Plan: | Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse, huisvestingslocatie Nieuwlandseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0171.BP00639-VS01 |
In het gebied ten oosten van de Oosterringweg, tussen Luttelgeest en Marknesse, wordt momenteel een grootschalige glastuinbouwgebied ontwikkeld. Het gebied ten noorden van de Kalenbergertocht, met daarlangs de Nieuwlandseweg, is inmiddels grotendeels ingevuld. Het gebied ten zuiden daarvan is nog grotendeels ingericht als akkerbouwland. Bij de gemeente Noordoostpolder is het verzoek ingediend om op een kavel in dit gebied een huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten te ontwikkelen. Het verzoek gaat uit van 300 huisvestingsplaatsen in aaneengebouwde logiesgebouwen.
De ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse niet mogelijk. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 1.3. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt in het gedeeltelijk gerealiseerde glastuinbouwgebied ten noorden van Marknesse. Het betreft een deel van een kavel akkerbouwland, waarop planologische mogelijkheden bestaan voor de realisatie van grootschalige glastuinbouwbedrijven. Het is gelegen ten zuiden van de Nieuwlandseweg, aan de overzijde van de Kalenbergertocht en achter het perceel Oosterringweg 14-2. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Glastuinbouw Luttelgeest / Marknesse, dat is vastgesteld op 18 februari 2010. Het is hierin bestemd als agrarisch en is gelegen achter de gevellijn, waar gebouwen en kassen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven gebouwd mogen worden.
De locatie kan op grond van het bestemmingsplan volledig worden bebouwd met kassen en gebouwen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven tot een goot- en bouwhoogte van 9, respectievelijk 11 meter. Op een deel van het plangebied ligt bovendien de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', waar via een afwijking van het bestemmingsplan een rioolwaterzuiveringsinstallatie gerealiseerd kan worden.
Het oprichten van gebouwen ten behoeve van een huisvesting van arbeidsmigranten is binnen de bestemming niet toegestaan. Het bestemmingsplan biedt hiervoor ook geen wijzigings- of afwijkingsmogelijkheden. Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan is daarom nodig. Daarnaast is het gemeentelijk beleid bepalend voor de keuze voor een bestemmingsplan (zie ook paragraaf 3.3). Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de in het bestemmingsplan opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
In het gebied rondom Luttelgeest, met name ten oosten van de Oosterringweg, zijn al lange tijd glastuinbouwbedrijven aanwezig. Het heeft zich ontwikkeld tot een grootschalig glastuinbouwgebied. In de laatste 10 jaar zijn de bedrijven grootschaliger geworden. In 2010 is een bestemmingsplan vastgesteld om deze 'nieuwe' schaal te faciliteren in het nog te ontwikkelen gebied, ten zuiden van de Kalenbergertocht, met daarlangs de Nieuwlandseweg. Dit gebied, waarin ook het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen, is nog grotendeels in gebruik als akkerbouwland.
Het plangebied betreft een deel van een kavel akkerbouwgrond gelegen achter het bebouwingslint aan de Oosterringweg. Deze kavel ligt langs de Kalenbergertocht, een belangrijke afwateringsloot voor het glastuinbouwgebied. Aan de overzijde van deze watergang is de nieuwe ontsluitingsroute Nieuwlandseweg aangelegd. Deze weg dient uitsluitend voor de verkeersafwikkeling van de glastuinbouwbedrijven.
Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied
Het initiatief omvat de ontwikkeling van een huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten binnen het plangebied. Op het terrein worden 300 arbeidsmigranten gehuisvest in blokken van aaneengebouwde logiesgebouwen. In totaal worden er 150 eenheden à circa 40 m2 opgericht. Het terrein is zodanig ingericht dat de beheersbaarheid en veiligheid optimaal is.
De zuidwestelijk gelegen unit, die het dichtstbij de entree ligt, wordt ingevuld als beheerderswoning en receptie. Het gebruik van deze beheerswoning is ook tijdelijk, in die zin dat deze niet het hoofdverblijf van een huishouden zal vormen, maar uitsluitend is bedoeld voor toezicht en het bieden van verblijf van een aanspreekpunt op het terrein.
Het terrein wordt aan de oostzijde ontsloten op de Nieuwlandseweg, via een dam of brug over de Kalenbergertocht. Aan deze zijde worden ook parkeervoorzieningen gerealiseerd, bestaande uit een groot parkeerterrein met 225 parkeerplaatsen en een klein parkeerterrein met 26 parkeerplaatsen voor bezoekers. Centraal op het terrein komen recreatieve voorzieningen, waaronder een sportveld en een recreatiegebouw.
De voorgestelde inrichting van de huisvestingslocatie is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Voorgestelde inrichting huisvestingslocatie
Voor de ontwikkeling van de huisvesting van arbeidsmigranten is het van belang dat de bedrijfsvoering van de aangrenzende bedrijven niet wordt belemmerd, dat er geen onwenselijke verkeerssituatie ontstaat en er geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden. Ook is een advies van de waterbeheerder noodzakelijk.
Door de gemeente Noordoostpolder is een leidraad voor een beheersreglement aangereikt, waarin enkele doelstellingen/voorwaarden voor adequaat beheer zijn opgenomen. Een dergelijk beheersreglement is een voorwaarden vanuit de gemeentelijke beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten (zie hoofdstuk 3). Hierin is in ieder geval het volgende opgenomen:
Zo wordt een goede communicatie met de omgeving gewaarborgd en wordt overlast voorkomen. De genoemde afspraken worden verankerd in de anterieure overeenkomst die tussen gemeente en Level One wordt gesloten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieutechnische inpasbaarheid en de wateraspecten. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de landschappelijke en verkeerstechnische inpassing.
Landschappelijke inpassing
De ontwikkeling vindt plaats in een grootschalig glastuinbouwgebied. De huisvestingslocatie is qua schaal goed in te passen in het landschap. Nu is nog sprake van akkerbouwgronden, maar op korte termijn is het plangebied ingesloten tussen grootschalige kassencomplexen. Op de locatie waar de huisvestingslocatie is beoogd zijn momenteel ook al kassencomplexen planologisch mogelijk en is bij afwijking ook een waterzuiveringsinstallatie mogelijk. In het gebied ten zuiden van het plangebied zijn concrete plannen voor de realisatie van grootschalige glastuinbouw. De huisvestingslocatie komt daarmee effectief tussen twee glastuinbouwbedrijven te liggen.
Alleen vanaf de zijde van de Oosterringweg, die op een kleine 100 meter ten westen van het plangebied ligt, is er enig zicht op de huisvestingslocatie. De huisvestingslocatie komt vanuit dit oogpunt achter het agrarisch bouwperceel Oosterringweg 14-II te liggen. Dit bouwperceel is op gebiedseigen wijze ingepast met erfsingels, waarmee de huisvestingslocatie ook op een verantwoorde wijze is ingepast in het glastuinbouwgebied. Tussen de Oosterringweg en de huisvestingslocatie worden ook waterbasins aangelegd die het zicht op de huisvestingfslocatie ook grotendeels wegnemen.
Langs de westzijde van de nieuwe logiesgebouwen wordt binnen het plangebied ook een erfsingel aangeplant. Het gaat om een singel van struikvormers die aansluiten op het assortiment dat ook voor de beplanting op het perceel Oosterringweg 14-II is voorgeschreven. Hiermee is de landschappelijke inpassing gewaarborgd en worden de logiesgebouwen afgeschermd. Dit is ook vanuit het oogpunt van een goed verblijfsklimaat en belangrijke meerwaarde. Het komt de kwaliteit en de leefbaarheid van de huisvesting ten goede.
Verkeerstechnische inpassing
De arbeidsmigranten zullen in hoofdzaak werkzaam zijn in het aangrenzende glastuinbouwgebied. Door het vestigen van deze arbeiders in dit gebied wordt beoogd het overnachten en het werken in hetzelfde gebied plaats te laten vinden. De huisvestingslocatie leidt daarom in principe tot minder verkeersbewegingen in het gebied. Wel zorgt het toevoegen van een huisvestingslocatie ten opzichte van de huidige situatie in theorie voor extra verkeersbewegingen.
Huidige en nieuwe ontsluitingsstructuur
Het glastuinbouwgebied kent een interne ontsluitingsstructuur, met als uitgangspunt het aantal aansluitingen op de Oosterringweg te minimaliseren. Aanvankelijk was het de bedoeling om ook de aansluiting van de Kalenbergerweg op de Oosterringweg te schrappen, maar dit is op veel weerstand vanuit de omgeving gestuit. De interne ontsluitingsstructuur wordt gevormd door de Baarloseweg, de Baarlosedwarsweg en de Nieuwlandseweg, die aan de overzijde van de Kalenbergertocht ligt. De aansluiting tussen de Baarlosedwarsweg en de Nieuwlandseweg is echter nog niet gemaakt.
