direct naar inhoud van Artikel 4 Tuin
Plan: Marknesse, Zuid - fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00499-VS01

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. andere-werken;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet mee dan 2 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 en in combinatie met het bepaalde in lid 4.4toestaan dat ten dienste van de aangrenzende woonbestemming een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte, een diepte van niet meer dan 1,5 m en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.

4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en in combinatie met het bepaalde in 4.3 toestaan dat gebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming worden gebruikt.

4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.