direct naar inhoud van Planregels
Plan: Landelijk gebied, Kuinderweg 12 Emmeloord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00619-VS01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Kuinderweg 12 Emmeloord' met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00619-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00619-VS01 met de bijbehorende regels;

1.3 verbeelding

de digitale verbeelding van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Kuinderweg 12 Emmeloord;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die een woning doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder de woning opnieuw te doorkruisen of in het erf achter de woning te komen;

1.7 AGF-producten

aardappelen, groente en fruit;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten, niet zijnde (bio)gas of elektriciteit, door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenpension, manege;

1.9 agrarische bedrijvigheid

een agrarische bedrijvigheid waarbij het gebruik van agrarische gronden ter plaatse noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.10 agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden, met behulp van werktuigen;

1.11 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter levering van goederen of diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten verwerkt;

1.12 akker- en tuinbouw

de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;

1.13 akkerbouwbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van akkerbouwgewassen;

1.14 ander bouwwerk

een of meer gebouwen en of andere bouwwerken ;

1.15 ander werk

een werk, geen bouwwerk of werkzaamheden zijnde;

1.16 bebouwing

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.17 bebouwingspercentage

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.18 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 boogkas

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teelt ondersteuning voor - al dan niet bedekte - teelten;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.32 erfsingel

een strook beplanting bestaande uit struiken en bomen aan drie zijden van het erf ter begrenzing van het erf, van tenminste 6 m breed, of tenminste 3 m breed aan de zijde van een direct naastliggend erf;

1.33 erfsloot

sloot welke vanuit de oorspronkelijke inrichting van het erf altijd direct ligt of heeft gelegen langs de zij- en achterkant van het erf;

1.34 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gevellijn

de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een erf, of:

ingeval van een bestemmingsvlak, niet zijnde een agrarisch erf, de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;

1.37 grondgebonden agrarisch bedrijf

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel;

1.38 hoofdgebouw

het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;

1.39 intensieve veehouderij

een tak van een agrarisch bedrijf dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waarbij de dieren in hoofdzaak worden gehouden in gebouwde huisvesting en waarbij het niet gaat om melkrundvee, schapen, paarden of geiten. Onder intensieve veehouderij wordt niet verstaan m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten als bedoeld in bijlagen C en D van het Besluit Milieueffectrapportage 1994;

1.40 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.41 kas

opstallen van glas, of ander lichtdoorlatend materiaal, boogkassen en schermhallen met een hoogte van 1,5 meter of meer boven het maaiveld;

1.42 kavelgrens

grens van een kavel zoals die bekend is vanuit de oorspronkelijke cultuurhistorische verkavelingspatroon van de Noordoostpolder;

1.43 kavelsloot

de aanwezige sloot gelegen langs, en ter vorming van, de kavelgrens;

1.44 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.45 nevenactiviteit

ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.46 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.47 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.48 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden;

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.49 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.50 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 staat van bedrijfsactiviteiten

de staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.52 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.53 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.54 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals ondergeschikte dakopbouwen, schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Doeleinden

1. De op de plankaart als 'Agrarisch' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid:
      • - in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
      • - in de vorm van een intensieve veehouderij als nevenactiviteit,
  • b. instandhouding van de openheid van het landschap;
  • c. instandhouding van het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatroon;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van de afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende erfsloot';
  • e. extensieve openluchtrecreatie, zoals kavelpaden, en
  • f. sloten en andere watergangen.

2. Onder bedrijven als bedoeld in lid 1 zijn detailhandelsbedrijven niet begrepen, tenzij het detailhandel betreft, als nevenactiviteit, in ter plaatse voortgebrachte producten en/of in AGF (aardappelen, groente en fruit), met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mag uitsluitend worden gebouwd de bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing.

Onder die bebouwing zijn begrepen kassen, ten hoogste één woning, zijnde de bedrijfswoning, en daarbij behorende bijgebouwen.

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. andere bouwwerken. Hieronder zijn niet begrepen:

- bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo’s en andere silo’s;

- boogkassen.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 1.200 m3 bedragen;
  • c. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60° bedragen;
  • d. de goothoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet minder dan 4,5 m en niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande goothoogte minder dan 4,5 m bedraagt, de goothoogte niet minder dan de bestaande goothoogte mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een niet inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bij een bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 120 mbedragen;
  • g. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • h. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een strook van 25m vanaf de aan de wegzijde gelegen grens van het op de verbeelding aangeduide bouwvlak;
  • i. de afstand van de bedrijfswoning tot de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
  • j. de oppervlakte van kassen als bedoeld in artikel 3.2.1 mag niet meer bedragen dan 2500m2;
  • k. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven;