In de huidige situatie is de Nieuwlandseweg een doodlopende weg, die alleen de ontsluiting vormt voor de aangelegen grootschalige glastuinbouwbedrijven. De Nieuwlandseweg sluit aan op de Kalenbergerweg, nabij de aansluiting op de Oosterringweg.
Er komt een interne ontsluitingsweg met een oversteek over de Baarlosedwarsweg. Het is niet de bedoeling dat verkeer van de bedrijven en huisvestingslocatie via de Baarlosedwarsweg en Baarloseweg gaat rijden. Voor de huisvestingslocatie wordt uitgegaan van een nieuwe aansluiting op de Nieuwlandseweg. Deze aansluiting zal niet alleen voor de huisvestingslocatie dienen, maar ook voor een glastuinbouwbedrijf dat hiernaast wordt gerealiseerd. Dit is hetzelfde principe dat ook voor het glastuinbouwbedrijf aan het einde van de Nieuwlandseweg is toegepast. De interne ontsluitingsstructuur waarborgt een goede verkeersafwikkeling op de hoofdinfrastructuur.
De interne ontsluitingsstructuur bestaat uit erftoegangswegen buiten de bebouwde kom, met maximumsnelheden van 60 km/h. De weg voldoet aan de richtlijnen voor een erftoegangsweg type I, zoals beschreven in het Handboek Wegontwerp, CROW 2013. Dergelijke wegen kunnen tot een theoretisch maximum van 6.000 mvt/etmaal afwikkelen. De Oosterringweg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom, met een maximumsnelheid van 80 km/h. De weg heeft een overzichtlijk profiel met een parallel gelegen separaat fietspad. Dergelijke wegen kunnen conform het Handboek Wegontwerp meer dan 12.000 mvt/etmaal afwikkelen. De Oosterringweg heeft via andere gebiedsontsluitingswegen goede aansluitingen op de Rijksweg A6 richting.
Verkeersgeneratie
Voor de verkeersgeneratie van arbeidsmigranten wordt bij gebrek aan toegesneden kencijfers uitgegaan van de kencijfers voor zelfstandig kamerverhuur (CROW-publicatie 317, 2012). De gemeente Noordoostpolder is een weinig stedelijke gemeente. De locatie ligt in het buitengebied. Daarom geldt een kencijfer van 1,8 - 2,4 mvt/etmaal per kamer. De huisvestingslocatie ligt in een glastuinbouwgebied, waar de arbeidsmigranten voor een groot deel ook zullen werken. Daardoor is er sprake van relatief weinig mobiliteit. Bovendien is het aandeel bezoekers bij arbeidsmigranten laag. Daarom mag uitgegaan worden van de minimale kencijfers voor kamerverhuur. In het plangebied worden 300 plaatsen voor arbeidsmigranten mogelijk gemaakt, waardoor de verkeersgeneratie 540 mvt/etmaal bedraagt. Uitgaande van het hoogste kencijfer zou dit aantal op 720 mvt/etmaal liggen.
Om te beoordelen of de verkeersgeneratie van 540 mvt/etmaal afgewikkeld kan worden op de omliggende wegen, zijn de verkeersintensiteiten en -capaciteiten van de relevante wegen noodzakelijk. Er zijn geen relevante verkeersgegevens van de Nieuwlandseweg beschikbaar. Het is een nieuwe en nog doodlopende weg, die is ontworpen voor de verkeersafwikkeling van een deel van het grootschalig glastuinbouwgebied. In het bestemmingsplan voor het glastuinbouwgebied is de verkeerstoename van het totale glastuinbouwgebied berekend op maximaal 1.500 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal). Aangevuld met de huisvestingslocatie zou de verkeersintensiteit op ongeveer 2.000 mvt/etmaal liggen. Als deze totale verkeersafwikkeling op de Nieuwlandsweg zou plaatsvinden, heeft deze weg nog voldoende capaciteit. De Nieuwlandseweg heeft in ieder geval geen nooit een hogere verkeersintensiteit dan de hierna beschreven verkeersintensiteit op de Oosterringweg. Daarmee wordt altijd voldaan aan de maximumcapaciteit van deze weg.
Op basis van verkeersgegevens van de provincie Flevoland die is gehanteerd voor het vervaardigen van de kaart 'Geluidsbelasting 2017' is de verkeersintensiteit op de Oosterringweg ten noorden van Luttelgeest 3.900 mvt/etmaal per weekdag. Ten zuiden van Luttelgeest is dit 3.100 mvt/etmaal. Op de aansluitende wegen is de intensiteit hoger (N351: 5.600 mvt en N331: maximaal 8.700 mvt). Uitgaande van dezelfde verhoudingen in noordelijke en zuidelijke richting als het huidige verkeersbeeld zullen de 540 voertuigen van en naar de huisvestingslocatie, zullen 302 voertuigen (56%) zich in noordelijke richting en 238 voertuigen (44%) zich in zuidelijke richting begeven. De verkeersintensiteiten worden met een autonome groei van 1% per jaar doorgerekend naar 2029. Daarmee is het effect van de ontwikkeling op de verkeersintensiteit op de Oosterringweg als volgt (afgerond op 50-tallen):
Weg | Huidige intensiteit | Toename | Intensiteit 2019 | Intensiteit 2029 |
Oosterringweg noord | 3.900 | 302 | 4.200 | 4.650 |
Oosterringweg zuid | 3.100 | 238 | 3.350 | 3.700 |
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de omliggende wegen voldoende capaciteit hebben om het verkeer af te wikkelen. De wegbreedte is voldoende en de verkeersintensiteiten overschrijden de maximale capaciteit niet. Er is sprake van ruime overcapaciteit, waardoor ook in een worst-case benadering, waarbij de verkeersgeneratie niet 540 maar 720 mvt/etmaal is, ruimschoots wordt voldaan. Ten aanzien van de aspecten verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid is er sprake van een acceptabele situatie. Het aspect verkeer staat de planontwikkeling dan ook niet in de weg.
Parkeren
Het parkeren van vervoersmiddelen van of met betrekking tot de arbeidsmigranten mag uitsluitend binnen de erfgrenzen plaatsvinden. De gemeente Noordoostpolder hanteert in de Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten als parkeernorm dat per 2 arbeidsmigranten 1,5 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Dit betekent dat er op het perceel ruimte moet zijn voor ten minste 225 auto's. In deze parkeerbehoefte wordt voorzien, waarmee wordt aangesloten bij de gemeentelijke beleidsregels ten aanzien van parkeren. Aangezien er op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen zijn, veroorzaakt het plan geen parkeeroverlast in de omgeving. Het aspect parkeren staat de planontwikkeling dan ook niet in de weg.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Er is in de omgeving een kenbaar gemaakte behoefte voor de huisvestingslocatie. In het glastuinbouwgebied rondom het plangebied werken veel arbeidsmigranten. Dit glastuinbouwgebied is nog in ontwikkeling, waardoor de vraag naar een lokale huisvestingslocatie ook toeneemt. Daarnaast zijn er in de piekperiodes in het glastuinbouwgebied veel arbeidsmigranten werkzaam. Deze arbeidsmigranten komen op dit moment soms van meer dan 100 kilometer afstand. Dit is echter niet werkbaar. Het is derhalve wenselijk voor een arbeidsmigrant om op korte afstand tot zijn of haar werk te verblijven. Door de huisvestingslocatie in het glastuinbouwgebied te ontwikkelen zal er meer op de fiets naar het werk gegaan worden. Dit draagt bij aan een duurzamere samenleving.
Om te kunnen voldoen aan de vraag is deze ontwikkeling geïnitieerd. Er is dus sprake van een duidelijke behoefte voor de ontwikkeling. Dit blijkt ook uit paragraaf 3.3, waarin de verwachtingen qua aantallen arbeidsmigranten zijn vertaald naar vestigingsbeleid voor huisvestingslocaties. De behoefte voor de huisvestingslocatie is hiermee voldoende aangetoond.
Een dergelijke grootschalige opvang in bewoond stedelijk gebied is niet wenselijk. Daarom is in verschillende beleidsdocumenten de keuze gemaakt om dergelijke voorzieningen in het landelijk gebied op te vangen. De ontwikkeling vindt plaats op een locatie die is aangewezen voor grootschalige glastuinbouw. Een huisvestingslocatie voor arbeidsmigranten hangt nauw samen met deze functie. Gesteld wordt dat de ontwikkeling geen nieuw ruimtebeslag legt op het open landelijk gebied.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Handreiking 'Ruimte voor Arbeidsmigranten'
Het Rijk erkent dat het toenemende aantal arbeidsmigranten voor problemen kan zorgen in gemeenten. In 2008 verscheen de Handreiking 'Ruimte voor Arbeidsmigranten'. De Handreiking moet gemeenten helpen goed beleid te formuleren. Er wordt een aantal praktische voorbeelden genoemd van gemeenten die gezocht hebben naar een passende aanpak. Veelal gaat deze aanpak in samenwerking met private partijen zoals werkgevers, uitzendbureaus en huisvesters.
