direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden, 1e wijziging Manenbergring 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991252-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2016 is door de gemeenteraad het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in een netto uitbreiding van ca. 7 ha bedrijventerrein aansluitend aan het bestaande bedrijventerrein Spoorlanden in IJsselmuiden. Inmiddels is ruim de helft van het bedrijventerrein ingevuld met bedrijven en ook de invulling van de tweede fase verloopt voorspoedig. In het bestemmingsplan is voor een perceel in het noordwestelijke gedeelte een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming Bedrijventerrein naar Bedrijventerrein-verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG.

Esso Vermeulen heeft te kennen gegeven op bedoeld perceel een verkooppunt voor motorbrandstoffen te willen vestigen. Hiervoor is het nodig om toepassing te geven aan bedoelde wijzigingsbevoegdheid. Tevens is het noodzakelijk toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid om grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig te wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven. De gemeente is bereid hieraan medewerking te verlenen en voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Bij het plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden, 1e wijziging Manenbergring 1' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991252-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt op het nieuwe bedrijventerrein Uitbreiding Spoorlanden en is gesitueerd direct nabij het verkeersplein in de Oosterlandenweg. De Oosterlandenweg is één van de belangrijkste ontsluitingswegen voor het dorp IJsselmuiden en het achterliggende tuingebouwgebied de Koekoek. Zie kaartje plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991252-VB01_0001.png"

1.4 Geldend bestemmingsplan

In het geldend bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 december 2016 heeft het plangebied de bestemming “Bedrijventerrein” en voor een klein gedeelte de bestemming "Groen". Op de afbeelding “Uitsnede geldend bestemmingsplan” is een uitsnede opgenomen van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991252-VB01_0002.jpg"

Binnen het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden is in artikel 4.6 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze bepaling kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming 'Bedrijventerrein' wijzigen naar 'Bedrijventerrein-verkooppunt voor motorbrandstoffen' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone-wijzigingsgebied 1' met dien verstande dat de verkoop van LPG niet is toegestaan. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid is in artikel 4.6.2 een afwegingskader opgenomen. Tevens is in artikel 16.1 een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze bepaling kan het college van burgemeester en wethouders grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 meter worden verschoven. Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is nodig omdat het bouwplan net niet past binnen het huidige bestemmings- en bouwvlak. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid is in artikel 16.1.1 een afwegingskader opgenomen. Uit de in deze toelichting opgenomen onderbouwing blijkt dat aan de in het afwegingskader opgenomen aspecten wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991252-VB01_0003.png"

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In de keuze van het te voeren beleid dient een gemeente rekening te houden met het opgestelde relevante beleid op diverse overheidsniveaus. Omdat in het moederplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden al uitgebreid is ingegaan op het relevante beleid op de verschillende overheidsniveaus kan hier kortheidshalve naar verwezen worden. De wijziging, die het onderhavige plan mogelijk maakt, is namelijk van ondergeschikt belang en is op geen enkele wijze strijdig met het beleid op de verschillende overheidsniveaus.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Jurisprudentie stelt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd (RvS, 15-08-2012, 201200752/1/R2). In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten summier worden ingegaan. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Bij gebruikmaking van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden moet het afwegingskader in acht worden genomen, zodat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt. Daarnaast dient ook in het algemeen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een belangenafweging plaats te vinden, waarbij aandacht moet worden besteed aan de verschillende omgevingsaspecten.

3.2 Stedenbouwkundige inpasbaarheid

De kleine uitbreiding van het bestemmings- en bebouwingsvlak (aan de noordzijde ca. 10 meter) doet geen afbreuk aan de stedenbouwkundige opzet van het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden. Omdat het verkooppunt wordt gesitueerd op een zichtlocatie nabij het verkeersplein is vereist dat het bouwplan voldoende stedenbouwkundige kwaliteit heeft.

De uitbreiding is vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar: het verruimen van het bestemmings-en bebouwingsvlak is beperkt en gaat plaatsvinden aan de achterzijde van perceel waardoor het geen nadelige invloed heeft op het straatbeeld en de omliggende percelen. De extra m2 worden ingezet voor betere inrichting van het perceel hetgeen de verkeersafwikkeling en hiermee de verkeersveiligheid ten goede komt. Het ontwerp voor het tankstation is met zorg uitgewerkt en vormgeven zodat het qua maat, schaal en uitstraling  aansluit bij de locatie en het gebruik. Kortom: de uitbreiding  draagt bij tot een beter invulling van de locatie.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet aangetast. Het gebruik past naadloos in de omgeving, namelijk bedrijventerrein.

Het bouwplan heeft geen nadelige gevolgen voor de verkeersveiligheid ter plaatse. De in- en uitrit zijn dusdanig gesitueerd dat het doorgaande verkeer niet gehinderd wordt en dat het verkeer dat in- en uitrijdt naar het verkooppunt dit op een veilige en overzichtelijke wijze kan doen. De sociale veiligheid wijzigt niet door het bouwplan.

3.3 Milieu

3.3.1 Milieuzonering

Als uitgangspunt geldt dat de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Ten behoeve van de milieuzonering rond bedrijven is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.

