direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 10e wijziging Tuindersweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991316-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Sinds 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoningen in werking. De wet regelt dat (voormalige) agrarische bedrijfswoningen (die tevens door derden mogen worden bewoond) niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarisch bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Het aanwijzen van plattelandswoningen is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder (2014) is gebleken dat in het gebied veel bedrijfswoningen aanwezig zijn, die in feite voor burgerbewoning gebruikt worden en waarbij geen sprake meer is van een tuinbouwbedrijf dat in werking is. Naar aanleiding van ingediende zienswijzen is door de gemeenteraad van Kampen besloten om onder voorwaarden deze objecten in aanmerking te laten komen voor plattelandswoning ('specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning'). Daartoe is in artikel 3.6.1 onder b in de planregels van het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op basis van deze wijzigingsbevoegdheid kan medewerking worden verleend aan de omzetting naar een voormalig agrarische bedrijfswoning, wanneer voldoende gegarandeerd is dat de gronden buiten de aangegeven zone beschikbaar zijn voor (glas)tuinbouw. Dit besluit is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders.

1.1.1 Principe uitspraak gemeente Kampen

De bedrijfswoning heeft met de verkoop van aangrenzende tuinbouwgronden en bedrijfsbebouwing de bedrijfsfunctie reeds verloren. Op 14 september 2020 is er een principe verzoek ingediend, waarbij gevraagd is om medewerking te verlenen voor het toestaan van gebruik van de bedrijfswoning als voormalig agrarische bedrijfswoning door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen. Op 18 december 2020 heeft de gemeente Kampen een principe uitspraak gedaan, waarin de bereidheid tot het omzetten naar voormalig agrarische bedrijfswoning is afgegeven (Bijlage 1).

1.1.2 Ruimtelijke Onderbouwing

Deze Ruimtelijke Onderbouwing is met het oog op de omzetting van bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning opgesteld, als toelichting van het benodigde wijzigingsplan.

1.2 Uitgangspunten en doel

1.2.1 Polder De Koekoek

Het plangebied is gelegen in de polder De Koekoek. De Koekoekspolder ligt ten noordoosten van IJsselmuiden en Grafhorst. De polder ligt daarnaast in de noordwesthoek van de Mastenbroekerpolder. Aan de noordzijde van de Koekoekspolder ligt de Kamperzeedijk met daarachter het Ganzendiep en het Kampereiland.

De Koekoekspolder is als aparte eenheid ontstaan ten tijde van de drooglegging. In feite is de polder De Koekoek het laatste vierkant binnen het schaakbordpatroon van de polder Mastenbroek dat drooggelegd is. Deze droogmaking geschiedde pas in 1911 tezamen met Zwijnsleger, nadat in 1907-1909 het gemaal De Rambonnet was gebouwd. In 1958 zijn de waterschappen van De Koekoek en Mastenbroek samengevoegd. Inmiddels is de polder De Koekoek uitgegroeid als modern glastuinbouwgebied waarbinnen eveneens voormalige agrarische bedrijfswoningen zijn gelegen. Het plangebied waarop deze Ruimtelijke Onderbouwing betrekking heeft ligt aan de westzijde van het glastuinbouwgebied De Koekoek (aangeduid met een gele ster).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied binnen Polder De Koekoek (bron: toelichting bestemmingsplan Glastuinbouwgebied De Koekoekspolder (2014). Kaart is bewerkt)

1.2.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied betreft de percelen aan de Tuindersweg 2, 8271 PK te IJsselmuiden. De percelen (zie bijlage 2 uittreksel kadastrale kaart) zijn kadastraal bekend als:

Sectie   Perceel nummer   Oppervlakte   Plaats   Gemeente  
I   750   366 m2   IJsselmuiden   Kampen  
I   751   636 m2   IJsselmuiden   Kampen  
I   752   700 m2   IJsselmuiden   Kampen  
I   2829   643 m2   IJsselmuiden   Kampen  

De cultuurgronden, bedrijfsbebouwing en tuinbouwkassen die behoorden tot het voormalige bedrijf zijn gesitueerd op het kadastrale perceel sectie I perceel nummer 2828. Inmiddels is dit perceel verkocht en in eigendom van de bewoners van Tuindersweg 2a. De Bewoners hebben de grond en bebouwing in gebruik voor hun eigen kwekerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0002.png"

Afbeelding 2: Overzicht foto van locatie (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0003.png"

Afbeelding 3: (globale) begrenzing van perceel Tuindersweg 2 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl. Kaart is bewerkt met een rode globale begrenzing)

1.2.3 Beschrijving van de bestaande situatie

Op de percelen staat een woning en enkele bijbehorende bouwwerken, die gebruikt worden als garage en berging. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats. Aan de overzijde van Tuinderweg 2 staat een voormalig agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken (voor dit perceel is in 2019 een Wijzigingsplan onherroepelijk vastgesteld, waarmee het een voormalig agrarische bedrijfswoning is geworden). Aan de linkerzijde van Tuindersweg 2 staan de kassen van een aardbeienkweker. Aan de achterzijde staan de voormalig bij de woning behorende kassen, die inmiddels verkocht zijn aan de eigenaren van Tuindersweg 2a. Aan de rechterzijde staat de bedrijfswoning van de eigenaren van Tuindersweg 2a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0004.png"

Afbeelding 4: Foto voor- en linkerzijaanzicht van de woning (bron: eigen foto)

1.2.4 Beschrijving van de toekomstige situatie

Op dit moment is er sprake van één woning met bijbehorende bouwwerken. Na de wijziging zal er nog steeds sprake zijn van één woning met bijbehorende bouwwerken. Aan de feitelijke situatie veranderd dus niets.

1.3 Bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 10e wijziging Tuindersweg 2' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991316-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.4 Vigerende planologische situatie

Er is een vigerend bestemmingsplan die betrekking heeft op het plangebied. Daarnaast zijn er een tweetal paraplubestemmingsplannen die relevant zijn voor het totale grondgebied van de gemeente Kampen en daarmee ook voor het plangebied.

Plan benaming   Vastgesteld   Status   Identificatie   
Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014   30 april 2015   Onherroepelijk   NL.IMRO.0166.00991062-VB02  
Parkeren (parapluplan)   28 maart 2019   Onherroepelijk   NL.IMRO.0166.00991237-VB01  
Zorg en Wonen: Woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning (parapluplan)   17 december 2020   Vastgesteld   NL.IMRO.0166.00991291-VB01  
1.4.1 Bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014
1.4.1.1 Bestemming

Het plangebied heeft binnen het vigerende bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' (hierna eveneens moederplan) de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Binnen dit moederplan is daartoe het volgende opgenomen:

“De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van de volgende agrarische bedrijven;
  • 1. glastuinbouwbedrijven;
  • 2. vollegronds tuinbouwbedrijven;
  • 3. intensieve kwekerijbedrijven;
  • 4. een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • 5. intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • b. agrarische loonwerkbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • c. bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in bijlage 1 Aanvullende bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';
  • d. aardwarmte-energiebedrijven voor de levering van energie aan glastuinbouwbedrijven uit aardwarmte;
  • e. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. een voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning';
  • h. bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt;