Volgens het Rijk vraagt het huisvesten van arbeidsmigranten om lokaal maatwerk. In de Handreiking worden in hoofdlijnen vier opties genoemd:
Belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van nieuwe huisvestingsmogelijkheden voor arbeidsmigranten is dat het huisvesten van deze mensen gezien kan worden als het bedrijfsmatig verschaffen van een nachtverblijf.
Deze mensen hebben in het land van herkomst hun hoofdverblijf, waardoor hun verblijf hier niet onder de definitie 'wonen' valt. De Handreiking schetst de mogelijkheid om planologisch onderscheid te maken in een aantal vormen van huisvesting. Deze huisvestingvormen zijn:
De huisvestingslocatie die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is een tussenvorm van nummer 2 en 3. Het gaat niet om één gebouw, maar om meerdere gebouwen waarin logies wordt aangeboden.
Conclusie rijksbeleid
Er zijn geen rijksbelangen uit het Barro in het geding. Ten aanzien van de Handreiking gaat het in deze situatie om huisvesting in een 'park', hoewel geen bestaand park. Verder wordt voldaan aan het uitgangspunt van lokaal maatwerk. Hierop wordt in de navolgende paragrafen nader ingegaan. In de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat er sprake is van bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf.
Omgevingsvisie FlevolandStraks
De provincie Flevoland heeft op 8 november 2017 de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. Deze omgevingsvisie vormt een strategisch plan op hoofdlijnen voor de lange termijn. De omgevingsvisie FlevolandStraks komt in de plaats van het Omgevingsplan 2006. FlevolandStraks is een visie die nog niet is vertaald naar een beleidskader. Dit wordt nog uitgewerkt. Daarom vormt het Omgevingsplan uit 2006 nog het provinciaal beleidskader voor dit bestemmingsplan.
In de omgevingsvisie worden geen specifieke uitspraken gedaan over de arbeidsmigranten en glastuinbouwgebieden.
Omgevingsplan Flevoland 2006
In het Omgevingsplan Flevoland (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 november 2006) is het omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP).
De provincie wil de vitaliteit van het landelijk gebied vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer afstemmen op de maatschappelijke behoeften. Door de schaalvergroting in de landbouw komen veel agrarische bouwpercelen vrij. De provincie wil naast de landbouw ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied ter verbreding van het economisch draagvlak.
Als vrijkomende agrarische bouwpercelen of gedeelten daarvan een ander gebruik krijgen, dan mogen deze nieuwe (niet-agrarische of agrarisch aanverwante) functies de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. Ook moet rekening worden gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische basiskwaliteiten. Vestiging van activiteiten die bij uitstek thuishoren op een bedrijventerrein of in of aansluitend aan het bebouwde gebied wordt in principe niet toegestaan. De activiteiten moeten in principe kleinschalig van karakter zijn. De bebouwingsmogelijkheden dienen hierop te zijn afgestemd. Milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerskundig (veiligheid en verkeersaantrekkende werking) ongewenste effecten moeten worden voorkomen.
Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied
De beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze beleidsregel maakt het mogelijk om tijdelijke groepshuisvesting te laten plaatsvinden op bestaande (voormalige) agrarische bouwpercelen, tot maximaal 50 personen. In lijn met het Omgevingsplan, dat wijst op de noodzaak om voor noordelijk Flevoland maatregelen te treffen die de economische ontwikkeling van het gebied stimuleren, wordt de discrepantie tussen de vraag naar passende huisvestingsmogelijkheden en de provinciale Beleidsregel erkend.
Als het beleidskader van het Omgevingsplan en deze beleidsregel te beperkend blijken voor ontwikkelingen die bijdragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied, dan is de provincie bereid dat kader op experimentele basis te verruimen. Voorwaarde is dan wel dat hieraan een tussen gebiedspartners overeengekomen integraal plan voor dat gebied ten grondslag ligt, waarin een kwaliteitsimpuls voor het gebied wordt aangetoond. De provincie kan aan de verruiming van het regime de voorwaarde stellen dat verevening plaatsvindt van kosten en opbrengsten van onderdelen van het plan of programma. Een gebiedsplan om het planologisch regime te verruimen moet inzicht bieden in:
Gebiedsplan huisvesting arbeidsmigranten gemeente Noordoostpolder
Als het beleidskader van het Omgevingsplan en deze beleidsregel te beperkend blijken voor ontwikkelingen die bijdragen aan de vitaliteit van het landelijk gebied, dan is de provincie bereid dat kader op experimentele basis te verruimen. In de gemeente Noordoostpolder is in mei 2009 overgegaan tot de vaststelling van het 'Gebiedsplan huisvesting arbeidsmigranten gemeente Noordoostpolder' als onderdeel van het Experiment landelijk gebied. Het gebiedsplan bevat richtinggevende kaders waarbinnen de huisvesting van arbeidsmigranten in de Noordoostpolder mag plaatsvinden. De gemeente heeft vervolgens de taak om nadere invulling te geven aan de uitvoering van dit beleid.
Het gebiedsplan in Noordoostpolder biedt onder andere ruimte aan drie grootschalige pensions c.q. logiesgebouwen voor de huisvesting van maximaal 300 werknemers per pension. Inmiddels zijn een aantal voorbeeldprojecten van professioneel ingerichte huisvesting voor buitenlandse werknemers gerealiseerd in de Noordoostpolder.
Een huisvestingslocatie in deze categorie mag zich alleen vestigen in een gebied dat is aangewezen op de kaart uit het Experiment landelijk gebied Omgevingsplan Flevoland 2006. Hierop zijn de glastuinbouwgebieden aangewezen als zoekgebied voor maximaal 3 huisvestingslocatie voor groepshuisvesting tot 300 personen. Het plangebied ligt in het glastuinbouwgebied bij Luttelgeest. Figuur 3.1 geeft een fragment van de betreffende kaart weer. Op grond van de beleidsregel moeten twee van de drie grote huisvestingslocaties in het glastuinbouwgebied bij Luttelgeest worden gerealiseerd. De derde moet in het glastuinbouwgebied bij Ens worden gerealiseerd.
Er is reeds één grootschalige huisvestingslocatie in het glastuinbouwgebied bij Luttelgeest gerealiseerd. Deze is in figuur 3.1 als groene driehoek aangeduid. De nu voorgestelde locatie is aangeduid met een rode driehoek.
Figuur 3.1. Fragment beleidskaart Experiment
Conclusie provinciaal beleid
De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de kaders van de beleidsregel 'kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied'. Daarom heeft gemeente Noordoostpolder een integraal beleidsstuk vastgesteld voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Op basis hiervan mogen er drie grootschalige locaties voor arbeidsmigranten in het glastuinbouwgebied in de gemeente Noordoostpolder worden gerealiseerd. De onderhavige locatie is hier één van. Het plan is zodoende in overeenstemming met het provinciaal beleid. De toetsing aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals voorgeschreven in het Omgevingsplan is in dit bestemmingsplan beschreven in de paragrafen 2.3 en 4.6.
Structuurvisie Noordoostpolder 2025
In de structuurvisie 2025, die is vastgesteld op 9 december 2013, wordt de visie van de gemeente Noordoostpolder op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordoostpolder geschetst. De structuurvisie is vooral bedoeld om te enthousiasmeren, te verleiden en te inspireren en andere partijen als het ware uit te nodigen om te komen met initiatieven en investeringen.
De opgave ten aanzien van het landschap is het ontwikkelen van een stimulerend beleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de cultuurhistorische waarden van een gebied. De keuze óf ontwikkelingen mogelijk zijn is minder belangrijk dan wáár deze ontwikkeling een plek kan krijgen.
Over de bevolking wordt gesteld dat het aandeel arbeidsmigranten niet gelijk over de gemeente is verdeeld. Dit pleit voor beleid op maat als het om voorzieningen voor arbeidsmigranten gaat. In de structuurvisie verwijst de gemeente naar het Beleid arbeidsmigranten Noordoostpolder.
