direct naar inhoud van 2.3 Rijksbeleid
Plan: Creil-Oost fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00457-VS01

2.3 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de "Nota Ruimte". De Nota Ruimte zal hét ruimtelijke beleid van het kabinet gaan bevatten en wordt zo veel meer een integraal product. Het kabinet heeft deel 3 van de planologische kernbeslissing (PKB) Nota Ruimte (het kabinetsstandpunt) - na overleg met de medeoverheden en andere relevante partijen - in april 2004 vastgesteld en de Vaste Commissie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van de Tweede Kamer heeft de Nota Ruimte onder meer op 17 januari 2005 behandeld. De Eerste Kamer ging akkoord op 17 januari 2006.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  • versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten);
  • krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  • waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  • veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. In de Nota Ruimte geeft het kabinet aan welke waarden overal ten minste gegarandeerd worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze Ruimtelijke Hoofdstructuur liggen een aantal belangrijke structuren (stedelijke netwerken, Ecologische Hoofdstructuur), projecten (Zuiderzeelijn, Schiphol) en gebieden (nationale landschappen) die het rijk van nationaal belang acht. Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid. Noordoostpolder behoort niet tot de Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.

Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1)

In de Realisatieparagraaf nationaal Ruimtelijk Beleid heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Een nationaal belang dat vraagt om een toelichting is het belang verstedelijking, i.c. uitleglocaties buiten het bestaand stedelijk gebied. Uitbreidingslocaties moeten altijd in samenhang met de opties binnen bestaand stedelijk gebied worden bekeken. De SER-ladder biedt een bruikbaar redeneerschema om hieraan invulling te geven. Het schema kan een zorgvuldige afweging en duurzaam ruimtelijkgebruik ondersteunen.

De SER-ladder ziet toe op zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik. Hiertoe moet, alvorens besloten wordt tot uitbreiding, eerst onderzocht worden of inbreiding en/of herstructurering binnen het stedelijk gebied oplossing biedt voor de vraag naar ruimte voor wonen.

Creil is een klein dorp met 645 woningen. Het dorp kent een overzichtelijke en logische opbouw welke (op de uitbreidingen na) nog (redelijk) oorspronkelijk is. Ruimte voor inbreiding is er niet. Wel heeft in het verleden (ondanks haar jonge bestaan) al herstructurering plaatsgevonden. Op de locatie van een vrijgekomen is school is woningbouw gepleegd en de RK kerk heeft een nieuwe functie gekregen in de vorm van een multifunctioneel centrum. Wat resteert is uitbreiding, om aan de vraag naar woningbouw te kunnen voldoen. Een en ander in overeenstemming met de gemeentelijke Woonvisie. In het verleden is een start gemaakt met uitbreiding via Creil Oost fase 1. De nu voorgestelde woningbouw Creil Oost fase 2 is een logisch vervolg hier op.