Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Emmeloord, Noord en Oost, Zeebiesstraat 21 en 22
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0171.BP00557-VS01
1 Inleidende regels
   
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Emmeloord, Noord en Oost, Zeebiesstraat 21 en 22’ met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00557-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan huis verbonden bedrijf
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid,
dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief,
maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te
stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende
mate de woonfunctie behouden blijft en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van
daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het
hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.8 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bebouwingspercentage
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven
gronden;
 
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,
inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend
plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan
wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel
goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
 
1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden
beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.15 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning;
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met
een dak;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond
en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
 
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;
 
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen
en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.26 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
1.27 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een
seksinrichting;
 
1.28 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
 
1.29 erf
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet
verbiedt;
 
1.30 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of
vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge
regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel eenomgevingsvergunning moet
worden aangevraagd en verleend;
 
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.32 geurgevoelig object
een locatie, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf, en die daarvoor permanent of
regelmatig worden gebruikt;
 
1.33 gevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
Met deze zijn wordt tevens bedoeld het begrip voorgevelrooilijn als omschreven in artikel
1, lid 1 van bijlage II van het besluit omgevingsrecht;
 
1.34 hoofdgebouw
het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en
uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;
 
1.35 kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.36 kantoor
een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel
financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al
dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
 
1.37 kleinschalige kinderopvang
kinderopvang voor maximaal 6 kinderen;
 
1.38 kwetsbaar object
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid;
 
1.39 landhoofd
een bouwwerk dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een brug of een
viaduct;
 
1.40 maatschappelijke voorzieningen
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze,
(kinder)opvang en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een
min of meer openbaar karakter hebben, en aan zorg gerelateerde woonvormen voor
bewoners en begeleiders, met uitzondering van een seksinrichting;
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden,
 
1.41 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
 
1.42 nutsvoorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat
opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het
belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;
 
1.43 ondergeschikte bouwonderdelen
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, zeemranden en overstekende daken
 
1.44 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden
gebruikt;
 
1.45 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en
kampeermiddelen;
 
1.46 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden
bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
1.47 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b , van de Wegenverkeerswet 1994,
alsmede pleinen, parken, plantsoenen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat
voor publiek algemeen toegankelijk is;
 
1.48 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
persoon tegen vergoeding;
 
1.49 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.50 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar;
 
1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
 
1.52 verbeelding/plankaart
  1. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;
  2. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);
1.53 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere
zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te
wijzen gevel;
 
1.54 wadi
een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;
 
1.55 woning of wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en
bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.56 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
 
1.57 woonschip een drijvend gebouw dat gebruikt wordt als woning;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 bebouwingspercentage
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; Bij woonboten gerekend vanaf de waterspiegel;
 
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel; Bij woonboten gerekend vanaf de waterspiegel;
 
2.5 de hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de
dakopbouw;
 
2.6 de hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan
het hoogste punt van de kap;
 
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van
het bouwwerk;
 
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
 
2.10 peil
  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot
    onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.
2.11 waterspiegel
de hoogte van het waterpeil.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. kunstwerken;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. evenementen;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daar onder begrepen;
  2. andere-werken;
  3. parkeerplaatsen;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  6. voet- en fietspaden;
  7. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen;
  8. ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende woonschepenligplaatsen.
3.2 Bouwregels
 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.
 
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen en speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken’ mogen geen bouwwerken opgericht worden.
Artikel 4 Tuin
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepen;
  2. ter plaatse van de het bouwvlak tevens voor gebouwen;
  3. nutsvoorzieningen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepen;
  4. parkeren ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen woonschepen;
met daarbijbehorende:
  1. loopbruggen;
  2. andere-werken;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, kades en schoeiingen hieronder begrepen.
4.2 Bouwregels
 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.
 
4.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw mag uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  3. per bouwvlak is maximaal 1 gebouw toegestaan;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  5. er mag alleen gebouwd worden met een plat dak.
4.2.2 Loopbruggen
Voor loopbruggen gelden de volgende regels:
  1. maximaal 1 per ligplaats;
  2. balustrade toegestaan tot 1,2 m boven het loopvlak.
Artikel 5 Water
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water en waterberging;
  2. waterwegen;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. evenementen;
  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – woonschepenligplaats’ tevens voor het wonen in woonschepen;
met daarbijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kades, dammen, duikers, bruggen, steigers, loopbruggen en landhoofden daar onder begrepen;
  2. andere-werken;
  3. recreatieve voorzieningen;
  4. oevers en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.
 
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonschepen worden gebouwd;
  2. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van water – woonschepenligplaats’;
  3. per aanduiding ‘specifieke vorm van water – woonschepenligplaats’ is maximaal 1 woonschip toegestaan;
  4. de lengte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 25 m;
  5. de breedte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m boven de waterspiegel, met dien verstande dat over 1/3 deel van de lengte van het hoofdgebouw een hoogteaccent van 5 m boven de waterspiegel is toegestaan;
  7. de maximale bouwhoogte mag overschreden worden door een transparante balustrade met een hoogte van maximaal 1,2 m ten opzichte van de voet van deze balustrade. Ter plaatse van een hoogteaccent zijn geen balustrades toegestaan;
  8. de maximale bouwhoogte mag overschreden worden door een tegen het hoogteaccent gebouwd transparant uitgevoerd daklicht. Het daklicht mag de hoogte van het hoogteaccent niet overschrijden.
  9. ondergeschikte bouwonderdelen zijn toegestaan zowel binnen als buiten de aanduiding ‘specifieke vorm van water – woonschepenligplaats’, de breedte van ondergeschikte bouwonderdelen mag niet meer bedragen dan 1,0m.
  10. de onderlinge afstand tussen twee hoofdgebouwen, exclusief ondergeschikte bouwdelen, mag niet minder dan 5m bedragen;
  11. de afstand van een hoofdgebouw tot de bestemming ‘Maatschappelijk’ mag niet minder bedragen dan 10m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor loopbruggen gelden de volgende regels:
  1. maximaal 1 per ligplaats;
  2. balustrade toegestaan tot 1,2 m boven het loopvlak.
Voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer dan 12 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
3 Algemene regels
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Gebruik
  1. Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.
6.2 Strijdig gebruik
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het
gebruiken of het laten gebruiken van:
  1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  3. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte;
  4. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  5. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zo ver niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.
6.3 Geoorloofd gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
  1. een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:
    1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonschip en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woonschip niet meer dan 75 m2 bedraagt;
    2. de uitstraling van het woonschip intact blijft;
    3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    6. de activiteit uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
    7. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. de eis dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  8. de maximale bouwhoogte mag overschreden worden door een tegen het hoogteaccent gebouwd transparant uitgevoerd daklicht. Het daklicht mag de hoogte van het hoogteaccent niet overschrijden.
Artikel 8 Overige regels
  
8.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Emmeloord, Noor en Oost, Zeebiesstraat 21 en 22’.