Beleid arbeidsmigranten Noordoostpolder
In oktober 2010 is het gemeentelijk beleidskader voor de huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Voor Gemeente Noordoostpolder zijn arbeidsmigranten van economisch belang. Dit blijkt uit gegevens van de provincie Flevoland: 10% van de beroepsbevolking is arbeidsmigrant. Het aantal arbeidsmigranten is de laatste jaren toegenomen en deze lijn zet zich de komende jaren door mede door keuzes van de gemeente. Zo koos de gemeente Noordoostpolder voor een uitbreiding van het glastuinbouwgebied. In de glastuinbouw werken veel migranten, dus betekent een uitbreiding van glastuinbouw automatisch ook meer arbeidsmigranten. Deze “nieuw”komers verdienen een plek in de samenleving. De gemeente vindt het belangrijk dat arbeidsmigranten goed kunnen wonen, leven en werken in Noordoostpolder. Haar grondhouding is dan ook “Arbeidsmigranten zijn welkom in Noordoostpolder”.
De gemeente neemt ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten een randvoorwaardenscheppende rol in. De gemeente gaat uit van 2.600 huisvestingsplaatsen in 2015. Op het moment van schrijven van de notitie zijn hiervan 300 gerealiseerd. Dit betekent dus een forse opgave voor nieuwe huisvestingslocaties. Onderscheid is gemaakt in huisvestingsvormen in het landelijk gebied. Daarbij is gesteld dat er beleidsruimte is voor 10 locaties tot 100 huisvestingsplaatsen en 3 locaties tot 300 huisvestingsplaatsen.
De gemeente hecht grote waarde aan een kwalitatief goede huisvesting van arbeidsmigranten. Hiervoor zijn een aantal randvoorwaarden opgenomen waarbinnen de locatie ontwikkeld moet worden. Bij huisvesting van 100 personen of meer in het buitengebied wordt daarnaast een klankbordgroep opgericht. In deze klankbordgroep praten omwonenden en andere direct belanghebbenden mee bij de uitwerking van de plannen. Het instellen van een klankbordgroep gebeurt nadat het betreffende conceptplan voldoende concreet is bevonden door B&W. Dat is ruimschoots voordat er voor het specifieke plan de benodigde bestemmingsplanprocedure wordt gestart. Deze klankbordgroep kan zo vooraf aan de eigenlijke procedure haar wensen, zorgen en ideeën kenbaar maken. De gemeente en de aanvragende partij houden hier rekening mee bij het opstellen van het bestemmingsplan.
Ook in het kader van dit bestemmingsplan is een klankbordgroep opgericht. De afspraken die in deze klankbordgroep worden gemaakt, worden waar mogelijk verwerkt in het bestemmingsplan en anders in een beheersreglement. Het plan is op deze manier in overeenstemming met het gemeentelijk beleid over de huisvesting van arbeidsmigranten. In paragraaf 6.1 wordt inhoudelijk ingegaan op het advies van de klankbordgroep en wat met dit advies is gedaan.
Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten
Op 8 november 2018 zijn de nieuwe beleidsregels voor de huisvesting van arbeidsmigranten in werking getreden. Omdat het verzoek behorende bij dit plan vóór deze datum is ingediend, wordt nog getoetst aan de Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten landelijk gebied Noordoostpolder, zoals deze op 13 november 2012 is vastgesteld. Wel wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in één keer 300 plaatsen te realiseren mits de klankbordgroep daar positief over adviseert.
Het verzoek betreft een huisvesting in categorie 3. zoals bedoeld in artikel 2, namelijk voor 101 tot en met 300 arbeidsmigranten. De beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten landelijk gebied Noordoostpolder is van toepassing op de gewenste ontwikkeling. In januari 2018 heeft een evaluatie van het beleid plaats gevonden. De evaluatie heeft ertoe geleid dat het beleid op enkele punten is aangepast, waaronder het mogelijk maken van 300 arbeidsmigrantenplaatsen in één keer, mits de betrokken klankbordgroep daar positief over adviseert.
Hierna is per artikel aangegeven op welke wijze het plan aansluit op de in de beleidsregel genoemde artikelen. Voor huisvestingscategorie 3 zijn de artikelen 3 tot en met 6 en 10 tot en met 17 van toepassing.
Artikel 3 - Huisvesting algemeen
De huisvesting vindt plaats in logiesgebouwen en niet in losse units, zoals zeecontainers of caravans. Een logiesgebouw is een (semi)permanent gebouw waarin een tijdelijk verblijfsplek voor arbeidsmigranten wordt aangeboden. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De huisvesting mag gedurende het gehele jaar worden gebruikt, maar de regels sluiten permanente bewoning uit. Daarmee is gewaarborgd dat de huisvesting van tijdelijke aard is.
De huisvesting wordt gecertificeerd volgens Stichting Keurmerk Internationale Arbeidsbemiddeling. De certificering en de andere beheersregels zijn opgenomen in een beheersovereenkomst, waarover privaatrechtelijke afspraken zijn gemaakt met de gemeente. De initiatiefnemer en eigenaar van de voorziening neemt verantwoordelijkheid voor het adequaat beheer van het terrein en de gang van zaken op het terrein, zoals leefregels, communicatieprotocol, klachtenregistratie en registratie van personen op de locatie en beheer van de parkeervoorzieningen. Deze beheersregels zijn ook opgenomen in een beheersovereenkomst, waarover privaatrechtelijke afspraken zijn gemaakt met de gemeente.
In de huisvesting wordt een keuken gerealiseerd waar de mogelijkheid is om te eten en eten te bereiden. Intern en extern wordt ruimte geboden voor goede recreatie-, sport en spelmogelijkheden op het terrein. De regels van dit bestemmingsplan sluiten opslag van goederen in de open lucht uit.
Artikel 4 - Omgeving
De huisvesting beperkt de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig, omdat de activiteiten en het gebruik slechts beperkt is tot het erf. De huisvesting staat op voldoende afstand van omliggende agrarische bedrijven en van woningen. Zie daarvoor paragraaf 4.1.
Artikel 5 - Verkeer
Op basis van een verkeersonderzoek dat is beschreven in paragraaf 2.3 wordt geconcludeerd dat er sprake is van een adequate ontsluiting en dat er voldoende parkeergelegenheid op het terrein wordt aangelegd.
Artikel 6 - Spreiding
De huisvestingscategorie 3 mag niet gerealiseerd worden binnen 1.500 meter vanaf een andere huisvesting van deze categorie. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De andere huisvestingslocatie ligt hemelsbreed op 4 kilometer afstand.
Artikel 10 - Klankbordgroep
Voorafgaand aan het voeren van een bestemmingsplanprocedure voor de huisvestingslocatie moet een klankbordgroep worden opgericht. Deze vormt een vertegenwoordiging van de directe omgeving van het geplande initiatief en bestaat. De klankbordgroep bestaat uit minimaal vijf personen, met in elk geval twee ondernemers en twee bewoners. De klankbordgroep overlegt aan zowel de gemeente als de initiatiefnemers een schriftelijk advies. Dit advies moet aantoonbaar worden meegenomen in de procedure en maakt deel uit van het raadsvoorstel bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
De voorbeschreven procedure is gevolgd. De klankbordgroep heeft een advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen in Bijlage 5
Artikel 11 - Landschap
Aan de gemeente moet een inrichtingsplan ter beoordeling worden overlegd. Hieruit moet blijken dat de ontwikkeling stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar is. Om het erf moeten singels worden aangelegd die in de omgeving passen. Verder mag geen schade aan het Natuur Netwerk Nederland worden aangebracht. Hierop gaat paragraaf 4.7 in.
Paragraaf 2.3 gaat in op de landschappelijke inpassing. Gelet op de ligging van het plangebied binnen het gebied dat is aangewezen voor grootschalige glastuinbouw, is het aanbrengen van erfbeplanting rondom het erf niet passend en niet doelmatig. De huisvestingslocatie wordt binnen de bestaande en in het kader van glastuinbouwbedrijven aan te leggen landschappelijk raamwerk gerealiseerd. Nadere landschapsmaatregelen zijn in het kader van deze huisvestingslocatie niet nodig. Langs de westzijde van de huisvestingslocatie, de zijde die enigszins zichtbaar is vanuit het openbaar gebied, wordt wel een afschermde erfsingel aangebracht voor de inpassing en de kwaliteit en leefbaarheid van de huisvesting.
Artikel 12 - Dienstwoning
Het aantal dienstwoningen mag niet worden vergroot. In dit geval wordt geen dienstwoning toegestaan. Wel kom er een 'beheerderswoning' voor tijdelijk gebruik. Dit is geen woning in planologische zin, maar een logiesgebouw voor de beheerder, die net als de andere logiesgebouwen, een tijdelijk verblijf biedt. Hiervoor worden twee logiesunits samengevoegd.