bebouwing   maximum goothoogte   maximum bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   9,0 m   12,0 m  
kassen   6 m   10 m  
bijbehorende bouwwerken   3,5 m   6 m  
bouwwerken voor mestopslag   --   6 m  
silo's   --   20 m  
erf- en terreinafscheiding vóór de voorgevelrooilijn   --   1 m  
overige erf- en terreinafscheidingen   --   2 m  
andere bouwwerken   --   4 m  
overige bouwwerken geen gebouw zijnde, buiten bouwvlak   --   1,5 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Overschrijding grens bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 en 3.4.3, ten behoeve van het bouwen van bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing, buiten het bouwvlak mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering door middel van een gekwalificeerd bedrijfsplan is aangetoond,
  • b. de totale oppervlakte van het bouwvlak, en de gronden aangeduid voor erfsingel en erfsloot niet meer dan 1,7 ha bedraagt, waarbij:
    • 1. de breedte van het bouwvlak, en de gronden aangeduid voor erfsingel en erfsloot niet meer dan 215 m bedraagt,
    • 2. de diepte van het bouwvlak, en de gronden aangeduid voor erfsingel en erfsloot niet meer dan 173 m bedraagt, en
    • 3. de verhouding breedte tot diepte is gelegen tussen de 1:2 en 2:1,
  • c. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en manoeuvreerruimte,
  • d. wordt voorzien in een goede inpassing van een en ander in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting, met daarbij behorende sloot, waarbij:
    • 1. de afstand van gebouwen tot het hart van de erfsloot niet minder dan 12 m mag bedragen, en
    • 2. de breedte van de erfbeplanting niet minder dan 6 m mag bedragen,
  • e. de bebouwingsmogelijkheden zoveel mogelijk achter en niet naast de hoofdgebouwen worden gesitueerd, om bebouwingslinten niet onnodig te verdichten, en het zicht op de open polder te behouden.
3.3.2 Vrijstelling silo's en bassins buiten bebouwingsvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om tot een afstand van 42 meter ten opzichte van de achterzijde van het bouwvlak af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1, ten behoeve van het bouwen van mestsilo's, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 m en ten behoeve van het bouwen van sleufsilo's, spoel- en waterbassins, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Parkeren

Het parkeren ten behoeve van de bestemming dient plaats te vinden binnen het erf.

3.4.2 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • h. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in de Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten in bijlage 1

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting erfsingel
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform het voor Kuinderweg 12 in bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, met bijbehorende toelichting.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid · 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform het voor Kuinderweg 12 in bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, met bijbehorende toelichting.
3.4.4 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van:

  • gronden binnen het bouwvlak als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, en
  • voor het bouwen van daarbij behorende, niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten en andere bouwwerken, tot een goothoogte en bouwhoogte van 3,5 m respectievelijk 6 m en een inhoud van 50 m3.
3.5.2 Ander gebruik agrarische bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bebouwingsvlak en uitsluitend als tweede tak, voor het volgende niet-agrarisch gebruik:

  • a. loonwerk- en veehandelbedrijven;
  • b. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • c. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • d. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • e. opslag en stalling van caravans, campers en boten e.d.;
  • f. kunstnijverheid, ateliers en musea;
  • g. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²; en
  • h. detailhandel gerelateerd aan het onder c en f genoemde ander gebruik tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • 1. de nevenactiviteit mag op ten hoogste 20% van het erf plaatsvinden met een maximum vloeroppervlakte van 2.000 m2,
  • 2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd,
  • 3. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden,
  • 4. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bebouwingsvlak op eigen terrein plaats te vinden,
  • 5. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden.

3.5.3 Mestverwerking en mestbewerking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het bewerken en verwerken van mest met behulp van een mestvergistingsinstallatie ten behoeve van het verkrijgen van biogas, mits:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de mestbe- en verwerking ten behoeve van het verkrijgen van biogas geen zelfstandige bedrijfsactiviteit betreft;
  • c. in geval van co-vergisting uitsluitend producten worden verwerkt, die zijn vermeld op de positieve lijst van het Ministerie van Economische Zaken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken:

  • a. als gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. als vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • c. van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit, in ter plaatse van voortgebrachten producten en/of in AGF (aardappelen, groente en fruit);
  • d. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen;
  • e. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zover niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.
  • f. de omzetting dan wel verkamering van zelfstandige woonruimte in kleinschaliger wonen dan wel onzelfstandige woonruimte.

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels

6.1 Algemene wijzigingsveboegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen in het plan te wijzigen, mits wordt aangetoond dat:

a. hiertoe dringende redenen zijn, die hen na het ter inzage leggen van het plan ter kennis zijn gekomen;

b. de wijziging het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet onevenredig schaadt.

Voorts geldt dat de geldende oppervlakte van het bij de wijziging betrokken bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden verkleind of vergroot.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.4  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Kuinderweg 12 Emmeloord'.