  • i. het gebruik van gebouwen en/of gronden tot een totale maximale bruto-vloeroppervlakte van 40 m2 voor:
  • 1. bed&breakfast;
  • 2. beroeps en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in Bijlage 2 Lijst beroep en bedrijf aan huis, dan wel beroeps en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen;
  • 3. de verkoop van streekeigen producten;
  • j. collectieve voorzieningen ten behoeve van de regulering van de water- en energiehuishouding;
  • k. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  • l. agrarische cultuurgronden;
  • m. wegen en paden;
  • n. terreinen en inritten;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. tuinen en erven."
1.4.1.2 Gebiedsaanduiding

De percelen zijn aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' en daarvoor geldt een wijzigingsbevoegdheid om een voormalige bedrijfswoning te gebruiken als voormalige agrarische bedrijfswoning. Conform het vigerende bestemmingsplan (moederplan) kunnen Burgemeester en wethouders de bestemming wijziging (artikel 3.6.1 onder b):

“Voor het toestaan van het gebruik van een bedrijfswoning als voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2', door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning' aan de gronden te geven, onder de voorwaarden dat:

  • 4. De woning niet meer als bedrijfswoning in gebruik is;
  • 5. Gegarandeerd is dat de (voorheen) in eigendom zijnde gronden buiten de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' gebruikt kunnen worden ten behoeve van de (glas)tuinbouw en de op deze gronden aanwezige bebouwing wordt gesloopt, dan wel gebruikt wordt ten behoeve van de (glas)tuinbouw, waarbij het opnemen van een voorwaardelijke verplichting op deze gronden een mogelijkheid is;
  • 6. Er geen sprake is van nadelige gevolgen voor omringende glastuinbouwbedrijven;
  • 7. Wanneer van toepassing, het persoonsgebonden overgangsrecht zoals opgenomen in Bijlage Persoonsgebonden overgangsrecht uit de bijlage wordt verwijderd."

Relatie met het initiatief:

Aan de voorwaarden die verbonden zijn aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen is in artikel 3.6.1 onder b van het moederplan, wordt voor de betreffende percelen van Tuinderweg 2 voldaan.

  • 1. De woning is al enige tijd niet meer in gebruik als bedrijfswoning. Daarmee kan worden vastgesteld dat deze functioneel niet meer met het achterliggende tuinbouwbedrijf is verbonden;
  • 2. Het kassencomplex en cultuurgrond is verkocht aan de eigenaren van Tuindersweg 2a en zal worden gebruikt ten behoeve van hun kwekerij;
  • 3. Er zijn geen nadelige gevolgen voor omringende glastuinbouwbedrijven;
  • 4. Dit is voor Tuindersweg 2 niet van toepassing.
1.4.1.3 Dubbelbestemming Leiding

Aan de zuidelijke rand van het plangebied ligt een elektriciteitsleiding. Deze leiding heeft binnen het moederplan de dubbelbestemming 'Leiding'. De leiding ligt ver buiten het bouwvlak. Binnen het bestemmingsplan is daartoe het volgende opgenomen:

“De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • 1. ondergrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen."

Relatie met het initiatief:

Zie onder externe veiligheid paragraaf 4.2.8.

1.4.1.4 Dubbelbestemming Waarde-Landschap

De gronden hebben ook een dubbelbestemming, namelijk 'Waarde - Landschap'. Daartoe is het onderstaande binnen het bestemmingsplan opgenomen:

“De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, bescherming en/of herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komen in de landschappelijke waarden c.q. structuurdragers van de Koekoekspolder:

  • 1. het landschappelijke casco van bebouwingslinten en tochten;
  • 2. het historische dijklichaam van de Oudendijk met karakteristieke profiel (bestaand uit een flauw talud en de boomstructuur op de dijk) liggend tussen de Tuindersweg en de Hartogsweg."

Relatie met het initiatief:

Bij de voorgenomen wijziging van bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning is geen sprake van wijzigingen of aantastingen van de beschermde waarden. Vanuit het aspect 'Natuur- en Landschap waarden” is geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan.

1.4.1.5 Functieaanduiding

Een klein deel van het perceel sectie I perceel nummer 751 de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aanvullende activiteit'. In bijlage 1 van het bestemmingsplan is daartoe de volgende activiteit weergegeven:

Adres   Activiteit  
Tuindersweg 2 te IJsselmuiden   ondergeschikte detailhandel in bloemen > 40 m2  

Relatie met het initiatief:

Bij de voorgenomen wijziging, waarbij het perceel de functieaanduiding 'Voormalig agrarische bedrijfswoning' krijgt, zal de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aanvullende activiteit' komen te vervallen.

1.4.1.6 Regels

Het bouwvlak betreft het gebied dat gelegen is achter het verlengde van de voorgevel van de woning. De ruimtelijke regels blijven bij de wijziging van bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning intact. Er is geen sprake van het wijzigingen (vergroten, verkleinen en/of verplaatsen) van het bouwvlak. Daarnaast blijven de ruimtelijke regels bij de wijziging van het bestemmingsplan in tact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0005.png"

Afbeelding 5: Uitsnede van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Parkeren (parapluplan)

De gemeente Kampen heeft in 2019 een Paraplubestemmingsplan Parkeren onherroepelijk vastgesteld. De aanleiding hiervoor is de grondslag in de Woningwet, waarbij de stedenbouwkundige voorschriften (waarmee eveneens de regels voor het parkeren en laden en lossen geregeld waren) in de bouwverordening zouden komen te vervalen.

Gemeenten hebben hierbij de mogelijkheid om het aspect 'parkeren' te regelen in een zogenaamde paraplubestemmingsplan Parkeren. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat bij de invulling van het begrip ”voldoende parkeergelegenheid” aan het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen moet worden getoetst. Er dient daarom expliciet te worden verwezen naar een parkeerbeleid. Dit is in dit geval de “Nota parkeernormen gemeente Kampen' (vastgesteld op 19 februari 2019) en de eventuele wijzigingen hierop.

Relatie met het initiatief:

Zie onder Verkeer en parkeren in paragraaf 4.2.12.

1.4.3 Zorg en Wonen: Woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning (parapluplan)

Op dit moment heeft de Gemeente kampen een paraplubestemmingsplan Zorg en Wonen als Ontwerp bestemmingsplan in procedure. In de gemeente Kampen is de laatste jaren sprake van een toename van splitsing van woningen in meerdere woningen en omzetting van woningen naar meerdere kamers ten behoeve van onder andere kamerverhuur en zorgwoningen. Met name voor de historische binnenstad van de gemeente kampen waren de gevolgen goed zichtbaar. Om alvast te voorkomen dat deze specifieke woonvormen met zorg zonder passende regulering realiseerbaar blijven, heeft de raad op 5 september 2019 een voorbereidingsbesluit genomen voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Op 25 augustus 2020 heeft gemeente een ontwerp bestemmingsplan in procedure gebracht.

