direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991267-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Akelei zijn naast woningen en een sportaccommodatie ook twee basisscholen gevestigd, te weten de Morgenster en de Groen van Prinstererschool. Deze basisscholen leveren veel verkeersoverlast op voor de omliggende woningen tijdens het brengen en halen van de kinderen die daar op school zitten. De verkeersoverlast was al in enige omvang aanwezig maar zal na verwachting van de bewoners uit de directe omgeving door de uitbreiding van het gebouw van de Groen van Prinstererschool verder toenemen.

Gevraagd is om een voor de buurt bevredigende verkeersoplossing door te voeren zodat het overlast kan worden teruggebracht naar een voor omwonenden verdraagzame situatie.

Sindsdien zijn door de gemeente diverse scenario’s uitgewerkt met oplossingen voor parkeren en het brengen en halen van kinderen van deze twee basisscholen.

De buurt en beide scholen zijn betrokken geweest bij het bedenken van een mogelijke oplossing. Uiteindelijk zijn er een aantal oplossingsscenario's bedacht die zijn voorgelegd aan de gemeenteraad.

Er is een informatieavond gehouden waarbij de gemeente een aantal oplossingsscenario’s heeft gepresenteerd. Hieruit is gebleken dat het aanleggen van onder andere een 'Kiss & Ride'-strook aan de Rolklaver ter plaatse van de Groen van Prinstererschool het meest effectief is. Hiervoor is het wel nodig dat er een procedure voor een wijzigingsplan wordt gevolgd om de gronden met de bestemming ‘Groen’ te veranderen in ‘Verkeer en verblijfsgebied’.

Er is nu gekozen voor de aanleg van extra parkeerstroken aan de Rolklaver ten behoeve van 'Kiss & Ride'-zone, kortdurend parkeren en parkeren voor personeel.

Naast de aanleg van deze voorzieningen worden ook maatregelen getroffen in samenspraak met de basisscholen 'De Morgenster' en 'Groen van Prinsterer' om de parkeerdruk aan de Akeleizijde te verminderen. Het gaat dan vooral over maatregelen om parkeeroverlast te voorkomen.

De gemeente Kampen maakt met dit wijzigingsplan het mogelijk dat de gekozen oplossing ook daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Binnen het geldende bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om binnen de enkelbestemming 'Groen' te wijzigen in de enkelbestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen. Met dit plan wordt toepassing gegeven aan die wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991267-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

Op onderstaande luchtfoto is de locatie van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0001.png"

Afbeelding: ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk Cellesbroek-Middenwetering en wordt begrensd door woningen, twee basisscholen, een speeltuin en een sportpark. De beoogde ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt, is ontstaan vanuit de recente uitbreiding van de basisschool Groen van Prinsterer welke is gelegen op het perceel Akelei 5 te Kampen. Het wijzigingsplan heeft om deze reden de naam "Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5" gekregen. Het grootste gedeelte van de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt is feitelijk gelegen aan de voorzijde van deze basisschool direct grenzend aan de Rolklaver. Dit is de onsluitingsweg voor de gehele wijk Cellesbroek-Middenwetering.

1.4 Geldend moederplan

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 21 juli 2011 door de gemeenteraad van de gemeente Kampen. Het perceel heeft op grond van dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen'.Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0002.png"

Afbeelding: Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen'

In de bestemming 'Groen' zijn regels gegeven waaraan de uitwerking moet voldoen. Alleen wanneer het plan aan de uitwerkingsregels voldoet, kan van de uitwerkingsverplichting gebruik worden gemaakt.

1.4.1 Wijzigingsvoorwaarden

Burgemeester en wethouders van Kampen kunnen de bestemming wijzigen van ‘Groen’ naar ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ of ‘Verkeer’ voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen, mits deze aanpassingen van beperkte omvang zijn.