Artikel 13 - Communicatie
Omwonenden en bedrijven worden na een positief principebesluit door het college (in overleg met de initiatiefnemer) geïnformeerd. Deze communicatie heeft volgens de voorwaarden plaatsgevonden.
Artikel 14 - Bedrijfsplan
Voor een huisvestingslocatie uit categorie 3 moet een bedrijfsplan aan de gemeente worden overlegd, waarin inzicht wordt gegeven in de manier waarop de dienstverlening plaatsvindt, ondersteund door marktgegevens en een financiële onderbouwing. Dit bedrijfsplan is ingediend bij de principeaanvraag en door de gemeente akkoord bevonden.
Artikel 15 - Financiën
De initiatiefnemer sluit met het college een intentieovereenkomst. Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure wordt een exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst worden afspraken vastgelegd over het te realiseren initiatief, de daarmee samenhangende kosten en planschade.
De anterieure overeenkomst wordt voor de vaststelling van het bestemmingsplan gesloten. In deze overeenkomst is een kettingbeding opgenomen, waarmee is geregeld dat ook eventuele opvolgende eigenaren zich aan de voorwaarden moeten houden.
Artikel 16 - Voorwaarden (huisvestingscategorie 3)
Voor het mogelijk maken van een huisvestingslocatie uit deze categorie wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Hierin wordt uitgegaan van een fasering. In eerste instantie worden maximaal 150 arbeidsmigranten gehuisvest en na een jaar wordt in overleg met een klankbordgroep de mogelijkheden voor doorgroei van 300 arbeidsmigranten onderzocht. Daarvoor wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Verder moet deze huisvestingscategorie plaatsvinden op kavels buiten een erf of op gronden achter een solitair erf, waarbij een afstand van minimaal 100 meter vanaf de erfgrens in acht moet worden gehouden.
De in het beleid voorgestelde fasering is in de praktijk moeilijk haalbaar gebleken. Deze wijze van ontwikkelen is gelet op de forse investeringskosten vaak niet haalbaar. Dit blijkt ook uit het feit dat er nog geen huisvestingslocatie van deze categorie op deze manier ontwikkeld is. De gemeenteraad heeft daarom ingestemd met het aanpassen van deze beleidsregel. In de beleidsregels wordt opgenomen dat het mogelijk is om de locatie in één keer te kunnen ontwikkelen voor 300 arbeidsmigranten. Voorwaarde is dat de klankbordgroep hier positief op adviseert. Dit is gebeurd.
Artikel 17 - Locatie (huisvestingscategorie 3)
Een huisvestingslocatie in deze categorie mag zich alleen vestigen in een gebied dat is aangewezen op de kaart uit het Experiment landelijk gebied Omgevingsplan Flevoland 2006. Hierop is in paragraaf 3.2 ingegaan. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Verder moet de huisvestingslocatie direct zijn ontsloten op een erftoegangsweg.
De huisvestingslocatie ligt bij voorkeur op fietsafstand (maximaal 7,5 kilometer) van de werkplek. Als deze is gelegen aan een gebiedsontsluitingsweg moeten aanvullende attentieverhogende maatregelen worden getroffen. Het plangebied ligt middenin het glastuinbouwgebied van Luttelgeest. De ontsluiting vindt plaats op een erfontsluitingsweg met voldoende breedte. In paragraaf 2.3 is verwoord dat de ontsluiting voldoende capaciteit heeft.
Conclusie
De ontwikkeling van een huisvestingslocatie voor in totaal 300 arbeidsmigranten is daarmee passend binnen de gemeentelijke beleidsregels voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
De aanvaardbaarheid van het woonklimaat is afhankelijk van de verwachting. Deze norm ligt in een rustige woonwijk anders dan in een gemengde omgeving. Het plangebied ligt in glastuinbouwgebied, waar duidelijk sprake is van een gemengde omgeving. Immers: hier liggen (dienst)woningen en bedrijven door elkaar.
De huisvestingslocatie kan wordt beschouwd als een bijzondere woonvorm en als logiesverstrekking. Vanuit dat oogpunt kan deze worden beschouwd als een kleine woonwijk tot, in een worst-case benadering, vergelijkbaar met een kampeerterrein. Een dergelijk terrein is ingedeeld in milieucategorie 3.1, waarbij een richtafstand van 30 meter tot woningen in een gemengd gebied geldt (50 meter in rustig buitengebied).
De dichtstbijzijnde woning (Oosterringweg 14-2) ligt op meer dan 50 meter vanaf het plangebied. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden voor een kampeerterrein.
Andersom kan de huisvestingslocatie ook een belemmeringen vormen voor de bedrijfsvoering van de glastuinbouwbedrijven in de omgeving. Deze bedrijven vallen onder milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 10 meter geldt in een gemengde omgeving. Aangezien de logiesgebouwen op meer dan 10 meter vanaf de erfgrens staan, zal de huisvestingslocatie dus nooit een belemmering vormen.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Verblijfsklimaat op huisvestingslocatie
De huisvestingslocatie wordt volgens de Wgh niet aangemerkt als geluidsgevoelige functie. Het is daarom niet noodzakelijk om aan de geluidsnormen uit de Wgh te toetsen of om een hogere waarde voor het perceel vast te stellen. Omdat het wel een locatie betreft waar langdurig mensen verblijven, is het vanuit een goede ruimtelijke ordening (en daaraan ten grondslag: de volksgezondheid) van belang dat er sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Hiertoe is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 1.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de verkeersintensiteiten in de nieuwe situatie, zoals beschreven in paragraaf 2.3. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting als gevolg van verkeer op de Oosterringweg minder dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde) bedraagt. Voor de Nieuwlandseweg is uitgegaan van de absolute worst-case situatie, waarbij op deze weg 2.000 mvt/etmaal rijden. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden, maar wordt wel voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB die normaliter geldt voor nieuwe woningen in buitenstedelijk gebied. In de praktijk wordt verwacht dat de geluidsbelasting op de huisvestingslocatie als gevolg van wegverkeer op de Nieuwelandseweg veel lager ligt.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Effecten van het plan op de geluidsituatie
De toename van verkeer kan ook invloed hebben op bestaande geluidsgevoelige objecten in de omgeving. Het gaat in dit geval om een toename van 540 voertuigbewegingen per etmaal. De norm voor een significante invloed ligt op 1,5 dB. Vanaf deze toename is de invloed voor het menselijk gehoor hoorbaar.
De ontwikkeling genereert extra verkeer met een intensiteit van 540 mvt/etmaal. De huidige intensiteit op de N715 bedraagt 3.100 mvt/etmaal (geluidsbelastingskaarten Flevoland). Een criterium voor de toename van geluid is het reconstructiecriterium Wgh van 1,5 dB, wat neerkomt op een toename van 40%. De toename met 540 mvt/etmaal ligt onder deze grens en is daarmee aanvaardbaar. De effecten van de uitvoering van dit bestemmingsplan op de geluidsituatie zijn dus niet significant.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Proces van de watertoets
De ontwikkeling is via digitale watertoets (kenmerk: 20190205-37-19801, d.d. 5 februari 2019) kenbaar gemaakt bij het waterschap, in dit geval het waterschap Zuiderzeeland. Vanwege de specifieke aard van het plan is een nauwere betrokkenheid van het waterschap noodzakelijk. Hierna worden per aspect de effecten van het plan op de waterhuishouding behandeld. Dit bestemmingsplan wordt overlegd met het waterschap. Op basis van een uitgangspuntennotitie is de waterparagraaf in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. Het waterschap zal op basis hiervan, in het kader van het vooroverleg, een wateradvies sturen en wordt in deze paragraaf verwerkt.
Het aspect waterveiligheid is buiten beschouwing gelaten, omdat het plangebied niet nabij primaire of regionale waterkeringen ligt.
Wateroverlast
Streefbeeld
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.
Vertaling randvoorwaarden
De uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding in het glastuinbouwgebied zijn in het kader van het geldende bestemmingsplan (2010) in samenspraak met waterschap Zuiderzeeland ontwikkeld. Eén van deze uitgangspunten is dat, bij de realisatie van de nieuwe glastuinbouw in het plangebied, de totale oppervlakte waar kassen zijn toegestaan wordt gerekend als toename van verhard oppervlak. Hieruit is een compensatieopgave bepaald. Daarmee wordt meer berging gerealiseerd dan volgens de randvoorwaarde nodig is. De desbetreffende bestemmingsvlakken zullen niet 100% verhard (glas) worden en het reeds bestaande verhard oppervlak (o.a. de kassen) wordt op deze wijze ook meegenomen.