Relatie met het initiatief:

Aan de feitelijke situatie veranderd niets. Er is geen sprake van het splitsen van de woning in meerdere wooneenheden.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 In hoofdstuk 1 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied waarvoor de aanvraag betrekking heeft;

Hoofdstuk 2 In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het toepasselijke ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Kampen;

Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 is gewijd aan de ruimtelijk relevante uitvoeringsaspecten;

Hoofdstuk 4 In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 5 De juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk5 . Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;

Hoofdstuk 6 In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de inspraak en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor de binnenstad van Kampen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie en Infrastructuur & Ruimte SVIR

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het rijk hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer dan voorheen aan provincies en gemeenten overgelaten. Zo bevat het SVIR geen beleid meer met betrekking tot het landschap en de landbouwontwikkelingsgebieden (waaronder het concentratiegebied voor de glastuinbouw De Koekoekspolder). Het rijk richt zich uitsluitend op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het rijk in de SVIR drie nationale doelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het SVIR meer bevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het rijk beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Relatie met het initiatief:

De Structuurvisie en Infrastructuur & Ruimte SVIR laat zich niet specifiek uit over lokale ontwikkelingen. De voorgenomen wijziging van bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning raakt geen rijks belangen als opgenomen is in deze Structuurvisie. Een verdere toelichting is daarom niet relevent.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Binnen de SVIR is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. In 2017 is deze ladder gewijzigd. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Om een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is de noodzaak aanwezig om inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. Daartoe is in de Bro in artikel 1.1.1. een definitie opgenomen.

Relatie met het initiatief:

Met betrekking tot de motiveringsvereisten ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking kan geconcludeerd worden dat deze van toepassing is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De voorgenomen wijziging heeft betrekking op een bestaande situatie in het buitengebied van IJsselmuiden en is daarmee geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het aantal aanwezige woningen blijft gelijk. In voorliggend geval is de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet van toepassing.

2.1.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen uit de SVIR vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld (met een aanvulling op 28 augustus 2012) en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.

Relatie met het initiatief:

Het wijzigingsinitiatief maakt geen onderdeel uit van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. De Barro is voor het wijzigingsplan niet van belang. Een verdere toelichting en motivering is daarom niet relevant.

2.1.4 Nationaal Landschap IJsseldelta

Het Nationaal Landschap IJsseldelta is één van de twintig nationale landschappen. Binnen dit Nationaal Landschap staat 'behoud door ontwikkeling' centraal. Dat betekent dat ontwikkelingen niet onmogelijk zijn, maar dat de ontwikkelingen geen afbreuk moeten doen aan de kwaliteiten en kenmerken van het nationale landschap. De Koekoekspolder is het enige geconcentreerde glastuinbouwgebied in de provincie. In de afgelopen jaren heeft de glastuinbouw een enorme groei doorgemaakt en deze groei zal naar verwachting ook de komen jaren doorgaan. De glastuinbouw is belangrijk voor de regionale economie en de werkgelegenheid. Doordat het gebied in Nationaal Landschap IJsseldelta ligt zijn er wel restricties aan die groei.

Relatie met het initiatief:

Het plangebied ligt in Nationaal Landschap IJsseldelta. Het voorgenomen wijziging van bedrijfswoningen naar voormalig agrarische bedrijfswoning doet geen afbreuk aan de kwaliteiten en kenmerken van het nationale landschap. Een verdere toelichting en motivering is daarom niet relevant.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in een aantal beleidsplannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2017.

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel 2017 Beken kleur

Het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving van Overijssel is aangegeven in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur'. De Omgevingsvisie Overijssel 2017 is op 12 april 2017 vastgesteld. In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De provincie geeft aan welke ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe de provincie deze wil realiseren.

De Omgevingsvisie bestaat uit drie delen: een deel Visie, een deel Beleid en een deel Uitwerking. Naast de 'Omgevingsvisie Overijssel 2017', is er de 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' en de 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, namelijk:

  • 1. Generieke beleidskeuzes
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven
  • 3. Gebiedskenmerken

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0006.png"

Afbeelding 6: Schematische weergave van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Omgevingsvisie Provincie Overijssel)

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Hierbij wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt er een toets plaats aan de zes in de omgevingsvisie aangegeven ontwikkelingsperspectieven voor de groene- en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent door vertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Koekoekspolder in de Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie wordt op het hoogste abstractieniveau het beleid gegeven over de Koekoekspolder. In het beleid wordt aangegeven dat de Koekoekspolder een gebied is van ca. 500 ha, waar ruimte is voor ca. 250 ha kassen. Een verdere uitbreiding van de glastuinbouw richting het Nationaal Landschap IJsseldelta (Mastenbroekerpolder) wordt niet toegestaan. De Provincie zorgt samen met de gemeente en andere partners voor een goede inrichting en beeldkwaliteit van de overgangszone Koekoekspolder en het Nationaal Langschap. In de overgangszone is tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid wel mogelijk maar glastuinbouw niet. Buiten de Koekoekspolder en buiten bestaande glastuinbouwbedrijfslocaties zijn er geen mogelijkheden voor uitbreiding en/of nieuwe vestigingen van glastuinbouwbedrijven.

Relatie met het initiatief:

De voorgenomen wijziging van agrarische bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning, waarbij de feitelijke situatie niet wijzigt doet geen afbreuk aan de beleidslijn en is daarmee niet in strijd met de Omgevingsvisie Overijssel 2017.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

De omgevingsverordening Overijssel ziet voor de Koekoekpolder toe op het tegengaan op de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven buiten het gebied.

Relatie met het initiatief:

De voorgenomen wijziging van agrarische bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning, waarbij de feitelijke situatie niet wijzigt is niet in strijd met de Omgevingsverordening Overijssel 2017.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document. De Structuurvisie Kampen spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente. Naast de huidige waarden en beschrijving van knelpunten voor de stad en de omringende landschappen, komen ook gewenste ontwikkelingen en toekomstige kwaliteiten aan bod. De structuurvisie geeft aan dat landbouw in de economie van Kampen, IJsselmuiden en omgeving een belangrijke rol speelt en dat ook wordt ingezet om dit te versterken. Een belangrijk middel hiervoor is de doorontwikkeling van het glastuinbouwgebied Koekoekspolder. Dit overloopterrein voor glastuinbouw uit de Randstad moet (planologisch gezien) in 2016 geheel ontwikkeld kunnen worden met kassen. In de Structuurvisie worden een aantal pijlers genoemd waaraan in de Koekoek aandacht besteedt moet worden zoals: versterking landschappelijke kwaliteit, duurzame energievoorziening en waterberging. In de Structuurvisie Kampen 2030 is de Koekoekspolder aangegeven als glastuinbouwontwikkelingsgebied.

Relatie met het initiatief:

Onderliggend plan doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten van het gebied omdat de feitelijke situatie niet wijzigt.

2.3.2 Landschapontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is op 25 november 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Het LOP is gericht op behoud en versterking van de kenmerkende gebiedswaarden in de verschillende IJsseldeltalandschappen. Uitgangspunt hierbij is de doorontwikkeling van de beeldstructuur in vlakken (polders), lijnen (dijken en wateren) en punten (kernen, woon- en werkgebieden, infrastructuur). Zwakke plekken moeten weer worden verstevigd en samenhang in verscheidenheid aangebracht door middel van beheer, herstel en nieuwe aanleg van landschapselementen. De ontwikkelingslijn voor de Koekoekspolder is als volgt omschreven: vestiging van glastuinbouw in de Koekoekspolder overeenkomstig de Omgevingsvisie Overijssel en behoud van de kernkwaliteiten van de Mastenbroekerpolder; het tegengaan van lichthinder door de tuinbouwsector; de ontwikkelingsruimte voor de glastuinbouw wordt gevonden binnen De Koekoekspolder zelf; in de overgangszone Koekoekspolder - Mastenbroekerpolder komt geen uitbreiding van glastuinbouw. Deze overgangszone krijgt een groen karakter, gericht op een goede inpassing in Nationaal Landschap IJsseldelta. Daarin kan tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid wel een plek krijgen, evenals waterberging; in het Ontwikkelingsperspectief Nationaal Landschap IJsseldelta wordt nadrukkelijk de aandacht gevestigd op duurzame energie.