Het plan voorziet in het aanleggen van een 'Kiss & Ride'-strook aan de entreezijde van de basisschool en het verlengen van de bestaande parkeerstrook aan de overzijde van de Rolklaver. Daarnaast worden nog 5 parkeervakken ten behoeve van de direct naastliggende woningen aangelegd. Deze voorzieningen bij elkaar en gelet op de oppervlakte en huidige structuur van het openbaar gebied, kunnen worden gezien als een aanpassing van beperkte omvang.

Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van deze wijzigingen vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;

Het openbaar gebied wordt op een zodanig wijze ingericht dat deze geen negatief effect heeft op het bestaande straat en bebouwingsbeeld. Door de nieuwe landschappelijke inpassing waarbij de bestaande materialen en kleuren worden gebruikt die veelvuldig voorkomen in de directe omgeving en kenmerkend zijn voor deze woonwijk wordt de wijziging toelaarbaar geacht.

  • de woonsituatie;

De uitvoering van dit plan heeft geen nadelige invloed op de woonsituatie. Doordat de parkeerdruk zal afnemen in de achterliggende straat, de Akelei, zal de woonsituatie voor deze omwonenden en gebruikers verbeteren ten opzichte van de bestaande toestand.

  • de verkeersveiligheid;

Door de aanleg van de kiss & ridestrook aan de entreezijde van de basisschool, het verlengen van de bestaande parkeerstrook aan de overzijde van de Rolklaver en het aanleggen van een veilige oversteekplaats, wordt een veiligere manier geboden om tijdens de schooltijden de kinderen te brengen en af te halen. Op de verlengde parkeerstrook aan de overzijde van de Rolklaver kunnen leerkrachten hun auto op een veilige wijze parkeren. Door deze voorzieningen neemt de parkeerdurk in de woonwijk en met name de Akelei af wat de verkeersveiligheid ten goede komt. De aanleg van de parkeervakken ten behoeve van de bewoners wordt zodanig aangelegd dat deze op een veilige wijze kunnen worden gebruik.

  • de fysieke en externe veiligheid;

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid en ontsluiting van gebieden is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. De infrastructurele wordt juist op deze wijze aangelegd om de fysieke veiligheid te verbeteren. Op het aspect externe veiligheid wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.4.

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Door realisatie van de voorgenomen onwikkeling onstaan er geen beperkingen of belemmerkingen voor de direct aangrenzende gronden. Hier is bij het onderzoek naar het aantal oplossingsscenario’s al rekening mee gehouden welke zijn voorgelegd aan betrokkenen en omwonenden.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor de binnenstad van Kampen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 meteen doorkijk naar 2040. in de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan.

Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slecht 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

In de voorliggende situatie worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt, het plan betreft een functieverandering van goen naar verkeer - verblijfsgebied waarbij geen nieuwe woningen of andere gebouwen worden gerealiseerd. De locatie ligt daarnaast in het stedelijk gebied.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het Rijksbelang 'Grote rivieren' is van toepassing op deze ruimtelijke onderbouwing. Het bouwvlak is gelegen buitendijks en wordt vergroot met 10%. Hierdoor is er sprake van theoretische afname van bergend vermogen en de afvoercapaciteit van de rivier. Feitelijk zal het bebouwd oppervlakte in de toekomstige situatie kleiner zijn als in de huidige situatie. De oude loods is heeft een oppervlakte van ongeveer 450 vierkante meter en de nieuwe loods een oppervlakte van ongeveer 380 vierkante meter. Het bergend vermogen en de afvoercapaciteit van de rivier neemt dus niet af. Deze ruimtelijke onderbouwing raakt verder geen Rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

2.1.3 Natura 2000-gebieden

Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.

Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.

Het plangebied ligt op ca. 2 km van het Natura 2000-gebieden Rijntakken en op ca. 2,5 km afstand van het Natura 2000 gebied Veluwerandmeren.

Behoudens de kap van enkele bomen, de aanleg van nieuwe verharding en de aanplant van nieuwe bomen geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan voorzien. Gelet op de afstand tot het dichtstbijzijnde beschermde gebied en de ligging in het stedelijk gebied zijn (significante) negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen uit te sluiten.