Het onderhavig plangebied is gelegen aan de Manenbergring in IJsselmuiden waarop de bestemming Bedrijventerrein is gelegen. Door dit wijzingsplan zal deze bestemming worden gewijzigd naar Bedrijventerrein-verkooppunt voor motorbrandstoffen.

De omliggende percelen zijn bestemd als bedrijventerrein. In de buurt van het bedrijventerrein liggen wel een aantal woningen. Net ten noorden van het spoor en ten westen van de Oosterlandenweg is een zorgcomplex gelegen en op het bestaande westelijk van het plangebied gelegen bedrijventerrein Spoorlanden liggen enkele verspreid liggende woningen en ten noorden en oosten van het plangebeid liggen wat verspreide woningen op grotere afstand.

De VNG publicatie geeft een indicatie van de aan te houden afstanden tussen woonbestemmingen en bedrijfsbestemmingen afhankelijk van enerzijds de aard van het gebied (een rustige of een gemengde woonomgeving) en anderzijds de aard (zwaarte van de milieucategorie) van de bedrijvigheid.

Een benzineverkooppunt zonder LPG wordt volgens de bedrijvenlijst aangemerkt als een categorie 2-bedrijf. Aan de hierbij geldende afstanden wordt ruimschoots voldaan. Het aspect milieuzonering levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.3.2 Bodem

Ten behoeve van de vaststelling van het moederplan is bodemonderzoek (Spoorlanden, Grontmij, GM-0118807, 28 november 2013) verricht. Met dit onderzoek is de kwaliteit van de bodem van het perceel waarop het benzineverkooppunt is beoogd vastgesteld).

Conclusie

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied. Op de locatie zijn licht verhoogde waarden aan onderzochte stoffen in de grond en in het grondwater aangetroffen. Deze relatief lage gehalten geven geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek. Het aspect bodem is voldoende onderbouwd en levert geen nadere beperking voor het wijzigingsplan.

3.3.3 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen. Er is hier geen sprake van een geluidgevoelige bestemming, er hoeft dus geen nader onderzoek plaats te vinden.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

De luchtkwaliteit wordt bepaald door de som van achtergrondconcentratie van in de Wet milieubeheer genoemde stoffen gesommeerd met de lokale bijdragen uit o.a. stookinstallaties en verkeer. Op veel plaatsen in Kampen is reeds onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit (vooral in het kader van ruimtelijke plannen). De uitkomst daarvan is steeds onveranderd dat (ruimschoots) wordt voldaan aan de grenswaarden zoals die op grond van de Wet milieubeheer voor een aantal verschillende stoffen zijn vastgesteld (veelal wordt slechts onderzoek gedaan naar de concentraties fijn stof en stikstofdioxide als indicator, zitten deze onder grenswaarden dan geldt dat bijna automatisch ook voor de andere genormeerde stoffen).

3.3.5 Externe veiligheid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet binnen redelijke grenzen gewaarborgd worden dat door de (toekomstige) vestiging van bedrijven geen onverantwoorde veiligheidsrisico's ontstaan voor de omgeving. Ook andere risicobronnen moeten worden geïnventariseerd en beoordeeld om een uitspraak te kunnen doen over de aanvaardbaarheid van de risico's en de mogelijkheden tot het beperken ervan. In en rond het plangebied kunnen verschillende ramptypen zich voordoen.

Hoe risico's met betrekking tot externe veiligheid moeten worden verantwoord staat in verschillende regelingen beschreven. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2013 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat vermeld hoe omgegaan moet worden met risico's van bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Het wijziginsplan valt onder de gebiedstypering “bedrijventerrein”.

Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico. In het plan zijn geen bedrijven gevestigd met veiligheidsrisico's welke onder een wettelijke regeling vallen. Hierna worden de volgende risico's beschreven inclusief in het kader van welke regeling deze worden beoordeeld. Voor zover nodig wordt tevens een verantwoording geven van het groepsrisico.

Luchtverkeer 

Risico's m.b.t. luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten als niet relevant. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is dermate klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

Spoorwegverkeer 

Ten noorden van het plangebied ligt de spoorlijn Zwolle-Kampen. Over dit baanvak worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Hierdoor vormt het baanvak geen aanleiding voor een nader onderzoek.

Wegverkeer 

Risico's m.b.t. vervoer over de weg zijn voor het plangebied enigszins aan de orde. Net als bij inrichtingen kent de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS) de systematiek van normen aan het plaatsgebonden risico en een oriëntatie op het groepsrisico (met onder bepaalde omstandigheden een verantwoordingsplicht).Risico's m.b.t. vervoer over de weg zijn voor het plangebied verwaarloosbaar klein.

Transport over water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de IJssel, die is gelegen op ca. 1 kilometer van het plangebied. Op grond van het ontwerp basisnet water (19 januari 2008) kan de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico in ieder geval lager ligt dan 10% van de oriënterende waarde. De PR 10-6 contour liggen op het water. Om deze redenen kan gesteld worden dat het risico ten gevolge van een ongeval op de IJssel, hoewel hypothetisch aanwezig, verwaarloosbaar is.