Relatie met het initiatief:

De voorgenomen wijziging van agrarische bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning, waarbij de feitelijke situatie niet wijzigt is niet in strijd met het Langschapontwikkelingsplan (LOP).

2.3.3 Extern veiligheidsbeleid

Op 29 mei 2013 heeft de gemeente Kampen Extern veiligheidsbeleid vastgesteld. De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Het beleid heeft als doel om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en op welke wijze er met toekomstige risico's dient te worden omgegaan. De risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit de inventarisatie die uitgevoerd is ten tijde van het opstellen van het beleid blijkt dat zich in de gemeente Kampen relatief weinig risicobronnen bevingen. In totaal kent de gemeente 8 Bevi-inrichtingen en 8 inrichtingen (ie vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag. Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. In 2001 heeft de gemeente een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook zijn de ontheffingsroutes bepaald. Op basis van de inventarisatie is geconstateerd dat er binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Uit de inventarisatie is wel gebleken dat er een aantal situaties zijn waarbij er een verhoogd risico is voor groepen (groepsrisico). Tevens vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is niet altijd mogelijk om bij bestaande situaties bepaalde uitgangspunten en ambities toe te passen. Daarom geldt voor bestaande situaties dat deze worden geaccepteerd als er voldaan wordt aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Als dit niet het geval is, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van bron- en effectmaatregelen en daarna saneringsinstrumenten. Hulpdiensten dienen bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit indien er sprake is van het overschrijden van de oriënterende waarde van het groepsrisico. Hierbij wordt indien noodzakelijk advies gevraagd van de regionale brandweer. In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. De toename van het groepsrisico door risicobronnen is daarnaast niet toegestaan.

Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • 1. er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • 2. de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • 3. de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

Relatie met het initiatief:

Op het aspect 'Externe Veiligheid' wordt nader ingegaan in paragraaf 2.4.7.

2.4 Relatie van het initiatief met het beleidskader

Geconcludeerd wordt dat de wijziging van het bestemmingsplan conform artikel 3.6.1 onder b van het moederplan niet strijdig is met de uitgangspunten uit het rijk,- provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Algemeen

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. In dat kader dient te kunnen worden aangetoond dat de wijziging van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt onder meer het toekomstige gebruik afgezet tegen ruimtelijke en milieukundige omstandigheden ter plaatse en in de omgeving. In het volgende hoofdstuk vindt deze toets plaats.

3.2 Ruimtelijke- en milieuaspecten

3.2.1 Milieu in algemene zin

Het toestaan dat de bedrijfswoning Tuindersweg 2 wordt gebruikt als voormalige agrarische bedrijfswoning verandert niets aan de feitelijke ruimtelijke situatie. Op dit moment is er al sprake van milieugevoelige activiteit. Ten aanzien van de uitkomsten van de (in het moederplan 'Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014' vervatte) onderzoeken voor wat betreft milieu, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie, verkeer, kabels en leidingen geldt dat deze onverkort van kracht blijven.

3.2.2 Bedrijven en Milieuzonering

Als er een balans is tussen milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten kan er gesproken worden over een goed woon- en leefklimaat. Beoordeeld dient te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen, die eventueel kunnen worden gehinderd door de voorgenomen wijziging of visa versa. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De indicatieve afstanden hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

Een voormalig agrarische bedrijfswoning is een plattelandswoning, die door derden (die geen functionele binding met een bedrijf hebben), mag worden bewoond. Dit is mogelijk omdat aan een plattelandswoning een lager beschermingsniveau wordt toegekend dan aan een reguliere burgerwoning. De speciale status voor voormalige agrarische bedrijfswoning (plattelandswoning) is geregeld in de Wet plattelandswoning en eveneens in het Activiteitenbesluit welke op 1 maart 2014 aangepast in werking is getreden.

Toetsing van het initiatief:

De richtafstanden, zoals deze in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, zijn indicatief. Dat wil zeggen dat zij in beginsel kunnen worden aangehouden als afstand, waarbij geen milieuhinder optreedt. Er kan echter gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden, indien dit uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gerechtvaardigd is. Daarbij is de afstand afhankelijk van het soort gebied waarin het plangebied gelegen is. De Handreiking Bedrijven en Milieuzonering (VNG brochure) is hierbij een hulpmiddel. De voormalig bij de bedrijfswoning behorende bedrijfsbebouwing betreft bebouwing ten behoeve van tuinbouw. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter binnen een rustige woonwijk of rustig buitengebied (30 meter betreft de grootste afstand en heeft betrekking op het aspect geluid). Echter, het plangebied is gelegen in een gemengd gebied. Op basis hiervan mag dan ook een afstand aangehouden worden van 10 meter.

De afstand tussen de voormalige bedrijfsbebouwing alsmede naastgelegen bedrijfsbebouwing en de huidige woning is binnen de huidige feitelijke situatie reeds kleiner dan 30 meter. De afstand tussen de voormalige bij het perceel behorende bedrijfsbebouwing (huidige bedrijfsbebouwing van Tuindersweg 2a) tot het hoofdgebouw van de woning betreft ca. 25 meter. De afstand tussen de naastgelegen bedrijfsbebouwing (Tuindersweg 2-1) tot het hoofdgebouw van de woning betreft ca. 18 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter.

Het aspect 'Milieuzonering' vormt geen bezwaar tegen voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan door de toevoeging van de functieaanduiding 'Voormalig agrarische bedrijfswoning'. Eveneens is er geen sprake van een nieuw milieu gevoelig object. De toepassing van de voorgenomen aanduiding 'voormalig agrarische bedrijfswoning' vormt tevens geen belemmering voor de omliggende bedrijven en diens bedrijfsvoering.

3.2.3 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming en het bijbehorende Besluit bodemkwaliteit. In het kader van het Besluit bodemkwaliteit dient aangetoond te worden dat nieuwe bestemmingen (bij voorkeur) op schone grond worden gerealiseerd. Op deze wijze kan aangetoond worden dat er geen risico's voor de gezondheid optreden bij het beoogde gebruik. De feitelijke situatie veranderd niet ter plaatse. De onderbouwing ten aanzien van het aspect 'Bodem' uit het moederplan blijft dan ook van kracht.

“Binnen het plangebied is sprake van enkele locaties met verhoogde gehaltes. Daarnaast zijn er enkele locaties die zijn gesaneerd. Er bevinden zich echter geen grootschalige verontreinigingen in het plangebied. Voor de uitvoering van het bestemmingsplan vormt dit aspect dan ook geen belemmeringen.”

