direct naar inhoud van Regels
Plan: IJsseldelta-Zuid, 4e herziening Zwartendijk 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991289-VB01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan IJsseldelta-Zuid, 4e herziening Zwartendijk 8 met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991289-VB01 van de Gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.6 archeologische deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

1.10 bed and breakfast

het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor Bed & Breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor één huishouden van personen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.12 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd overeenkomstig het voorheen geldend bestemmingsplan dan wel overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend bestemmingsplan dan wel een verleende omgevingsvergunning.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 bijgebouw

een gebouw dat zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)

de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

1.21 cultuurhistorische waarden

de waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 grondgebonden agrarisch gebruik

agrarisch gebruik waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel, dan wel hobbymatig agrarisch gebruik.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel of bestemmingsvlak door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.26 landschappelijke waarde

de aan een gebied toebehorende waarde die wordt gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur ter plaatse van het waarneembare deel van het aardoppervlak van dat gebied.

1.27 maatschappelijke voorziening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van niet-commerciële dienstverlening, daaronder tevens zorgwoningen begrepen, als ook ondergeschikte kantoren, detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.28 normale onderhoud en/of de normale exploitatie

het onderhoud en/of de exploitatie, dat in verband met alle ter plaatse voorkomende bestemmingen en aanduidingen regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming dan wel aanduiding behoren.

1.29 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.31 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd ondersteunend aan de hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.32 ondergeschikte horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit.

1.33 peil
  • a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • c. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.34 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.36 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van korter dan 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, stacaravans, chalets of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun hoofdverblijf zoals bedoeld in de elders hebben.

1.37 woongemeenschap

een woonvoorziening bestaande uit zelfstandige wooneenheden ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van mensen, die na een levensingrijpende gebeurtenis dak- en/of thuisloos zijn geworden.

1.38 zelfstandige wooneenheid

woongelegenheid binnen een woongemeenschap met eigen voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondlaag, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de instandhouding van bestaande kavelpatronen en slotenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • c. een hoogstamboomgaard en moestuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard';

met daarbij behorende extensieve recreatie, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.1.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' mogen uitsluitend worden gebruikt voor grasland, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard' tevens mogen worden gebruikt voor de aanleg en instandhouding van een moestuin, mist de oppervlakte van de moestuin niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het aanduidingsvlak.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod aantasting landschapswaarden

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van andere agrarische teelten of gewassen anders dan grasland;
  • b. het zaaien of inplanten van bomen en/of andere houtopstanden, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • d. het graven, vergraven, verbreden of dempen van watergangen en poelen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet.
3.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod in artikel 3.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.4.3 Afwegingskader

De in artikel 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen onevenredig nadeel ontstaat voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 4 Gemengd - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een zorgboerderij;
  • c. wonen in een woongemeenschap ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woongemeenschap';
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. bed and breakfast;
  • f. verblijfsrecreatie met bijbehorende wellness en vergaderfaciliteiten;
  • g. stilte- en/of meditatieruimte;
  • h. werkplaats en/of atelier;
  • i. ondergeschikte horeca;
  • j. ondergeschikte detailhandel;
  • k. de instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de instandhouding van bestaande kavelpatronen en slotenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het maximum aantal wooneenheden in een woongemeenschap mag niet meer dan 8 bedragen;
  • c. het maximum aantal bedrijfswoningen mag niet meer 2 bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak, mogen niet meer bedragen dan 6,5 m respectievelijk 10 m;
  • f. het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage, met dien verstande dat voor zover geen bebouwingspercentage is opgenomen, het bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal 100% bedraagt;
  • g. buiten het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 20 m², een maximale goothoogte van 3 en een maximale bouwhoogte van 5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. sleufsilo's, silo's en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van maximaal één silo met een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 m, uitsluitend ten behoeve van een zorgboerderij;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend als wordt aangetoond dat de aanleg en instandhouding van bomen, andere beplantingen en gebouwen zijn verzekerd in een inrichtingsplan en zoals opgenomen in bijlage 1 van de bijlagen bij de regels.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  • a. de gevelindeling van gebouwen;
  • b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  • c. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verblijfsrecreatie met bijbehorende wellness en vergaderfaciliteiten

Het bruto vloeroppervlak ten behoeve van verblijfsrecreatie met bijbehorende wellness en vergaderfaciliteiten bedraagt maximaal 300 m².