2.1.4 Conclusie

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte levert geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel vormt een belangrijk beleidskader voor de gewenste ontwikkeling. In 2017 is de Omgevingsvisie vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Overijssel en heeft nu de status van structuurvisie (onder de Wet ruimtelijke ordening). Tevens geldt de Omgevingsvisie als Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt.

2.2.2 Omgevingsverordening

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2017 van de provincie. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De Omgevingsverordening is gelijk aan de Omgevingsvisie op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei van kracht geworden. Het plan is in overeenstemming met de regels uit deze verordening.

2.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van de provincie Overijssel.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030

De Structuurvisie 2030 Kampen is een strategische document en bevat de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De Structuurvisie is een richtinggevend document.

De gemeentelijke structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente Kampen. Doel is om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen stad, landschap, water en gemeenschap zorgvuldig af te wegen en de neuzen in dezelfde richting te krijgen. De structuurvisie is niet sectoraal, maar een integraal document. Zij beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor de landschappen, de kleine kernen en de stad en kijkt daarbij tevens vooruit naar 2030. De integrale structuurvisie biedt een kader, waarin aanspraken op de ruimte kunnen worden afgestemd en gecombineerd. De visie is niet primair gericht op uitbreiding, maar net zo goed op behoud en verbetering van de bestaande ruimtelijke en sociale kwaliteiten. In de structuurvisie wordt een beeld geschetst van zowel de samenleving als de ruimtelijke omgeving van Kampen. Er wordt gestuurd op ruimtelijke structuren; waar gebeurt wat, op welke manier, op welk moment en waarom. De structuurvisie is een richtinggevend document, om voor de langere termijn de ruimtelijke samenhang tot stand te brengen en bezit daarom een zekere mate van globaliteit en abstractie. Het vormt de basis voor het toekomstig beleid; ter uitwerking van de structuurvisie zullen masterplannen, uitwerkingsplannen en bestemmingsplannen worden opgesteld.

Op de kaart behorend bij de structuurvisie ligt het plan binnen een gebied dat is aangewezen als 'gemengde stedelijke functies' met voorzieningen als wijkcentra, geclusterde detailhandel en maatschappelijke wijkvoorzieningen. De voorgenomen ontwikkeling omvat een functieverandering van groen naar verkeer - verblijfsgebied ten dienste van de maatschappelijke voorziening. De structuurvisie daarmee leidt niet tot een belemmering van de voorgenomen ontwikkeling.

2.3.2 Groenstructuurvisie (2012)

Het groen in de bebouwde omgeving bepaalt mede de kwaliteit van het woon- en leefmilieu voor alles en iedereen die er gebruik van maakt. De gemeente Kampen voert een groenbeleid om hier gericht op te kunnen sturen. In de Groenstructuurvisie zijn de ambities en doelen op het gebied van groen vastgelegd.

De Groenstructuurvisie heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen van de bebouwde kom van Kampen. Daarnaast geeft de visie aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur. De bomen langs de Rolklaver zijn onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Het is van belang dat bij de realisatie van de Kiss and ride de groenstructuur wordt behouden en hersteld. Voor een verkeersveilige oplossing moeten echter bomen wijken. Een alternatieve –veilige- oplossing zonder de kap van de bomen is niet mogelijk. Een herplantplicht is op grond van de grondstructuurvisie noodzakelijk. De nieuwe bomen staan op het inrichtingsplan aangegeven. Met de aanplant van deze nieuwe bomen is de groenstructuur hersteld.

2.3.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
2.3.4 Extern veiligheidsbeleid

Bij verkeersveiligheid gaat om het veilig inrichten van wegen en kruispunten om zodoende het aantal verkeersslachtoffers te verminderen. Met name de zwakkere verkeersdeelnemers (jongeren en ouderen, fietsers) verdienen bescherming. Educatie, voorlichting en handhaving spelen daarbij ook een belangrijke rol.