Toetsing van het initiatief:

Aan de feitelijke ruimtelijke situatie verandert niets. Op dit moment is er al sprake van een woning. Eveneens zijn er in de directe omgeving alsmede binnen het plangebied geen bodembedreigende activiteiten aanwezig (of geweest). In dit verband is bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk. Het aspect 'Bodemkwaliteit' vormt geen bezwaar tegen de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan.

3.2.4 Geluid

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure geldt een onderzoek plicht ten aanzien van het aspect 'Geluid'. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones (met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt). In het geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Binnen het vigerende bestemmingsplan is het aspect 'Geluid' nader onderzocht.

“Beschouwd is of de 48 dB contour (inclusief aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder (Wgh)) van de afzonderlijke wegen reikt tot aan de geluidgevoelige bestemmingen in de vorm van woningen. Het blijkt dat tengevolge van het wegverkeer op de Oudendijk, de Parallelweg en de Hagedoornweg de geluidbelasting op de woningen hoger is dan 48 dB inclusief aftrek ex art. 110g Wgh. Op bovengenoemde wegen is sprake van een toename in geluidemissie die meer bedraagt dan 1,5 dB. Voor de toename van de geluidsbelasting zijn geen maatregelen nodig. Als toch besloten wordt een weg te reconstrueren is nader onderzoek nodig.”

Toetsing van het initiatief:

Aan de feitelijke ruimtelijke situatie veranderd niets. Op dit moment is er al sprake van geluidgevoelige object. Daarnaast is er ter hoogte van de Tuinderweg geen hogere geluidbelasting is dan 48 dB. Het aspect 'Geluid' vormt geen bezwaar tegen de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan.

3.2.5 Ecologie

Bij een ruimtelijke activiteit dient met het oog op de natuurbescherming, rekening gehouden te worden met de Wet Natuurbescherming. Binnen deze wet wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natura 2000- gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (NNN voormalig EHS)) en soortenbescherming (flora en fauna). In het kader van het vigerende bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar het aspect 'Ecologie'.

Gebiedsbescherming

“Bij dit aspect gaat het om de bescherming van natuurgebieden die onder de werking van de Natuurbeschermingswet vallen (de Natura 2000-gebieden ) en daarnaast om gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen het plangebied van het bestemmingsplan is van beide geen sprake. Wel liggen er beschermde Natura 2000-gebieden in de nabijheid van het plangebied, onder meer in de uiterwaarden van de IJssel. In verband met de externe werking bij de bescherming van deze gebieden zijn in het MER de mogelijk negatieve effecten op deze gebieden als gevolg van het bestemmingsplan onderzocht. Het MER concludeert dat hiervan geen sprake zal zijn.”

Soorten bescherming

'Uit het natuuronderzoek blijkt dat in het plangebied algemeen beschermde soorten aanwezig zijn en (mogelijk) een aantal zwaarder beschermde soorten. Hierbij gaat het om vogelsoorten als de huismus, de kerkuil en de steenuil die nestelen in oude bebouwing, om vleermuizen die bomenlanen gebruiken als foerageergebied en gevoelig zijn voor lichtverstoring door kassen, om rugstreeppadden die aanwezig kunnen zijn in waterbergingslocaties en bittervoorns en tot slot om kleine en grote modderkruipers die hun leefgebied hebben in de aanwezige watergangen.

Bij het slopen van oude bebouwing en het verwijderen van nestbomen kunnen beschermde vogels verstoord worden. Het bestemmingsplan is echter niet gericht op het slopen van bebouwing en/of het verwijderen van beplanting. Mocht in de toekomst toch sprake zijn van verstorende werkzaamheden dan dient in het kader van de omgevingsvergunning nader onderzoek plaats te vinden naar de daadwerkelijke aanwezigheid van beschermde vogels. Wanneer dit het geval blijkt te zijn, kan door het nemen van mitigerende maatregelen verstoring in alle gevallen voorkomen worden. Ditzelfde geldt voor werkzaamheden die mogelijk leiden tot verstoring van vleermuizen, bittervoorns en rugstreeppadden (het kappen van bomen, het vergraven van watergangen of het verplaatsen van waterbergingslocaties).”

Toetsing van het initiatief:

De voorgenomen wijziging van bedrijfswoning naar voormalig agrarische bedrijfswoning is niet gericht op het slopen van bebouwing of het verwijderen van beplanting. Aan de feitelijke ruimtelijke situatie veranderd niets. Indien in de toekomst de bestaande woning gesloopt moet gaan worden, dan zal in dat kader een ecologische QuickScan uitgevoerd moeten worden om een beeld te krijgen van de aanwezig habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten. Het aspect 'Ecologie' vormt geen bezwaar tegen de voorgenomen wijziging van het bestemminsplan.

3.2.6 Archeologie

De Erfgoedwet van 9 december 2015 is in 2016 van kracht geworden. In het kader van deze wet dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten. De feitelijke situatie veranderd niet ter plaatse. De onderbouwing ten aanzien van het aspect Archeologie uit het moederplan blijft dan ook van kracht.

“In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Doel van de wet is het beschermen van het archeologische erfgoed. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische waarden. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

De gemeente Kampen heeft archeologiebeleid ontwikkeld waarbij ook de archeologische (verwachtings)waarden in de ondergrond in beeld zijn gebracht op de archeologische verwachtingskaart. Hieruit blijkt dat in de Koekoekspolder (op een klein gebied naast de Oudendijk na) sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. Dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen klein is. Het gebied waar wel sprake is van archeologische verwachtingswaarden heeft in het bestemmingsplan een passende bescherming. Voorafgaande aan bodemingrepen in dit gebied moet archeologisch onderzoek plaatsvinden."

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0007.png"

Afbeelding 7: fragment archeologische waardenkaart gemeente Kampen (bron: bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014)

Toetsing van het initiatief:

De feitelijke situatie veranderd niet. Daarbij is het plangebied niet aangeduid met een hoge verwachtingswaarde. Het aspect Archeologie en cultuurhistorie vormt dan ook geen bezwaar tegen voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan

3.2.7 Externe veiligheid

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden. Het Bevi verplicht hierbij het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om een veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Binnen de Koekoekspolder bevinden zich diverse kwetsbare objecten (zoals bedrijfswoningen). Ten aanzien het vigerende bestemmingsplan zijn dan ook de risicobronnen geïnventariseerd. Hierbij is onderstaande conclusie opgenomen.

“Binnen de Koekoekspolder en in de directe omgeving zijn de risicobronnen geïnventariseerd. Op basis van de invloedsgebieden kan geconcludeerd worden dat geen transportroutes en/of inrichtingen van invloed zijn op het plangebied. Wel ligt binnen het plangebied een aardwarmtebron, waarbij tijdens de boorfase en/of exploitatiefase gevaarlijke stoffen (aardgas en/of aardolie) uit de bodem kunnen vrijkomen. Daarnaast geeft het plan Koekoekspolder ruimte voor nieuwe boringen naar aardwarmtebronnen. De locaties hiervan zijn (nog) niet gespecificeerd. Gelet op de mogelijkheid van vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij de aardwarmtebronnen is de relevantie ten aanzien van externe veiligheid nader beschouwd.