Daarnaast wordt een watervergunning aangevraagd voor het deelplan van fase 2 inclusief grootschalige glastuinbouw waarbinnen de huisvestingslocatie komt te liggen. Hierin wordt de afvoer van hemelwater op het oppervlaktewater meegenomen en middels de watervergunning zal worden geregeld dat de oppervlaktewatercompensatie voor het totaalplan voldoende is.
Omdat de huisvestingslocatie wordt gerealiseerd op een locatie waar op basis van het bestemmingsplan al glastuinbouw is toegestaan, dient gebruik te worden gemaakt van de berging die in het kader van het glastuinbouwgebied wordt gerealiseerd. Deze bestaat uit een watergang langs de randen van de verschillende deelgebieden, buiten het plangebied. Schoon hemelwater en vervuild hemelwater zal na behandeling worden afgevoerd op deze watergangen. Water afkomstig van de daken van de gebouwen wordt op één centraal punt verzameld en in het watersysteem van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf gepompt.
De ontwikkeling stelt op het punt van wateroverlast geen relevante wijzigingen voor ten opzichte van de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het bepalen van de waterberging in het totale gebied. In dit bestemmingsplan wordt er daarom vanuit gegaan dat er geen sprake is van een toename van verharding, waarvoor nieuwe waterberging aangelegd moet worden. Het watersysteem van het glastuinbouwgebied is en/of wordt zodanig vormgegeven dat wateroverlast wordt voorkomen. Over dit aspect vindt in het kader van de watervergunning nadere afstemming met het waterschap plaats. De aanleg van voldoende waterbering is via een voorwaardelijke verplichting gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
Goed functionerend watersysteem
Streefbeeld
Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) gewenste grond- en oppervlaktewaterwaterregime (GGOR) mogelijk. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.
Vertaling randvoorwaarden
De Kalenbergertocht is een hoofdwatergang die een belangrijke functie heeft voor de afvoer van hemelwater uit het glastuinbouwgebied. In het kader van de ontwikkeling van de glastuinbouw planfase 2 (deelfase 3 en 4) wordt een watersysteem aangelegd ten behoeve van berging voor de netto toename in verharding door deelplan 3 en 4, dat bestaat uit verschillende sloten en waterpartijen welke met elkaar in verbinding staan. Dit watersysteem watert via één beweegbare stuw af op de Kalenbergertocht met een maximale afvoer van 1,5 l/s/ha. Zoals genoemd is de bergende capaciteit van het gebied berekend op meer verharding dan dat wordt gerealiseerd ten behoeve van de huisvestingslocatie. Daarmee doet de ontwikkeling geen afbreuk aan een goed functionerend watersysteem.
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Streefbeeld
Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor. In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'.Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron.
Uitgangspunten
Conform de Waterwet (Ww) is het verboden om zonder vergunning afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm dan ook te brengen in oppervlaktewateren. Schoon regenwater mag zonder waterstaatswerk direct geloosd worden op oppervlaktewater. Indien hiervoor een voorziening zoals een drain of buis wordt aangebracht is hiervoor een vergunning nodig.
Lozingen op oppervlaktewater als gevolg van uitlogende materialen verwerkt in bouwwerken (bijv. zinken of koperen daken) zijn meldingsplichtig. Lozingen op kwetsbaar water van alle typen oppervlakken gemaakt van uitlogende materialen kunnen worden verboden door het waterschap.
Vertaling randvoorwaarden
Het verdient de voorkeur om bij de inrichting van nieuwe terreinen preventieve maatregelen te nemen die onkruidbestrijding met behulp van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding uitsluitend volgens wettelijke gebruiksvoorschriften en met wettelijk verplichte DOB-methode wordt toegepast. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt met als resultaat dat er minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen. Dit aspect valt buiten de juridische reikwijdte van dit bestemmingsplan.
Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Goed omgaan met afvalwater
Streefbeeld
Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan.
Uitgangspunten
Voor nieuw te ontwikkelen terreinen geldt dat het hemelwater niet naar een centrale rioolwaterzuivering wordt afgevoerd maar in of in de nabijheid van het plangebied wordt verwerkt. Afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.
Verontreinigingen door afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen.
Er wordt de volgende voorkeursvolgorde in het omgaan met afvalwater gehanteerd:
Vertaling randvoorwaarden
Er is voor het gehele glastuinbouwgebied onderzoek gedaan naar de meest geschikte wijze om het in het totale gebied vrijkomende afvalwater in te zamelen en de verwerken. Daarbij zijn drie opties vergeleken, namelijk afvoeren op nieuwe drukriolering, zuivering per locatie (IBA-systemen) en de aanleg van een centrale zuivering. Deze laatste zou dan ergens in de strook langs de Kalenbergertocht kunnen komen, waaronder in een deel van het plangebied.
Er is lange tijd uitgegaan van de aanleg van een rioleringsstelsel in het gebied. Dit is er echter nog niet gekomen. Op dit moment is nog niet duidelijk via welke lozingsroute het afvalwater wordt afgevoerd, de opties zijn aansluiting op bestaande gemeentelijke riolering, afvoer per as of het lokaal zuiveren via een innovatieve zuiveringsvoorziening. Over dit aspect vindt separaat van dit bestemmingsplan nadere afstemming plaats tussen initiatiefnemer, gemeente en waterschap.
Hemelwater
Streefbeeld
Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is in 2015 op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.
Uitgangspunt
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.
Vertaling randvoorwaarden
In tegenstelling tot huishoudelijk of bedrijfsafvalwater is het niet nodig om schoon hemelwater naar een centrale waterzuivering af te voeren. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken kan worden geïnfiltreerd of direct afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. In dit geval wordt hemelwater afkomstig van de schone oppervlakken direct afgevoerd op het oppervlaktewater, namelijk het watersysteem dat wordt aangelegd ter compensatie van de toename in verharding door de ontwikkelingen inzake de glastuinbouw, deelfase 2.
Onder schoon hemelwater wordt verstaan:
Het parkeerterrein heeft meer dan 50 plaatsen. Hemelwater dat vanaf dit terrein afstroomt moet beschouwd worden als vervuild. Dit hemelwater wordt in een goot rondom het parkeerterrein opgevangen en vervolgens gefilterd afgevoerd naar het oppervlaktewater, namelijk het watersysteem dat wordt aangelegd ter compensatie van de toename in verharding door de ontwikkelingen inzake de glastuinbouw, deelfase 2.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
In het kader van de ontwikkelingen binnen het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 2. Geconcludeerd is dat de locatie niet geheel vrij is van verontreiniging, maar dat de aangetroffen gehalten geen risico's voor milieu en volksgezondheid veroorzaken. Het gaat uitsluitend om licht verhoogde gehalten van de onderzochte stoffen. Vanuit de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaande geen beperkingen voor het voorgestelde gebruik en de voorgenomen bouw van het terrein.
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De (geactualiseerde) Archeologische beleidsadvieskaart die voor het grondgebied van Noordoostpolder is vastgesteld (1 oktober 2018) geeft inzicht in de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied, op basis van archeologisch onderzoek, een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. De gronden zijn daarmee vrijgegeven voor wat betreft archeologie en nader onderzoek is niet nodig. Indien bij de bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel zijn karakteristieke structuren en kenmerken in de omgeving aanwezig, zoals de laanbeplantingen en verkavelingspatronen. In dit geval worden de verkavelingspatronen gerespecteerd en worden kenmerkende erfsingels niet aangetast. Zo worden de aanwezige karakteristieken gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in een intensief productiegebied, bestemd voor glastuinbouwbedrijven. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Weerribben en De Wieden, gelegen in Overijssel. Deze gebieden liggen op ongeveer 6 kilometer ten oosten van het plangebied. Ook gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland liggen op ruime afstand.
De huisvestingslocatie heeft geen verrijkende effecten. Verkeer kan enig effect hebben, maar gelet op de vrijwel directe aansluiting op de hoofdinfrastructuur is de toename van verkeersbewegingen in de omgeving als direct gevolg van de huisvestingslocatie verwaarloosbaar. Bovendien heeft de huisvesting van arbeiders nabij de werkplek (in het glastuinbouwgebied) een gunstig effect op verkeersbewegingen. De huisvestingslocatie heeft op zichzelf geen verkeersaantrekkende werking. Het is daarom niet nodig om onderzoek naar de gevolgen van extra verkeersbewegingen op natuurgebieden uit te voeren.
Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft
Soortenbescherming
Het plangebied betreft een kavel akkerbouwgrond binnen een glastuinbouwgebied. Het betreft een intensief productiegebied waar diverse ruimtelijke ontwikkelingen spelen. Het is niet de verwachting dat het een potentieel habitat voor beschermde soorten. In het kader van de ontwikkeling van het gebied met grootschalige glastuinbouw is een oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek omvat ook het plangebied van dit bestemmingsplan. De rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat de werkzaamheden niet leiden tot aantasting van beschermde gebieden of beschermde natuurwaarden.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen, rugstreeppad en algemene zoogdieren, amfibieën en broedvogels. Voor deze soortgroepen dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. Deze zijn beschreven in de rapportage en vormen geen beperking voor de ontwikkeling van de huisvestingslocatie.
