direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Plan: Bestemmingsplan Marknesse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00506-VS01

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein - 2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven zoals genoemd in categorie 3.1 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tevens bedrijven zoals genoemd in categorie 3.2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  • e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. andere-werken;
  • h. ontsluitingswegen en paden;
  • i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • m. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  • n. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  • o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  • p. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage niet zijn toegestaan.
7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

7.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet minder zijn dan 20 % en niet meer dan 70%;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij het een bedrijfsverzamelgebouw betreft;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte.
7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 7.2.1 onder c en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt verlaagd met niet meer dan 10%;
  • b. 7.2.1 onder c en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt verhoogd met niet meer dan 10%;
  • c. 7.2.1 onder d en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • d. 7.2.1 onder f en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot met niet meer dan 2 m;
7.3.2 Afwegingskader
  • a. Een in 7.3.1 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien aannemelijk wordt gemaakt dat de bedrijfsactiviteiten gelet op de aard van het bedrijf grotendeels niet in bedrijfsgebouwen kunnen plaatsvinden, dan wel dit niet wenselijk is.
  • b. Een in 7.3.1 onder b t/m d genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, van een hogere categorie zijn, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
7.5.2 Afwegingskader

Een in 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.