Bronnen dieper dan 500 meter vallen onder de Mijnbouwwet. Aangezien de bestaande bron op ongeveer 2.000 meter diepte ligt, is de Mijnbouwwet van toepassing. Dit geldt ook voor de nog te realiseren aardwarmtebronnen binnen het gebied. De Mijnbouwwet sluit wat betreft externe veiligheid aan bij de methodiek van het Bevi; de risico's moeten worden beoordeeld op basis van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De ligging van het PR en de grootte van het GR moet aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) nader worden vastgesteld. Dit vindt veelal plaats op het moment dat op inrichtingsniveau vergunning wordt gevraagd. Uitgangspunt hierbij is dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar binnen de inrichtingsgrenzen komt te liggen.

In feite heeft men hier te maken met een tweetal situaties waarbij risico's bestaan:

  • 1. tijdens de boring;
  • 2. tijdens de exploitatie;

De risico's tijdens de boring van de bron worden hoofdzakelijk veroorzaakt door het mogelijk doorboren van olie- en/of gaslagen. Gezien de inmiddels opgedane kennis van de ondergrond ter plekke en secuur vooronderzoek vooraf is de contour zeer beperkt en ligt in de meeste gevallen op de locatie.

De risico's tijdens de exploitatie komen voort uit het mee opboren van gas, olie en dergelijke. De kans bestaat immers dat dit als bijproduct mee komt uit de ondergrond. Hiervoor zijn afhankelijk van de omvang en het soort grondstoffen extra (afvang)installaties noodzakelijk. Een voorbeeld hiervan is een ontgassingsinstallatie. Normaal gesproken is de bijbehorende risicocontour krapper dan tijdens de boring.

Uit het vorenstaande is op te maken dat naar verwachting geen belemmeringen voor het bestemmingsplan bestaan.”

Toetsing van het initiatief:

De plangebied is gelegen op voldoende afstand tot risicovolle activiteiten, zoals transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en risicovolle inrichtingen. Daarnaast is er op dit moment al sprake van een kwetsbaar object. Het aspect 'Externe veiligheid' vormt dan ook geen bezwaar tegen de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan.

3.2.8 Kabels en leidingen

Zoals in 2.2.3 gemeld ligt er in het zuidelijk deel van het plangebied een elektriciteitsleiding. Deze leiding is planologisch binnen het vigerende bestemmingsplan opgenomen. De leiding is gelegen binnen de zone die aangeduid is met de dubbelbestemming 'Leiding'. Binnen de dubbelbestemming 'Leiding' heeft deze leiding een veiligheidszone.

Toetsing van het initiatief:

De belangrijkste maatregel ten aanzien van een leiding is afstand houden. De zone, die aangeduid is met de dubbelbestemming 'Leiding', ligt ver buiten het bouwvlak en aangezien het hier gaat om een functieverandering staat dit de beoogde wijziging niet in de weg. De functieverandering vormt geen belemmering/beperking of aantasting voor de aanwezige ondergrondse leiding voor het transport van elektriciteit.

3.2.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Milieubeheer (hierna: Wm) in werking getreden. In deze wet is ook de regeling voor luchtkwaliteit opgenomen. De Wm is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Op grond van artikel 5.16 van de Wm volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • 2. Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen;
  • 3. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit.

“In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Het onderzoek richt zich op de concentraties luchtverontreinigende stoffen, waarbij stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) het belangrijkste zijn. Voor een uitgebreide omschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar het MER. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle in het onderzoek opgenomen beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden, zoals opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. Hieruit valt te concluderen dat vanuit luchtkwaliteit geen beperkingen bestaan voor de ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan de ruimte biedt.”

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS) is 1 juli 2015 in werking getreden. In de PAS is het beleid voor stikstofgevoelige natuurgebieden opgenomen. De PAS heeft betrekking op Natura 2000- gebieden waar stikstofgevoelige natuur aanwezig is. Als onderdeel van de PAS wordt met het rekenprogramma AERIUS bepaald of de stikstofdepositie door de voorgenomen plannen zodanig verandert dat een melding of vergunningsaanvraag bij de Provincie nodig is.

Toetsing van het initiatief:

Vastgesteld kan worden dat in de nabijheid van het plangebied geen sprake (meer) is van veehouderijbedrijven. Deze constatering is relevant, aangezien de bedrijfswoning wordt gewijzigd naar voormalig agrarische bedrijfswoning. De wijzigingsbevoegdheid heeft enkel betrekking op de percelen die behoren tot Tuindersweg 2. Het gaat in feite alleen om een functiewijziging. Voor het overige kan dan ook worden verwezen naar paragraaf 14.2 van het eindconcept MER versie 3, zoals opgenomen is bij het moederplan bijlage 3.

Ten aanzien van het aspect 'stikstof' kan wordt gesteld dat de voorgenomen functiewijziging niet tot gevolg heeft dat de uitstoot van stikstof wordt vergroot. De feitelijke ruimtelijke situatie wijzigt niet. Er zijn dan ook geen gevolgen voor kwetsbare natura 2000-gebieden.

3.2.10 Gewasbescherming

Er dient een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en bedrijvigheid, waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt aangehouden te worden. Een kortere afstand is mogelijk indien daaraan een deugdelijke motivering aan ten grondslag ligt. Er is in het gebied sprake van geïntegreerde gewasbescherming.

Toetsing van het initiatief:

De gewasbescherming vindt zorgvuldig en gecontroleerd plaats en in overwegende mate binnen bebouwing. Voor gewasbescherming in open teelt geldt dat de eventuele open teelt is gesitueerd op een afstand van meer dan 50 meter en dat goede contacten tussen ondernemer en omwonenden bevorderen dat zo nodig persoonlijke maatregelen worden getroffen.

3.2.11 Water
3.2.11.1 Watertoets

De gemeente Kampen heeft in samenwerking met het Waterschap Drents Overijsselse Delta ervoor gezorgd dat de waterhuishouding in de gehele Koekoekspolder op orde is. Het rioleringsstelsel is aangepast en er is een nieuwe waterbergingscapaciteit aangelegd. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient de waterhuishoudkundige aspecten betrokken te worden in een Ruimtelijke Onderbouwing. In de Ruimtelijke Onderbouwing wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Vanaf 1 januari 2013 is de watertoets wettelijk verankerd in de Bro.

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd. Daarnaast is een uitgebreide omschrijving van het watersysteem en de genomen maatregelen opgenomen in de planMER die onderdeel uitmaakt van het moederplan. Met betrekking dit wijzigingsinitiatief is eveneens een watertoets uitgevoerd.

Toetsing van het initiatief:

De feitelijke situatie veranderd niet. Er zijn dan ook geen nadelige gevolgen ten aanzien van het aspect 'Water'. Verwezen kan worden naar de watertoets en planMER behorende bij het moederplan.

Uit de watertoets die uitgevoerd is in het kader van dit wijzigingsinitiatief kan geconcludeerd worden dat er geen waterschapbelang is. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan.

3.2.11.2 Overstromingsrisicoparagraaf

Het plangebied is gelegen in dijkring 10 Mastenbroek en wordt binnen dijkring 10 beschermd door waterkering 105

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0008.png"

Figuur 8: Waterkeringen. Bron: Waterschap Groot Salland

Dijkring 10 wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Waterkering 105 heeft een door de provincie Overijssel vastgestelde veiligheidsnorm: 1/100 jaar. De vastgestelde maatgevende hoogwaterstand is vastgesteld in 2006: NAP -0,55 m.