Eén van de ambities in het GVVP is dat kinderen van basisscholen veilig van en naar de scholen kunnen, ‘ouders durven hun kinderen zelfstandig naar de school te laten gaan’. Door de aanleg van de Kiss en ride strook verbeterd de verkeersveiligheid ter plaatse alsmede in de achterliggende woonstraat de Akelei. Door de aanleg van deze strook neemt het verkeer voor het brengen en halen van schoolkinderen door ouders af in deze straat. Hierdoor wordt deze veiliger voor kinderen om zelfstandig, zowel lopend of met de fiets, naar school te gaan.

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de ambitiets en doelstelling zoals beschreven in het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan.

2.3.4 Extern veiligheidsbeleid

De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen kent 8 Bevi-inrichtingen en 8 inrichtingen die vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. De gemeente heeft in 2001 een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook ontheffingroutes zijn bepaald.

Op basis van de uitgevoerde inventarisaties is geconstateerd dat binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn voor wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Wel is een aantal situaties aanwezig met een verhoogd risico voor groepen (groepsrisico). Daarnaast vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen wel een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Indien niet aan wettelijke grenswaarden wordt voldaan, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Bron- en effectmaatregelen lopen daarbij vooruit op saneringsinstrumenten. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico in bestaande situaties, dienen de hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (eventueel wordt de regionale brandweer om advies gevraagd).

In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. Daarnaast is een toename van het groepsrisico door risicobronnen niet toegestaan. Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 3.3.5.

2.3.5 Welstandsnota

De gemeenteraad van Kampen heeft op 21 februari 2017 besloten de Welstandsnota vast te stellen. De nota treedt in werking op de dag na bekendmaking. De Welstandsnota vormt een kader voor de toetsing van welstand, waarbij het gaat om kwaliteit van gebouwde omgeving en beoordeling van reclame-uitingen. De welstandstoets wordt uitgevoerd door een geïntegreerde welstands- en monumentencommissie of een gemandateerd lid van de commissie. Deze Welstandsnota is een actualisatie van de vorige nota, welke wordt ingetrokken. De nota is overzichtelijker en beknopter gemaakt en sluit aan bij de huidige wetgeving.

De ontwikkeling valt binnen het plangebied 'Woonwijken' en in het deelgebied 'Woonerfwijken'. Over het deelgebied wordt het volgende aangegeven:

Het welstandsbeleid is erop gericht de karakteristiek van de verschillende wijken te respecteren. Afhankelijk van het belang van een ensemble, cluster, straatwand of bouwblok doet een verandering afbreuk aan de karakteristieken en is al dan niet gewenst. De mate waarin eenvormigheid binnen de detaillering behouden dient te blijven, verloopt van grootschalige hoogbouw, via rijtjeswoningen, naar kleinschalige individuele woonhuizen. Gebouwen met een bijzondere functie, én winkelcentra, kantoorgebouwen en appartementengebouwen worden (ook) beoordeeld aan de hand van de algemene criteria. Gebouwen langs de beelddragers vallen onder het reguliere welstandsniveau. Hiervoor is behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteit het uitgangspunt.

Voor een uitgebreide beschrijving van de welstandscriteria wordt verwezen naar de Welstandsnota.

Omdat er geen bouwwerken en/of gebouwen worden geplaatst kan gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de welstandsnota.

2.3.6 Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de beleidskeuzes en uitgangspunten van de gemeente Kampen.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Jurisprudentie stelt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd (RvS, 15-08-2012, 201200752/1/R2). In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten summier worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en/of externe veiligheid.

Gezien de aard van het wijzigingsplan zijn niet alle milieu- en omgevingsaspecten van belang. Het gaat om een ontwikkeling op een perceel met een relatief klein oppervlak die in een stedelijke omgeving is gelegen. In dit hoofdstuk gaan wij in op de belangrijkste aspecten die voor deze ontwikkeling gelden.