Aanvullend onderzoek rugstreeppad
Ook is er nog een aanvullend onderzoek naar de rugstreeppad uitgevoerd. Dit onderzoek heeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan alleen betrekking op de realisatie van een ontsluiting over de Kalenbergertocht. De resultaten zijn beschreven in de notitie die is opgenomen in Bijlage 4.
Op basis van het onderzoek kan het voorkomen van rugstreeppad binnen het plangebied uitgesloten worden. De bouwwerkzaamheden leiden niet tot een overtreding van de verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming. Te allen tijde dient voor overige flora en fauna rekening te worden gehouden met de Algemene zorgplicht.
Eindconclusie
De uitvoering van het bestemmingsplan veroorzaakt geen conflicten met de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten geldt de zorgplicht. Deze schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Concreet moet er, voordat er sloten worden gedempt, actie worden ondernomen om beschermde soorten de gelegenheid te geven zich te verplaatsen naar een andere leefomgeving of moeten dieren actief worden overgezet.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (onder andere Bevi, Bevb, Basisnet). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Ook ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 16 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 9 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een verslechtering van de luchtkwaliteit is veelal het gevolg van een toename van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.
Op basis van de in paragraaf 2.3 berekende maximale verkeersgeneratie (540 mvt/etmaal) valt het plan binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een ontwikkeling die geen grote verkeersaantrekkende werking heeft. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (onderdeel C en D), projectmer-plichtig (onderdeel C) of mer-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. (D10) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen. De drempelwaarde hiervoor ligt bij een activiteit met een oppervlakte groter dan 25 hectare. Dit bestemmingsplan maakt slechts een ontwikkeling op een perceel van 3 hectare mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Kenmerken van het project
Het plan omvat de bouwmogelijkheden voor huisvesting voor arbeidsmigranten. Daarmee samenhangend wordt een ontsluiting gerealiseerd. Het totale project beslaat een oppervlakte van 3,7 hectare, waarbinnen in een vlak van 2 hectare bouwmogelijkheden worden gebouwd (30%). De ontwikkeling vindt plaats in een glastuinbouwgebied, waar het accent ligt op productie en sprake is van grootschalige kassencomplexen. Op grond van het geldende bestemmingsplan kan het plangebied worden volgebouwd met kassen tot een goot- en nokhoogte van 9 en 11 meter. De ontwikkeling voorziet daarmee in een relatief kleinschalige ontwikkeling waar tevens als bebouwing is toegestaan.
Plaats van het project
De huisvestingslocatie heeft geen verrijkende effecten. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Kenmerken potentiële effecten
Een huisvestinglocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en mogelijk veranderingen in de waterhuishouding (toename verharding). Gezien de ligging van de locatie en de capaciteit van het huidige watersysteem, zijn er geen belangrijke milieueffecten te verwachten. Bij de toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten in het bestemmingsplan is nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de impact van het plan op het milieu gering is.
Conclusie
Gelet op de aard en relatief kleine omvang van het project, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten kan op voorhand worden geconcludeerd dat er hiermee geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die het opstellen van een milieueffectrapportage rechtvaardigen.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid is altijd gerelateerd aan het bestemmingsvlak en dient per geval geïnterpreteerd te worden vanuit de aard, omvang en tijd(sduur) van de ondergeschikte functie ten opzichte van de hoofdfunctie.
Door middel van aanduidingen worden op enkele specifieke locaties extra bestaande functiemogelijkheden geboden. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels en gebruiksregels opgenomen. In de bouwregels is - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
De gebruiksregels verbieden bepaalde vormen van gebruik of begrenzen toegelaten vormen van gebruik binnen een bestemming (specifieke gebruiksregels) dan wel verbieden alle gebruik in strijd met de gegeven bestemming (algemene gebruiksregels).
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (die op dit moment nog niet zijn voorzien), waaruit blijkt dat de bouw- en gebruiksregels niet voldoende zijn. In deze gevallen kan door het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouw- en gebruiksregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze vergunning wordt afgegeven na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Het plan bevat voor een aantal gevallen mogelijkheden om bestemmingen te wijzigen binnen de in de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. De gemeenteraad heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan te wijzigen. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd. Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.
Verkeer
De oostelijk gelegen ontsluiting, inclusief de brug over de Kalenbergertocht, is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming wordt voorzien in ontsluitingswegen en paden, water en groenvoorzieningen, alsmede een brug. De ontsluiting is onder een separate bestemming gebracht, omdat deze ook dienst zal doen voor toekomstige glastuinbouwbedrijven.
Wonen - Huisvesting arbeidsmigranten
De huisvestingslocatie is geregeld in de bestemming 'Wonen - Huisvesting arbeidsmigranten'. Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de huisvesting van maximaal 300 arbeidsmigranten. Aanvullend is er de mogelijkheid voor een 'tijdelijke beheerderswoning' in de vorm van een dubbel logiesgebouw voor de beheerder.
Op het plangebied is een bouwvlak gelegd dat op 10 meter van de zijdelingse en achterste (westelijke) erfgrens en aan de oostzijde om het beoogde recreatiegebouw is gelegd. Dit bouwvlak mag voor 30% bebouwd worden met logiesgebouwen en gebouwen ten dienste van recreatieve ruimten. Dit komt neer op (23.700 x 30% =) 7.110 m2. Voor de logiesgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
De aanleg en instandhouding van de erfsingel langs de westzijde van het bouwvlak is in de regels van dit bestemmingsplan gewaarborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Deze moet worden aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - erfsingel'. In de voorwaardelijke verplichting is een minimale breedte van 3 meter voorgeschreven en een plantenassortiment dat aansluit op het beplantingschema uit de handleiding 'Erfbeplanting in Flevoland', van Landschapsbeheer Flevoland.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Klankbordgroep
Vanuit het beleid van de gemeente Noordoostpolder geldt de verplichting om bij huisvestingslocatie groter dan 100 personen in het buitengebied een klankbordgroep op te richten. In deze klankbordgroep praten omwonenden en andere direct belanghebbenden mee bij de uitwerking van de plannen. Deze klankbordgroep kan zo vooraf aan de eigenlijke procedure haar wensen, zorgen en ideeën kenbaar maken.
De klankbordgroep is samengesteld en heeft in oktober 2018 een uitgebreid advies uitgebracht over de plannen. Dit advies is opgenomen in Bijlage 5. Hierin is specifiek benoemd dat de klankbordgroep gefaseerde ontwikkeling niet nodig acht. Naar aanleiding van het advies heeft de adviseur van de aanvrager een reactie opgesteld, ondersteund door nader advies ten aanzien van luchtkwaliteit en geluidhinder. Deze reactie is opgenomen in Bijlage 6. De klankbordgroep heeft na enige toelichting ingestemd met deze reactie.
Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft het wettelijk vooroverleg plaatsgevonden met de overlegpartners. Er zijn schriftelijke overlegreacties ontvangen van provincie Flevoland en waterschap Zuiderzeeland. De ingekomen reacties zijn opgenomen in Bijlage 7. Hierna volgt een samenvatting van de reactie en een antwoord daarop.
Provincie Flevoland
Provincie Flevoland heeft per mail van 14 januari 2019 gereageerd op het plan. Het plan geeft hen aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen ten aanzien van landschap, infrastructuur, water, archeologie en ecologie.
Landschap
Gelet op de toekomstig verwachte ontwikkelingen rondom het perceel waarbij het plangebied tussen twee kassen in komt te liggen, wordt er ruim omgegaan met de in het Experimentenkader benoemde voorwaarde van de omsluitende erfbeplanting. De provincie verzoekt de gemeente inzicht te geven wat er gebeurt in het scenario dat dit niet zal plaatsvinden. Daarnaast stelt de provincie dat de beukenhaag niet past in de in de Noordoostpolder gangbare plantensoorten binnen de erfbeplanting en meer in een stedelijke omgeving. Daarnaast is het onduidelijk wat er gebeurt met de fruitboomproductie rondom het erf. Als het fruit blijft staan, fungeert het als groene buffer rondom dit perceel, maar als dit verdwijnt zou een erfsingel om het gebied moeten komen.