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepast bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Conform de aanname van het PBL, wordt voor de overstromingsrisicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans (norm) uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009).

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op meer dan 5,0 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie figuur Maximale waterdiepte).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0009.png"

Figuur 9: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 10 bij IJsselmuiden. Bron: Provincie Overijssel

Voor dijkring 10 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor polder de Koekoek is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 6 en 24 uur (zie figuur Tijd tot kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0010.png"

Figuur 10: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden. Bron: Provincie Overijssel

Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen

In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.

Toetsing van het initiatief:

De voorgenomen ontwikkeling betreft functiewijziging van het perceel voor de omzetting naar een voormalig agrarische bedrijfswoning.

Daarnaast wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming vooralsnog ingezet op vroegtijdige evacuatie. Hoe deze in geval zal plaatsvinden is onderwerp van het beleid voor risicocommunicatie dat (landelijk) in ontwikkeling is en door de gemeente, samen met het waterschap en de Veiligheidsregio IJsselland, ook wordt ontwikkeld.

De ontsluitingsweg en evacuatieroute naar meer beschermd gebied verandert daarmee niet. De evacuatieroute is dusdanig kort, dat hier geen problemen worden verwacht en bij overstromingen snel gehandeld kan worden.

3.2.12 Verkeer en parkeren

De feitelijke situatie wijzigt niet. De huidige bedrijfswoning is ontsloten op de Tuindersweg. De huidige in- en uitrit situatie blijft hierbij gehandhaafd. Binnen het plangebied zijn een groot aantal parkeerplaatsen aangelegd. Dit aantal was benodigd voor de voormalige functie, die inmiddels niet meer uitgevoerd wordt.

Toetsing van het initiatief:

Binnen het plangebied zijn 7 fysiek zichtbare parkeerplaatsen gesitueerd. Daarnaast is op het terrein voldoende ruimte om te kunnen voldoen aan het parkeerbeleid van de gemeente Kampen. Het aantal parkeerplaatsen ter plaatse is ruim hoger dan benodigd is. Het aspect parkeren is dan ook geen knelpunt voor de wijziging van de bestemming.

3.3 Algehele toetsing omgevingsaspecten

De algehele conclusie is dat ook na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid sprake zal blijven van een ruimtelijke aanvaardbaarheid en ook een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Algemeen

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een ruimtelijk plan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.3 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat in dit wijzigingsplan niet om een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. In deze situatie is sprake van een particulier initiatief, waarbij de gemeente Kampen alleen medewerking verleent door middel van de vervaardiging van het wijzigingsplan. De kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van dit besluit zijn voor rekening van initiatiefnemer. Dit geldt eveneens voor eventuele verzoeken voor planschade. In onderhavige situatie zal dan het kostenverhaal in een anterieure overeenkomst (planschadeverhaalsovereenkomst) tussen de gemeente en de initiatiefnemer vastgelegd worden.

Toetsing van het initiatief:

Gesteld kan daarom worden, dat het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden al anderszins verzekerd is. Een verdere beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt daarom achterwege gelaten.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Inleiding

Het Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 10e wijziging Tuindersweg 2 dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

Regels

Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke.

Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/ gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen voor gebieden waarop een specifieke regeling van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.3 Bestemmingen

In dit Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014, 10e wijziging Tuindersweg 2 komen de volgende enkel- en dubbelbestemmingen en/of aanduidingen voor:

  • enkelbestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Landschap';
  • dubbelbestemming 'Leiding'.
  • functieaanduiding: 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige bedrijfswoning';
  • gebiedsaanduiding: 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'.

Met dubbelbestemming (Waarde - Landschap en Leiding) worden ruimtelijk relevante belangen veilig gesteld die niet of onvoldoende met de ‘onderliggende’ bestemmingen kunnen worden gewaarborgd. Daarbij hebben met de dubbelbestemming samenhangende belangen voorrang op de belangen van de onderliggende bestemming, wanneer de enkelbestemming en de dubbelbestemming met elkaar strijden. Het waarborgen van belangen met behulp van een dubbelbestemming leidt tot de opname van bijzondere regels binnen deze bestemming en noopt tot een nadere afweging van belangen.

5.3.1 Agrarisch - Glastuinbouw

De Koekoekspolder is aangewezen als concentratiegebied voor glastuinbouw en ook als zodanig ingericht. In het verlengde hiervan is het bestemmingsplan er op gericht om zoveel mogelijk percelen te behouden voor (hergebruik als) glastuinbouw en zo min mogelijk glastuinbouwbeperkende functies toe te staan. Een groot deel van het plangebied heeft dan ook de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw. Binnen deze bestemming bestaat ruimte voor de uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven of de vestiging van nieuwe volwaardige glastuinbouwbedrijven. Ook de vestiging en/of uitbreiding van witlofteeltbedrijven, champignionkwekerijen en vollegrondtuinbouwbedrijven is mogelijk.

In de bouwregels zijn de bouwmogelijkheden opgenomen voor de gronden binnen deze bestemming. De bouw van nieuwe kassen en/of bedrijfsgebouwen is bij recht mogelijk. Hierbij geldt de voorwaarde dat nieuwe bedrijufsgebouwen en/of kassen uitsluitend gebouwd kunnen worden bij volwaardige of reele (glas)tuinbouwbedrijven. In de begripsbepalingen is aangegeven wat onder een volwaardig bedrijf wordt verstaan.

Voor de vestiging van nieuwe glastuinbouwbedrijven (met bedrijfswoning) geldt dat er minimaal 5000 m2 aan kassen moet worden gebouwd. Nieuwvestiging van andersoortige tuinbouwbedrijven (met bedrijfswoning) bijvoorbeeld intensieve kwekerijen (witlofteeltbedrijven) is mogelijk via een binnenplanse afwijkingsregel. Daarbij moet worden aangetoond dat teelt van een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf zodanig is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overlegd worden van een glastuinbouwdeskundige.

Door het hanteren van de volwaardigheidseis c.q. de ondergrens van 5000 m2 betreffende de omvang van nieuwe glastuinbouwbedrijven wordt voorkomen dat medewerking wordt verleend aan het oprichten van gebouwen en bouwwerken voor niet-bedrijfsmatige activiteiten. Zo blijft het areaal met de bestemming glastuinbouw optimaal beschikbaar voor volwaardige moderne glastuinbouwbedrijven en worden geen nieuwe bedrijfswoningen gebouwd ten behoeve van niet-volwaardige bedrijven.

Binnen de bestemming zijn flexibele bouwregels opgenomen voor de bouw van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken die de ontwikkeling van moderne glastuinbouwbedrijven faciliteren. Hierbij gaat het onder meer om gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de watervoorziening en duurzame energie-installaties.

Bij nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is ook de bouw van een bedrijfswoning toegestaan. Een tweede bedrijfswoning is uitsluitend mogelijk als indien de bedrijfseconomische noodzaak hiervoor is aangetoond en er sprake is van een oppervlak van minimaal 6 ha glas. Bij volwaardige glastuinbouwbedrijven bestaat ook de mogelijkheid voor detailhandel in eigen of streekeigen producten. Daarbij geldt een maximaal verkoopoppervlak van 40 m2.

