebied. Het hemelwater wordt daarmee op een goede manier afgevoerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden door dergelijke materialen niet te gebruiken.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Toetsing
De ontwikkeling vindt plaats op een voormalig agrarisch erf. Functioneel is het huidige gebruik van de bedrijfswoning al toegestaan. Voor de uitbreiding van de bedrijfswoning dient bij de aanvraag van de bouwvergunning nog wel een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Op basis van het bodemloket worden geen verontreinigingen verwacht die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling op het perceel. Wel wordt er vermeld dat er in 1957 een tractorpetroleumpompinstallatie (carburine) is aangelegd in het hoofdgebouw van de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing, zoals te zien in figuur 4.2. De status van deze installatie is onbekend. Daarnaast is het maatschappelijk gebruik van de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing en de rest van het erf een bodemgevoelige activiteit. Daarom zijn een verkennend bodemonderzoek en een asbestonderzoek voor het plan uitgevoerd (bijlage 3).
Figuur 4.2 Tractorpetroleumpompinstallatie (blauw)
Uit het verkennend bodemonderzoek is naar voren gekomen dat plaatselijk in het plangebied enkele overschrijdingen van achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein wordt echter geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit niet te verwachten zijn. De resultaten van het bodemonderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en vormen geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de voorgenomen maatschappelijke bestemming van het terrein.
Uit het verkennend asbestonderzoek is naar voren gekomen dat asbest is aangetoond en is naar aanleiding van dit onderzoek geadviseerd een BUS-melding in te dienen, betreffende het saneren van de verontreiniging. Deze BUS-melding is inmiddels ingediend en wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Er zal op basis van deze BUS-melding uiteindelijk een sanering van de verontreiniging plaats vinden, waarmee de bodem geschikt wordt gemaakt voor het voorgenomen gebruik.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet blijven deze artikelen ongewijzigd van kracht via het overgangsrecht, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor het grondgebied van Noordoostpolder, vastgesteld door B&W/raad in 2018 en de Erfgoedverordening, vastgesteld in 2012 geven inzicht in de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied.
Toetsing
Het plangebied is op de archeologische waarden- en verwachtingskaart aangemerkt als beleidscategorie WA5, weergegeven in figuur 4.3 als geel vlak. Deze beleidscategorie betekent dat een vrijstellingsgrens van 2.500m2 geldt, met een diepte tot 50 cm. Te verwachten waarden in dit gebied zijn:
In het gebied geldt verder een hoge verwachting van prehistorische vindplaatsen.
De beoogde ontwikkeling doet geen afbreuk aan de verwachte archeologische waarden in het gebied, omdat de grenswaarden niet worden overschreden. Binnen gebieden met een deze archeologische verwachtingswaarde is pas archeologisch onderzoek noodzakelijk bij ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 2.500 m². Deze grenswaarde wordt niet overschreden met dit plan. Tevens is geen sprake van bekende wraklocaties in het plangebied. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Figuur 4.3 Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart ter hoogte van het plangebied.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel zijn karakteristieke structuren en kenmerken in de omgeving aanwezig, zoals de laanbeplantingen en verkavelingspatronen. In dit geval worden de verkavelingspatronen gerespecteerd en worden de kenmerkende erfsingels niet aangetast. Ook de kenmerkende structuur van de bebouwing wordt niet aangetast. De uitbreiding zal alleen aan de achterzijde van het woonhuis worden gerealiseerd. Zo worden de aanwezige karakteristieken gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. De afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden bedraagt circa 5 kilometer, voor zowel De Wieden als het Markermeer. De afstand tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied het Voorsterbos bedraagt 0 meter, omdat het grenst aan het plangebied, zoals te zien in figuur 4.4. Vanwege de maatschappelijke aard van de nieuwe functie kan minder hinder verwacht worden ten opzichte van de huidige agrarische functie.