4.4.2 Ondergeschikte horeca

Het bruto vloeroppervlak ten behoeve van ondergeschikte horeca bedraagt maximaal 150 m².

4.4.3 Ondergeschikte detailhandel

Het bruto vloeroppervlak ten behoeve van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 100 m².

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van gronden en gebouwen zoals bedoeld in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan als wordt aangetoond dat de aanleg en instandhouding van bomen, andere beplantingen en gebouwen zijn verzekerd in een inrichtingsplan en zoals opgenomen in Bijlage 1 Inrichtingsplan van de bijlagen bij de regels.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 4.1 voor het uitbreiden van de van ondergeschikte detailhandel en/of horeca, met dien verstande dat de Bruto-vloeroppervlakte van:
    • 1. ondergeschikte horeca niet meer dan 300 m² mag bedragen;
    • 2. ondergeschikte detailhandel niet meer dan 200 m² mag bedragen;
  • b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de ruimtelijke samenhang tussen de bebouwing;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming om te zetten naar de bestemming 'Wonen' overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid', met inachtneming met de volgende voorwaarden:

  • a. het stuit niet op onevenredige bezwaren vanuit stedenbouwkundig oogpunt;
  • b. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. goede bereikbaarheid is verzekerd.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de instandhouding van bestaande kavelpatronen en slotenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • c. verhardingen;

met daarbij behorende water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod aantasting houtsingel

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bomen en/of houtgewas te kappen en/of rooien.

5.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in artikel 5.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
5.4.3 Afwegingskader

De in artikel 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen onevenredig nadeel ontstaat voor de landschappelijke waarden van het gebied.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag om omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte groter dan 5.000 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
6.2.2 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in , wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder geldt niet indien:

  • a. is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 5.000 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 5.000 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil van zowel oppervlaktewater als grondwater;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod in artikel 6.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
6.4.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 6.4.1 wordt verleend:

  • a. voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • e. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • f. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
6.4.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in , wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de versterking, ontwikkeling en/of het herstel van cultuurhistorische waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • b. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanleggen van bos, boomgaard of akker;
  • e. het vellen rooien of beschadigen van houtgewas en rietgewassen.
7.2.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod in artikel 7.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
7.2.3 Afwegingskader

De in artikel 7.2.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Verbod windmolens

Binnen het plangebied mogen windmolens ten behoeve van energieopwekking niet worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, als bedoeld onder a, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
10.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het:

  • a. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3- categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van drinkwater met een doorsnede van 250 mm of meer;
    • 5. buisleidingen voor het transport van afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
11.2 Afwegingskader

Een in artikel 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de ruimtelijke samenhang tussen de bebouwing en met de omgeving;
  • b. de woonsituatie dan wel de leefsituatie;
  • c. de verkeers- en parkeersituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. grenzen van bouwvlakken zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 1 m worden verschoven;
  • b. aanduidingen wijzigen dan wel verwijderen indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voorrangsregel
13.1.1 Verhouding enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen

Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

13.1.2 Verhouding dubbelbestemmingen onderling

Voor zover op gronden meerdere dubbelbestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 6 tot en met 7 gelden, zijn voor zover de voor die dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Bestemming   Artikelnummer   Volgorde  
Waarde - Archeologie 2   6   1  
Waarde - Cultuurhistorie   7   2  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.2.1, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan IJsseldelta-Zuid, 4e herziening Zwartendijk 8' van de Gemeente Kampen.