Naast flexibele bouwregels zijn in het bestemmingsplan ook enkele bevoegdheden opgenomen die een optimale inrichting van het glastuinbouwgebied kunnen bevorderen. Hierbij gaat het om wijzigingen die het verplaatsen van watergangen en/of waterbergingen mogelijk maken.

Agrarische bedrijfswoningen die in gebruik zijn als burgerwoning

Een aanzienlijk aantal woningen in de Koekoekspolder zijn oorspronkelijk vergund en gebouwd als agrarische bedrijfswoning, maar op dit moment - in strijd met het geldende bestemmingsplan - in gebruik als burgerwoning. Gelet op het grote aantal en de doorgaande schaalvergroting in de glastuinbouw is het reeel te verwachten dat deze woningen in de toekomst nog als bedrijfswoning kunnen worden gebruikt. Het merendeel van de bedrijfsgronden bij deze voormalige bedrijfswoningen is inmiddels verkocht aan nabijgelegen tuinders of aan het waterschap voor waterberging. Voor deze situaties biedt de Wet plattelandswoning de mogelijkheid de betrokken woningen aan te duiden als plattelandswoning (aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'). De wet regelt dat deze woningen tevens door derden mogen worden bewoond en niet (meer) beschermd worden tegen de milieugevolgen van het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.

Voorkomen moet worden dat door de aanwijzing als plattelandswoning bijbehorende (voormalige bedrijfs)gronden minder of niet niet meer beschikbaar zijn voor de glastuinbouwfunctie. Daarom is in het bestemmingsplan een zone langs de bestaande bebouwingslinten opgenomen ('wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'). Door alleen binnen deze zone plattelandswoningen toe te staan, blijven de grote aaneengesloten zones tussen de bebouwingslinten optimaal beschikbaar voor de glastuinbouw. Via toepassing van een wijziging kunnen binnen deze zone nieuwe plattelandswoningen worden toegekend, mits gegarandeerd is dat de bij deze woningen behorende gronden buiten de zone gebruikt worden ten behoeve van de glastuinbouw en de op deze gronden aanwezige bebouwing is gesloopt dan wel in gebruik is ten behoeve van de glastuinbouw. Het toekenen van een plattelandswoning mag ook geen nadelige (milieu)gevolgen hebben voor omliggende glastuinbouwbedrijven.

Aan de bewoners van de voormalige bedrijfswoningen die (nog) niet aan de voorwaarden voor de toekenning van een plattelandswoning voldoen is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen (conform artikel 3.2.3 Bro). Het opnemen van het persoonsgebonden overgangsrecht is in deze situaties terecht omdat het - gelet op de aanwijzing als concentratiegebied voor de glastuinbouw - gewenst is dat de agrarische glastuinbouwfunctie van de betreffende gronden behouden blijft. Het persoonsgebonden overgangsrecht doet (in tegenstelling tot het handhaven van de illegale situaties) recht aan de situatie die is ontstaan door het lange tijd niet-handhaven van de gemeente en houdt het rekening met het feit dat er geen zicht is op beëindiging van het gebruik gedurende de planperiode. De belangen van de bewoners van de woningen wordt niet aangetast, in die zin dat het gebruik van de bedrijfswoningen als burgerwoningen onder het voorheen geldende plan niet was toegestaan.

Op de onderstaande kaart is de zone langs de bebouwingslinten aangegeven waarbinnen via toepassing van een wijziging nieuwe plattelandswoningen mogelijk zijn. De oranje percelen zijn de percelen met een voormalige bedrijfswoning die aan de wijzigingsvoorwaarden voldoen. Deze percelen zijn in het bestemmingsplan als plattelandswoning aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991316-VB01_0011.jpg"

Figuur 11: Kaart wetgevingszone-wijzigingsgebied

Huisvesting buitenlandse werknemers

De meeste glastuinbouwbedrijven in de Koekoekspolder maken gebruik van buitenlandse seizoensarbeiders. Deze werknemers willen ook in of in de nabijheid van de Koekoekspolder wonen en hun vrije tijd doorbrengen. Illegale verhuur van woningen is ongewenst omdat dit kan leiden tot overbewoning waarbij brandonveilige, overlastgevende en onhygiënische omstandigheden kunnen ontstaan. Dit is onwenselijk voor omwonenden en de werknemers zelf. Huisvesting is primair een zaak van de werkgevers. Mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor de huisvesting van seizoensarbeiders zijn:

  • huisvesten in de vorm van logeren bij de betreffende glastuinbouwer in zijn of haar agrarische bedrijfswoning;
  • huisvesten in huidige en/of vrijkomende agrarische bedrijfswoningen. Het bestemmingsplan biedt hiervoor via een afwijkingsbevoegdheid de ruimte.

Overige (agrarische) bedrijvigheid

In de Koekoekspolder bevinden zich ook andere bedrijven dan glastuinbouwbedrijven. Voor zover deze bedrijven legaal zijn, zijn ze in het bestemmingsplan positief bestemd. Waar het gaat om de bedrijven voor witlofteelt (intensieve kwekerijen) zijn de uitbreidingsmogelijkheden vergelijkbaar met de glastuinbouwbedrijven. De uitbreidingsmogelijkheden voor de aanwezige grondgebonden agrarische bedrijven, intensieve veehouderijbedrijven en agrarische loonbedrijven zijn beperkt, gelet op de ligging in een glastuinbouwgebied en de mogelijk negatieve effecten op omliggende Natura 2000-gebieden.

5.4 Regels

De regels uit het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Koekoekspolder 2014 zijn opgenomen.

5.5 Verbeelding

De verbeelding is opgenomen in het digitale bestand met het plannummer NL.IMRO.0166.00991316-OW01 en weergegeven als pdf in Bijlage 1.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

6.1.1 Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 27 juli 2016 een Uitzonderingslijst Vooroverleg Ruimtelijke Plannen (artikel 3.1.1 lid 2 Bro) vastgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarbij het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met provincie achterwege kan blijven. Dit bestemmingsplan betreft een actualiseringsplan waarbij het bestaande gebruik/de bestaande situatie in bestaand bebouwd gebied wordt vastgelegd (Categorie A onder 9).

Toetsing van het initiatief:

De voorgenomen planwijziging is gebaseerd op de wijzigingsbevoegdheden uit het moederplan. Vooroverleg met de provincie Overijssel kan dus achterwege blijven.

6.1.2 Waterschap Drents Overijsselse Delta

Het waterschap is in het kader van het moederplan geïnformeerd door middel van het invullen van de watertoets. De uitkosten hiervan zijn opgenomen en verwerkt in de waterparagraaf van het moederplan. Er vindt geen aanpassing van de planregels plaats. De enkel- en dubbelbestemming blijven gehandhaafd.

Toetsing van het initiatief:

Zoals gebleken is in Hoofdstuk 2, blijft de feitelijke situatie ongewijzigd waardoor geen belangen geschaad worden van het Waterschap. In het kader van dit wijzigingsinitiatief is een watertoets uitgevoerd. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond) wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang. Hierom kan worden afgezien van verder vooroverleg.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan is gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl, in het huis-aan-huisblad De Brug en in de Staatscourant en heeft gedurende zes weken tot en met 21 april 2021 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.