Figuur 4.4 Natuurgebieden in de provincie Flevoland
Figuur 4.5 Natura 2000-gebieden (blauw, groen) en stikstofgevoelige habitats (paars)
Natura 2000: stikstofdepositie
Het Natura 2000-gebied De Wieden is deels gevoelig voor stikstofdepositie, zoals te zien in figuur 4.5. De eerste stikstofgevoelige delen van dit Natura 2000-gebied liggen op 7,5 kilometer afstand van het plangebied. Wat betreft het gebruik van het plangebied verandert er in de nieuwe situatie niets ten opzichte van de huidige situatie. Ook valt er geen verkeerstoename te verwachten. Hierbij is dus ook geen verhoogde stikstofuitstoot te verwachten. De realisatiefase van de woninguitbreiding zou wel kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie. Dit is echter een kleinschalige ontwikkeling met een korte aanlegfase, waar geen zware materialen aan te pas komen. Daarnaast ligt het plangebied op meer dan 5 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitats. Door de aard van de ontwikkeling en de grote afstand kunnen significante negatieve effecten op beschermde gebieden derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Flevoland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
In het kader van dit plan worden geen sloopwerkzaamheden uitgevoerd. De bestaande bebouwing op het perceel wordt uitsluitend intern verbouwd, in die zin dat de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in gebruik wordt genomen ten behoeve van de kinderopvang. Alleen de bestaande bedrijfswoning wordt beperkt uitgebreid. Daarmee kunnen effecten op beschermde plant- en diersoorten en op verblijfplaatsen van deze dieren in de bestaande bebouwing worden uitgesloten. Wat betreft de uitbreiding van de bedrijfswoning gaat het om een kleine aanpassing die niet in betekende mate invloed heeft. Bovendien wordt de uit te breiden bedrijfswoning in de huidige situatie al bewoond. Door de constante menselijke aanwezigheid is het niet aannemelijk dat beschermde soorten zich hier ophouden.
De plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (onder andere Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied onder het risicogebied voor natuurrampen valt, met betrekking tot natuurbrand in het Voorsterbos. Het plangebied ligt echter aan de rand van het bos en is goed ontsloten, waardoor evacuatie snel kan plaatsvinden.
Daarnaast is ten noordwesten van het plangebied, aan de Leemringweg 18 sprake van een bovengrondse propaantank. Voor deze tank geldt echter een risicocontour van 20 meter. De invloedzone van de tank valt daarmee niet over het plangebied heen. Verder is geen sprake van risicobronnen in en nabij het plangebied, die invloed hebben op de ontwikkeling in het plangebied. Omdat ook binnen het plangebied geen risicovolle functies voorgesteld zijn er vanuit de externe veiligheid geen belemmeringen voor het plan.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens het RIVM geldt in de Noordoostpolder een gemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) van 15,5 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 12,1 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.
Omdat het plan slechts in een functiewijziging en een kleine uitbreiding van de bedrijfswoning voorziet, valt het binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een ontwikkeling die geen grote verkeersaantrekkende werking heeft. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.
Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze vergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
Maatschappelijk - Zorgboerderij
De locatie is geregeld in de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij'. Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. Voor deze bestemming is gekozen, omdat de hoofdfunctie, namelijk de zorgboerderij met kinderopvang, een maatschappelijke functie betreft. De bedrijfswoning is binnen deze bestemming toegestaan.
Op het plangebied is het aanwezige bouwvlak gehandhaafd dat qua zijdelingse en achterste grens is afgestemd op de bebouwingsvrije ruimte rondom de erfsingel. Dit bouwvlak mag voor 30% bebouwd worden, vanwege de beleidsregel kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied. De bouwregels zijn afgestemd op de bestaande gebouwen. Deze gebouwen worden behouden.
Waarde - Archeologie 5
Op basis van de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingskaart is naar voren gekomen dat de archeologische verwachtingswaarde WA-5 van toepassing is op het plangebied. Om deze archeologische waarden te voorzien van een beschermende regeling in het bestemmingsplan is een archeologische dubbelbestemming opgenomen over het hele plangebied. Hier geldt dat bij ingrepen met een minimale oppervlakte van 2.500 m2 en een diepte van meer dan 50 centimeter, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is voordat werkzaamheden worden uitgevoerd.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van de Inspraakverordening van de gemeente het plan in deze periode aangeboden aan overlegpartners. Er zal overleg plaatsvinden met de provincie Flevoland en waterschap Zuiderzeeland.
Zienswijzen
Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
Toetsing
Voor dit plan is de grondexploitatieregeling niet van toepassing. Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging en de uitbreiding van een bedrijfswoning. De uitbreiding van de bedrijfswoning bedraagt minder dan 1.000 m2 aan bruto-vloeroppervlak. Daarom valt het plan niet onder de bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Wel wordt een planschadeovereenkomst opgesteld tussen gemeente en initiatiefnemer.