Inrichtingen

In het plangebied zijn inrichtingen genoemd in het Bevi uitgesloten.

Buisleidingen 

In het plangebied zijn geen, qua externe veiligheid, relevante buisleidingen aanwezig.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering tot omzetting van de bestemming Bedrijventerrein naar Verkeer-verkooppunt motorbrandstoffen.

3.4 Water

Ten behoeve van de vaststelling van het moederplan heeft de watertoets plaatsgevonden. Het voorliggende wijzigingsplan betreft slechts een zeer kleinschalige uitbreiding van de bedrijfsbestemming met een geringe toename van verharding. De bestemmingswijziging heeft geen consequenties voor de watertoets.

Voor de inhoud van de watertoets en de overstromingsrisicoparagraaf wordt verwezen naar het moederplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden'.

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ten behoeve van het moederplan is een natuurtoets uitgevoerd. In de natuurtoets zijn de effecten beoordeeld van het plan aan de wettelijke bescherming van soorten en gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) in het kader van de Wet natuurbescherming. Er is geen sprake van kap van bomen, zodat niet getoetst wordt aan de bescherming van houtopstanden.

Voorliggend wijzigingsplan heeft geen wijzigingen in zich die relevant zijn voor deze natuurtoets. Voor de inhoud van de natuurtoets wordt verwezen naar het moederplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden'. De natuurtoets vormt geen belemmering voor het voorliggende wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 in combinatie met artikel 1.1.1. lid 3 van het Bro dient bij het opstellen van een wijzigingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een wijzigingsplan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een wijzigingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De wettelijke procedure wordt gevolgd. Daarbij zal het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens de genoemde periode kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerp. Wanneer geen zienswijzen worden ingediend, wordt het wijzigingsplan vastgesteld. Wanneer wel zienswijzen zijn ingediend, worden deze voorzien van een gemeentelijke reactie. Vervolgens kan het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van een zienswijze, worden vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het college van burgemeester en wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij een wijzigingsplan moet ook inzicht worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten worden verhaald door middel van verkoop van het perceel. Het plan is economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden' deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het wijzigingsplan dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het wijzigingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels. 
  • Bestemmingsregels. 
  • Algemene regels. 
  • Overgangs- en slotregels 

In een wijzigingsplan wordt slechts een beperkt aantal regels nader uitgewerkt. Afhankelijk van de wijzigingsbevoegdheid wordt hierbij vaak aangesloten bij de specifieke bestemmingen uit het moederplan. Waar nodig en waar mogelijk worden deze bestemmingen aangevuld. Voor het overige blijven de algemene regels uit het moederplan van kracht, zoals de wijze van meten, de algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en het overgangsrecht. In verband met de leesbaarheid en de digitale vindbaarheid op www.ruimtelijkeplannen.nl kiest de gemeente Kampen er voor om de algemene regels uit het moederplan één op één op te nemen in het wijzigingsplan.

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit een nadere eisen-regeling, afwijkregels, specifieke gebruiksregels, een aanlegvergunningstelsel en een wijzigingsbevoegdheid. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen zijn ingedeeld. De anti-dubbeltelbepaling en het overgangsrecht zijn zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.2.2 Regels

Inleidende regels 

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Wijze van meten 

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij toepassing van de regels. Dit betreft ondermeer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

Bestemmingsregels 

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving: 

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels: 

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels: 

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning: 

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

5.3 Bestemming

In het wijzigingsplan komt enkel de volgende bestemming voor:

  • Bedrijventerrein- verkooppunt voor motorbrandstoffen.

De nadere aanduiding voor verkooppunt voor motorbrandstoffen kwam niet voor in het moederplan. In de planregels is aangesloten bij de regeling zoals die in andere bestemmingsplannen in de gemeente Kampen is opgenomen voor verkooppunten voor motorbrandstoffen. Binnen deze bestemming is het mogelijk een verkooppunt voor motorbrandstoffen op te richten met ook daarbij een autowasinrichting en autowasplaatsen met daarbij behorende bouwwerken, erf en parkeervoorzieningen.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Op grond van het tweede lid van deze artikelen is de mogelijkheid gegeven dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde "Uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen". Dit wijzigingsplan valt onder de categorie Bedrijfsdoeleinden binnen bestaand bebouwd gebied. In het moederplan was deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Er is geen provinciaal belang betrokken bij deze wijziging zodat vooroverleg achterwege kan blijven. Bij plannen voor bedrijfsdoeleinden kan het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met de provincie achterwege blijven mits de ontwikkeling in lijn is met de gemeentelijke bedrijfsterreinenvisie. De ontwikkeling past binnen de visie waarin inbreiding een aandachtspunt is. Het vrijgekomen terrein wordt ingevuld met een bedrijfsfunctie.

Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft voor het moederplan een positief wateradvies gegeven. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan wordt gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug, het Gemeenteblad en de Staatscourant en zal gedurende zes weken ter inzage liggen.

Bijlagen bij de toelichting