3.2 Huidige situatie

De woonwijk 'Cellesbroek-Middenwetering' is in de jaren tussen 1970 - 1990 opgericht. De locatie bevindt zich binnen deze wijk en wordt begrensd door woningen, twee basisscholen, een speeltuin en een sportpark. Het grootste gedeelte van de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt is feitelijk gelegen tussen de voorzijde van deze basisschool direct grenzend aan de Rolklaver en het sprotpark 'Middenwetering'. De Rolklaver is de onsluitingsweg voor de gehele wijk Cellesbroek-Middenwetering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0003.png"

Afbeelding: Luchtfoto huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0004.png"

Afbeelding: Huidig straatbeeld Rolklaver

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0005.png"

Afbeelding: Huidig straatbeeld Rolklaver

3.2.1 Ruimtelijke inpassing

De Rolklaver is een drukke wijkontsluitingsweg. Omdat veel leerlingen van die school niet uit de wijk komen en met de auto worden gebracht en gehaald, is gezocht naar een verkeersveilige oplossing aan de Rolklaver. Dit is mogelijk door de realisatie van een 'Kiss & Ride'. Deze 'Kiss & Ride'-zone is gelegen naast en los van de weg en sluit aan bij de structuur van de bestaande wegen. Aan beide zijden van de rijstrook van de kiss and ride is een opstelstrook gesitueerd. De opstelstrook, aan de zijde van de weg, is met een laag hekwerk afgescheiden van de weg. De toe te passen materialen en de kleuren passen in de omgeving en zijn kenmerkend voor de wijk. Ook door de aanplant van bomen verzacht het versteende oppervlak. Het voetpad wordt iets verlegd zodat de langzaam verkeerroute blijft bestaan.

3.3 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

3.3.1 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

Ter plaatse van de geplande de kiss-and-ride locatie zijn geen verdachte activiteiten aanwezig geweest. Dit geldt zowel voor de kiss-and-ride locatie als voor de nieuw aan te leggen parkeervoorzieningen voor personeel en omwonenden.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt ter plaatse van de geplande herinrichting sprake is van klasse AW2000 te zijn (bovengrond). Ten behoeve van de uitbreiding van de basisschool (Akelei 5) is door Mateboer een verkennend bodemonderzoek verricht. Zintuiglijk zijn geen bijmengingen waargenomen die kunnen duiden op bodemverontreiniging. Bij het onderzoek zijn in de grond maximaal licht verhoogde gehalten met EOX en minerale olie aangetoond. In het grondwater is sprake van licht verhoogde concentratie met chroom. De uitkomst van dit onderzoek geeft geen aanleiding tot nader onderzoek.

Op basis van bovenstaande is er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk ten behoeve van de werkzaamheden. Indien er werkzaamheden in de bestaande asfaltverharding (met onderliggende fundering) gaan plaatsvinden, wordt wel aanbevolen om onderzoek te verrichten. Hierbij moet je denken aan asfaltonderzoek (bepalen teerhoudendheid van het asfalt) conform CROW210 en onderzoek naar hergebruiksmogelijkheden van de onderliggende funderingslaag.

3.3.2 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen. Voor dit wijzigingsplan geldt dat de ontwikkeling niet plaatsvindt binnen een geluidszone van een spoorweg of industrieterrein.

Wegverkeerslawaai

De weg betreft een 30 km/uur weg waardoor er in gevallen van wijzigingen rekening gehouden dient te worden met de Wet ruimtelijke ordening. Voor het borgen van een goede ruimtelijke ordening is de gemeente Kampen voornemens de weg (Rolklaver) aan de voorzijde van de school te voorzien van een kiss-and-ride strook en aan de overzijde wordt de bestaande parkeerstrook gedeeltelijk verlengd.

In de huidige situatie staan auto's op gelijke afstand van de woningen geparkeerd als in de toekomstige situatie. In de toekomstige situatie zal het verkeer vlotter doorlopen waardoor de geluidbelasting op de omliggende woningen af zal nemen.

Zo kan er geconcludeerd worden dat er een positief effect zal zijn op de goede ruimtelijke ordening. Er geldt voor deze ontwikkeling dan ook geen nadere onderzoeksplicht voor geluid.

