direct naar inhoud van Artikel 8 Woongebied - Uit te werken
Plan: Wellerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00479-VS01

Artikel 8 Woongebied - Uit te werken

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Wonen

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen. al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. wegen, paden en ontsluitingen;
  • c. groen;
  • d. water;
  • e. sport- en speelvoorzieningen ten behoeve van een golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1;

en bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, (ecologische) oeverstroken, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, steigers, vlonders, aanlegplaatsen, beschoeiingen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbaar vervoer-voorzieningen en parkeervoorzieningen.

8.1.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning nimmer meer dan 75 m² bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend.
8.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 8.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er wordt gestreefd naar een rustig woon- en recreatiegebied met een landelijk karakter;
  • b. de bebouwing wordt verspreid gebouwd;
  • c. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde, mag niet worden overschreden;
  • d. een bodemonderzoek moet zijn verricht en/of bodemsanering moet hebben plaatsgevonden;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan mogelijke archeologische waarden;
  • f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de waterhuishouding, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3 Bouwregels
8.3.1 Algemeen

Op de voor Woongebied - Uit te werken aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 165.
8.3.2 Specifieke bouwaanduiding - 1

Voor de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1 gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 75;
  • b. woningen mogen uitsluitend vrijstaand gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • d. het percentage aan groen en water mag niet minder bedragen dan 15%;
  • e. ten behoeve van de sport- en speelvoorzieningen ten behoeve van een golfbaan dient de economische en milieuhygiënische uitvoerbaarheid te zijn aangetoond.
8.3.3 Specifieke bouwaanduiding - 2

Voor de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2 gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan 30;
  • b. woningen mogen vrijstaand of gestapeld gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van woningen mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • d. het percentage aan groen en water mag niet minder bedragen dan 10%.
8.3.4 Specifieke bouwaanduiding - 3

Voor de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 3 gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan 12;
  • b. woningen mogen uitsluitend vrijstaand gebouwd worden;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 2;
  • d. in tegenstelling tot het bepaalde in lid 8.3.4 onder c is voor maximaal 40% van het dakoppervlak een derde bouwlaag toegestaan met een maximale bouwhoogte van 9,5 m, met dien verstande dat deze plat afgedekt is;
  • e. de onderlinge afstand tussen woningen mag niet minder bedragen dan 40 m;
  • f. het percentage aan groen en water mag niet minder bedragen dan 50%.
8.3.5 Bouwverbod

Op de gronden met de in lid 8.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van wonen worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2 van dit artikel.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.3.5 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen op of in de gronden, indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp uitwerkingsplan danwel een vastgesteld, maar nog niet rechtsgeldig uitwerkingsplan.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • b. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
8.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. toegestaan zijn ter realisatie van deze bestemming.
8.5.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. voorafgaand aan het uitvoeren van de in lid 8.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.