Reactie gemeente: Erfsingels rondom bebouwde percelen zijn in de Flevoland en zo ook in de Noordoostpolder de gangbare vorm van inpassing. Echter, in glastuinbouwgebieden worden andere inrichtingsprincipes gehanteerd. Dit gebied moet als geheel zijn ingepast in het landschap. Erfsingels hebben hier geen toegevoegde waarde en kunnen bovendien nadelige gevolgen hebben voor de glastuinbouwbedrijven. Voor de kassen naast het plangebied is inmiddels een aanvraag gedaan. Deze worden in samenhang met de huisvestingslocatie ontwikkeld. Het is niet onduidelijk wat er gebeurd met de fruitbomen langs de Oosterringweg. Deze verdwijnen en maken plaats voor waterbassins en watergangen die het zicht op de huisvestingslocatie zullen afschermen. Voor het perceel Oosterringweg 14-2 een landschapsplan gemaakt op basis van soorten zoals aangewezen door Landschapsbeheer Flevoland. Hierbij geldt een aanplantverplichting. Deze aanpassingen dragen bij aan de landschappelijke inpassing van het gebied als geheel.
Als aanvulling op de beplanting op het naastgelegen perceel wordt binnen het plangebied, langs de zijde van het bouwvlak die grenst aan de Oosterringweg, een erfsingel aangelegd. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De voorgeschreven soorten sluiten aan op het beplantingschema uit de handleiding 'Erfbeplanting in Flevoland', van Landschapsbeheer Flevoland. Hiermee is een adequate landschappelijke inpassing en afscherming van de nieuwe gebouwen ook voor de toekomst gewaarborgd.
Infrastructuur
De provincie is van mening dat de voorgenomen ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande verkeersgeneratie opgevangen kunnen worden door het provinciale wegen. Er wordt opgemerkt dat er mogelijk een rotonde komt bij het kruispunt Oosterringweg / Luttelgeesterweg / Nieuwlandseweg. Hierover is ook nog geen duidelijkheid en de provincie verzoekt de gemeente de toelichting hierop aan te passen. Ook vraagt de provincie zich af hoe de hulpdiensten tegen de voorgenomen ontwikkeling van de arbeidsmigrantenwoningen aankijken. Er zal immers maar één ontsluiting zijn. Er staat in het bestemmingsplan dat er een oversteek komt over de Baarlosedwarsweg, maar die is verder niet concreet terug te vinden in het bestemmingsplan of de bijlagen. De provincie vraagt hier duidelijkheid over te geven. Tot slot spreken de tekeningen en de tekst over parkeren spreken elkaar tegen.
Reactie gemeente: De verkeersafwikkeling is onderbouwd op basis van de huidige infrastructuur en geconcludeerd is dat deze voldoende capaciteit heeft. Eventuele wijzigingen worden niet als onderdeel van de onderbouwing beschouwd. De ontwikkeling is op moment van schrijven nog niet met de hulpdiensten afgestemd. Dit wordt alsnog gedaan. Er is in geen geval sprake van een oversteek voor de arbeidsmigranten naar de Baarlosedwarsweg. Wel bestaat de mogelijkheid voor een calamiteitenontsluiting via het terrein van het naastgelegen kassencomplex. De tekst met betrekking tot de parkeersituatie is aangepast naar aanleiding van de opmerkingen.
Water
De provincie vraagt zich af in hoeverre is het voorstel van een helofytenfilter al afgestemd is met het waterschap en in hoeverre is hier rekening gehouden met voldoende ruimte reservering voor de aanleg hiervan. Afhankelijk van de beherende instantie van deze voorziening (initiatiefnemer/particulier of de gemeente) kan het ook noodzakelijk zijn een ontheffing van de zorgplicht aan te vragen bij de provincie. Dit alles dient nader uitgewerkt te worden. Daarnaast geldt dat er op dit moment ook een 'living lab' waterketen door meerdere partijen in het gebied loopt. Mogelijkerwijs kan hier afstemming mee plaatsvinden. Tot slot wordt de omgang met schoon hemelwater besproken. Gezien de vraag naar goed gietwater in dit plangebied is het van belang om ook het schone hemelwater van de daken (mede door gebruik van geen uitloogbare materialen) op te vangen in de regenwaterbassins van de kassen (in plaats van af te voeren naar het oppervlak). De provincie ziet graag nader toegelicht of dit wel of niet kan.
Reactie gemeente: Over dit aspect vindt intensieve afstemming plaats met het waterschap. Zie hierover ook de overlegreactie van het waterschap en de aanpassingen in de waterparagraaf.
Archeologie
De provincie wijst op enkele 'omissies' in de paragraaf over archeologie.
Reactie gemeente: De betreffende paragraaf is aangepast.
Ecologie
De provincie vraagt om een aanvulling in de ecologieparagraaf en verzoekt het onderzoek naar de rugstreeppad ook in de Nationale Database Flora en Fauna te zetten.
Reactie gemeente: De betreffende paragraaf is aangevuld en het onderzoek wordt in de database gezet.
Waterschap Zuiderzeeland
Het waterschap heeft op 10 januari 2019 per mail gereageerd. Hierin geeft zij aan dat op moment van schrijven nog onvoldoende duidelijkheid over de invulling van de compensatieopgave en de wijze van afvoer van het huishoudelijke afvalwater is gegeven en dat in dit kader enkele overleggen zijn voorzien. Voorstel is om de uitkomsten van deze overleggen af te wachten en daarna een aangepaste waterparagraaf aan te leveren aan het waterschap om te komen tot een waterparagraaf met een positief wateradvies.
Het waterschap vraagt de gemeente om de initiatiefnemer erop te attenderen dat sprake is van een groot opbarstrisico bij ontgravingen van minder dan 100 cm ten opzichte van het maaiveld en dat voor de planontwikkeling meldings- en/of vergunningsplichten bestaan voor handelingen in of nabij het watersysteem. Het heeft de voorkeur van het waterschap om deze planontwikkeling op te nemen in de lopende vergunningaanvraag, voor de realisatie van deelfase 3 en 4 van de glastuinbouw, in het kader van de Waterwet en Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017. Voor de lozing van schoon en vervuild (parkeerplaatsen) hemelwater van verharding dient een melding in het kader van het Activiteitenbesluit te worden ingediend. Mogelijk is een bronnering nodig bij de realisatie van de planontwikkeling, waarvoor meldplichten bestaan (onttrekking en lozing).
Reactie gemeente: De initiatiefnemer is op de hoogte gesteld en wordt actief betrokken bij de afstemming met het waterschap. De opmerkingen op de waterparagraaf zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijzen
Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 4 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is een zienswijze ontvangen. Deze zienswijze is op 9 september 2019 ingetrokken. Wel zijn twee ambtshalve wijzigingen voorgesteld. Het gaat namelijk om het borgen van de waterberging en om de categorisering van de m.e.r.-beoordeling:
1. Borging waterberging
Er is in de afstemming met het waterschap voldoende inzichtelijk gemaakt dat voor het totaalplan (inclusief de kassen tussen Baarlosedwarsweg en Oosterringweg) voldoende waterberging aanwezig is. De door het waterschap verleende watervergunning maakt deze oplossing mogelijk maar borgt niet dat de waterberging ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Om dit zeker te stellen nemen we in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op dat er alleen gebouwd mag worden indien er in het peilgebied voldoende waterberging aangelegd is - zulks ter beoordeling aan het waterschap. De toelichting en de regels van het bestemmingsplan zijn op dit punt aangepast. In de regels in lid 4.3.2 toegevoegd dat het bouwen van de gebouwen of de aanleg van verharding met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 uitsluitend is toegestaan indien in het peilgebied voldoende waterberging wordt aangelegd, in overeenstemming met een watervergunning van het waterschap Zuiderzeeland.
2. Categorisering m.e.r.-beoordeling
Voor het hele plan een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. In paragraaf 4.11 van de toelichting het ontwerpbestemmingsplan wordt abusievelijk gesproken over categorie D11. Dit moet zijn categorie D10 (aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen). De toelichting van het bestemmingsplan is op dit punt aangepast.
Vaststelling
De gemeenteraad heeft op 23 september 2019 besloten het bestemmingsplan, met inachtneming van de wijziging in lid 4.3.2, gewijzigd vast te stellen. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De initiatiefnemer heeft voor de ontwikkeling een bedrijfsplan overhandigd, waaruit de financiële haalbaarheid van het project blijkt.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van één of meer logiesgebouwen. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. In de Wro is opgenomen dat voor dergelijke bouwplannen, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten. In de overeenkomst worden afspraken gemaakt over onder andere de aanpak van het perceel en planschade. Met deze overeenkomst is het kostenverhaal anderszins verzekerd. Het stellen van nadere eisen en regels met betrekking tot grondexploitatie is daarnaast niet noodzakelijk. De gemeenteraad besluit bij de vaststelling van het plan dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.