3.3.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

Op grond van artikel 5.16, lid 2 van de Wet milieubeheer geldt dat, voor wijzigings- en uitwerkingsplannen van een moederplan van na 2007, de luchtkwaliteit geen rol speelt wij de beoordeling van de ontwikkeling die de wijzigingsbevoegdheid met zich meebrengt.

Gelet op het moederplan "Woonwijken Kampen", welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 juli 2011, vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

3.3.4 Externe veiligheid

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart gegeven. Hieruit blijkt dat zich in de omgeving geen risico's bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0007.png"

Afbeelding: risicokaart - bron: Mapguide gemeente Kampen

Daarnaast zal door de ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt geen verandering en/of toename plaatsvinden van risicovolle transportroutes in het plangebied. Vanuit het milieuaspect externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan.

3.3.5 MER-beoordeling

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan MER-plichtig, besluit m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  • b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
  • c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets MER-plicht

De voorgenomen ontwikkeling wordt niet genoemd in onderdeel C en/of D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Vandaar dat er geconcludeerd kan worden dat een m.e.r.-procedure en daarmee het opstellen van een m.e.r. niet van toepassing is omdat er geen nadelige gevolgen voor het milieu aan de orde zijn.

3.4 Water

3.4.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Relevant beleid

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. U kunt de genoemde documenten raadplegen op onze site www.wdodelta.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 100 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin. Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

3.4.2 Overstromingsrisicoparagraaf

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 11, IJsseldelta. Aan de noord- en oostzijde van dijkring 11 ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer. Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 11 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 11 geldt een vastgestelde veiligheidsnorm van 1/ 2.000 per jaar. Dat betekend dat de keringen bestand moeten zijn op zowel maatgevend hoogwater door opstuwing door storm op het IJsselmeer dat 1/ 2.000 per jaar kan optreden, als maatgevend hoogwater op de IJssel dat 1/ 2.000 per jaar kan optreden. In het overgangsgebied tussen “meergedomineerd”en “riviergedomineerd” zijn de combinaties van hoogwater door opstuwing van het IJsselmeer en hoogwater door hoge rivierafvoer van belang. De keringen van dijkring 11 hebben weinig overhoogte en oversterkte ten opzichte van dit veiligheidsniveau.

Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat op 2,0 tot 5 meter voor de laagste gedeeltes van het plangebied (zie figuur A).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0008.png"

Figuur A: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak, dijkring 11, bron: Risicokaart.nl

Voor dijkring 11 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak Kampen. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied geschat tussen de 0 en 6 uur. (zie figuur B)

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0009.png"

Figuur B: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Kampen, bron: Provincie Overijssel

Geschiktheidsbeoordeling / maatregelen

Dijkring 11 wordt volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekend dat ontwikkelingen binnen deze dijkring alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Binnen dit plangebied wordt in dit bestemmingsplan de bestemming Groen gewijzigd in Verkeer. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen bestemd. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming.

3.5.1 Gebiedsbescherming

Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS), bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd.

Voor dit wijzigingsplan is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een dergelijke speciale beschermingszone ligt. Het plangebied ligt op ca. 2 km van het Natura 2000-gebieden Rijntakken en op ca. 2,5 km afstand van het Natura 2000 gebied Veluwerandmeren.

Behoudens de kap van enkele bomen, de aanleg van nieuwe verharding en de aanplant van nieuwe bomen zijn geen ontwikkelingen in het bestemmingsplan voorzien. Gelet op de afstand tot het dichtstbijzijnde beschermde gebied en de ligging in het stedelijk gebied zijn (significante) negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen uit te sluiten. Nader onderzoek ten aanzien van gebiedsbescherming is niet nodig.

3.5.2 Soortenbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.

Om te beoordelen of dit wijzigingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.

Gelet op de aard en beperkte omvang van het gebied (intensief onderhouden gras, lage heesterbeplanting en bomen langs een drukke weg)  kan met zekerheid worden gesteld dat er geen beschermde flora aanwezig is welke de realisatie van het wijzigingsplan onmogelijk maken. Verder zijn geen nesten van beschermde soorten in de bomen aangetroffen en zijn de bomen ook niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. De aanwezigheid van opgaande beplanting aan de overzijde van de weg betekent ook dat het verwijderen van de bomen niet zal leiden tot het aantasten van een eventueel aanwezige vliegroute voor vleermuizen. Nader onderzoek ten aanzien van soortenbescherming is niet nodig.

Voor de realisatie van de parkeerplaatsen aan de overzijde is geen natuurtoets nodig. Daar is enkel gazon aanwezig.

Na de vaststelling van het wijzigingsplan blijft de verplichting bestaan om bij de uitvoering rekening te houden met het broedseizoen.

3.6 Cultuurhistorie

3.6.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale weteving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.

Het plangebied kent geen archeologische (dubbel)bestemming. Daarnaat geldt ter plaatse een lage archeologische verwachting. Op onderstaande afbeelding uit de archeologische verwachtingenkaart blijkt dat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991267-VB01_0011.png"

Afbeelding: Archeologische waarden- en verwachtingskaart, Gemeente Kampen

Gezien de lage archeologische verwachting vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het onderliggend wijzigingsplan.

3.6.2 Monumentenzorg

In de toelichting van ruimtelijke plannen moet naast een toets aan archeologie ook een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en/of monumenten rekening is gehouden.

In het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische landschappelijke waarden. Het betreft een binnenstedelijke locatie in een Wederopbouw en jaren '60 stempelbouwwijk. Het pand maakt geen onderdeel uit van een beschermd stadsgezicht en het betreft geen monument. Wel is rekening gehouden met de stedenbouwkundige kenmerken van deze woonwijk: lucht-licht-ruimte.

Het wijzigingsplan heeft, gelet op ontbreken hiervan, geen invloed op cultuurhistorische waarden in het plangebied.

3.7 Verkeer

Verkeer

De Rolklaver is een belangrijke ontsluitingsweg van de woonwijk Cellesbroek waaraan de Groen van Prinstererschool grenst. Gebleken is dat de gereden snelheden om de Rolklaver te hoog zijn voor een erftoegangsweg van 30 km/uur.

De kinderen van de school komen vanuit een groter verspreidingsgebied en dat maakt dat zij veelal per auto wordt gebracht en gehaald. Om het oversteken vanaf de parkeerplaats aan de zijde van voetbalvelden naar de school toe veiliger te maken komt er een 30 km/uur plateau.

Parkeren

De Groen van Prinstererschool is gelegen aan de Akelei 5, een doodlopende erftoegangsweg. De situering van de wegen maakt juist dat er voor het halen en brengen vooral geparkeerd wordt aan een andere weg namelijk de Rolklaver. Om het halen en brengen per auto in betere banen te leiden komt er een kiss&ride strook waarbij 16 auto's gelijktijdig kortstondig kunnen staan. Naast de genoemde 'Kiss & Ride'-strook komen tegenover de Rolklaver 205 t/m 213 (oneven) gelijktijdig ook parkeerplaatsen. Eveneens wordt de bestaande parkeerstrook langs de Rolklaver aan de zijde van de voetbalvelden verlengd.

3.8 Kabels en leidingen

In of bij het plangebied zijn geen kabels of leidingen op bestemmingsplanniveau gelegen die een risico vormen voor de veiligheid.

In Bijlage 4 zijn de kabels en leidingen weergegeven die in de directe omgeving van het plangebied zijn gelegen. Middels een Klic melding is inzichtelijk gemaakt welke kabels en leidingen er liggen en op welke wijze hier rekening mee moet worden gehouden. Met de beheerders van de te verleggen kabels en leidingen worden nadere afspraken gemaakt.

Conclusie

Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 in combinatie met artikel 1.1.1. lid 3 van het Bro dient bij het opstellen van een wijzigingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een wijzigingsplan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een wijzigingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met de twee basisscholen, de verkeersouders, het buurt-verkeerscomité en omwonenden, heeft voorafgaand aan dit wijzigingsplan meerdere gesprekken plaatsgevonden. Met hen is gekeken naar de beste oplossing voor de verkeers- en parkeerproblematiek. Uit deze gesprekken zijn een aantal oplossingsscenario's bedacht die zijn voorgelegd aan de gemeenteraad.

Gekozen is voor de aanleg van extra parkeerstroken aan de Rolklaver ten behoeve van Kiss & Ride, kortdurend parkeren en parkeren voor personeel. Het voorliggend wijzigingsplan voorziet in deze ontwikkeling.

Het wijzigingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

De ontwikkeling is niet aan te merken als een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor geen kostenverhaal verplicht is. Het opstellen van een grondexploitatieplan in het kader van het voorliggende wijzigingsplan is hierom niet noodzakelijk. De risico op planschade is nihil.

De gronden zijn volledig in eigendom van de gemeente. De plankosten worden deels betaald uit de subsidie vanuit de provincie Overijssel en voor het overige deel vanuit eigen gemeentelijke middelen.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de regels van het moederplan, de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het wijzigingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het wijzigingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels

In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.2.2 Regels
5.2.2.1 Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

5.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

5.2.2.3 Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.

5.3 Bestemmingen

In het wijzigingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5' komt enkel de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied voor.

5.3.1 Dubbelbestemmingen

In het wijzigingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5' komen geen dubbelbestemmingen voor.

5.3.2 Algemene aanduidingsregels

De diverse aanduidingsregels zijn extra regels die gelden bovenop de regels die gesteld zijn in de bestaande bestemmingen. Vaak wordt gewerkt met de hiervoor in de SVBP2012 opgenomen gebiedsaanduidingen. Op deze wijze kun je één keer een regeling in de algemene aanduidingsregels op te nemen dan een aparte regeling in alle aparte van toepassing zijnde bestemmingen. In het wijzigingsplan ‘Woonwijken Kampen, 2e wijziging Akelei 5’ wordt ook geen gebruik gemaakt van gebiedsaanduidingen.

5.3.3 Verkeer - Verblijfsgebied

De hoofdwegen hebben de bestemming ‘Verkeer’ gekregen. In de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ zijn de lokale wegen en de verblijfsgebieden zoals straten en pleinen opgenomen. Binnen deze bestemming vallen ook fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, 'kiss en ride-stroken', wegen, alsmede groen- en speelvoorzieningen, bermen en water.

Wijzigen

In de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de aanduiding ‘markt’ op een gebied te leggen. Hiernaast is het met wijziging mogelijk de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde gronden met de bestemming te kunnen wijzingen in de bestemming ‘Tuin’ of ‘Wonen’ zonder bouwvlak, in verband met eventuele grondverkoop.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Deze paragraaf wordt gebruikt in geval van geen vooroverleg.

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op grond van het tweede lid van deze artikelen is de mogelijkheid gegeven dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde ‘Uitzonderingslijst vooroverleg’. De Inspectie Vrom heeft dit gedaan in een brief van 26 mei 2009.

Voor wat betreft de ‘Uitzonderingslijst vooroverleg’ is er sprake van een ontwerpwijzigingsplan in een bestaand stedelijk gebied, categorie A, onderdeel 5. Het gaat hier om een wijzigingsplan voor de aanleg van nieuwe en aanpassing van bestaande parkeer- en groenvoorzieningen van beperkte omvang en welke niet samenhangt met een planmatige stads- en/of dorpsuitbreiding.

Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009. Hiernaast is de waterparagraaf zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan al ter toetsing voorgelegd aan het Waterschap Drents Overijsselse Delta, waarbij zij deze op 4 december 2018 hebben aangegeven akkoord te gaan met dit plan. Onderhavig wijzigingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan is op 18 juni 2019 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad 'De Brug' en de Staatscourant en heeft vanaf 19 juni 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen binnengekomen.