direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991251-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 15 december 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" vastgesteld. Dit plan voorzag in de uitbreiding van het bedrijventerrein Spoorlanden in IJsselmuiden. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van ongeveer 7 hectare netto bedrijventerrein mogelijk. Het bedrijventerrein is momenteel in aanleg en de eerste bedrijven zullen zich binnenkort vestigen op het bedrijventerrein. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft het college aan de raad toegezegd in overleg met belanghebbenden (bewoners en toekomstige ondernemers) te komen met een partiële herziening van het bestemmingsplan voor het mogelijk maken van een groensingel/bosstrook aan de oostzijde van het nieuwe bedrijventerrein. Voorliggende bestemmingsplanherziening voorziet hierin.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden, 1e herziening' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991251-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de uitbreiding van het bedrijventerrein Spoorlanden (thans Spoorlanden 2 geheten). Zie kaartje hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991251-VB01_0001.png"

Situering plangebied

1.4 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied is het bestemmingsplan Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan vervalt dit plan gedeeltelijk.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkeling komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het plangebied. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordeninig (Barro)

Op 13 maart 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd. In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren. De volgende nationale belangen zijn relevant voor het plangebied:

  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Nationaal Landschap IJsseldelta

In Nederland hebben twintig gebieden de status "Nationaal Landschap". In deze gebieden dient het landschap te worden behouden en te "ontwikkelen met kwaliteit". De zogenoemde kernkwaliteiten van Nationale Landschappen dienen te worden behouden en versterkt, en kunnen nog aantrekkelijker worden gemaakt voor onder andere recreatie. De IJsseldelta dankt haar status als Nationaal Landschap aan enkele specifieke kenmerken, de zogenaamde kernkwaliteiten. Dit Nationaal Landschap bestaat grofweg uit twee met elkaar samenhangende delen: Mastenbroek en het Kampereiland. Dit zeer open kleiontginningslandschap wordt enerzijds gekenmerkt door het traditionele verkavelingspatroon met restanten van kreken en huisterpen van het Kampereiland en anderzijds door de rationeel en geometrisch verkavelde polder Mastenbroek. Een groot deel van de gemeente Kampen ligt binnen het Nationaal Landschap. Dit betreft het gebied rondom de IJssel en ten noorden van de IJssel. Ook het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap. In het Ontwikkelingsprogramma Nationaal Landschap IJsseldelta is door de samenwerkende partners - de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle, Kampen en Zwartewaterland en het Waterschap Groot Salland (nu waterschap Drents Overijsselse Delta) - aangegeven hoe zij de opgave "behoud, beheer en versterking" willen realiseren. Binnen het Nationaal Landschap mogen bestemmingsplannen alleen voorzien in nieuwe ontwikkelingen, indien deze bijdragen aan het behoud of versterken van de kernkwaliteiten.

In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is weergegeven hoe in het plan rekening is gehouden met een goede landschappelijke inpassing. Door de toevoeging van een brede bomenrij aan de oostzijde van het bedrijventerrein wordt de zichtbaarheid van het bedrijventerrein vanuit het Nationaal Landschap verzacht.

 

Zorgvuldige afweging en besluitvorming

De gemeente Kampen doorloopt een zorgvuldig proces in de besluitvorming. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden krijgen de gelegenheid te reageren op het bestemmingsplan. In paragraaf 4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt hier nader op ingegaan.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Beken kleur" is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei 2017 van kracht. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes (of-vraag)

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” is met name artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) van de Omgevingverordening Overijssel van belang. In dit artikel is bepaald dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Bij de voorgenomen ontwikkeling is er sprake van het realiseren van een brede bomenrij, als zachte overgang, langs een nieuw bedrijventerrein. Dit draagt bij aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de geldende gebiedskenmerken.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

Het plangebied ligt in het ontwikkelingsperspectief op de grens tussen mixlandschap en bedrijventerrein (stedelijke omgeving). In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is een uitgebreide beschrijving gegeven. Door weloverwogen versterking van de bestaande landschappelijk structuren, verkaveling, inpassing van bebouwing en door aanleg van voor dit landschap kenmerkende landschapselementen en door het creëren van een groene voorzone tussen de uitbreiding en de Zwolseweg ontstaat een aantrekkelijke stadsrand en entree tot IJsselmuiden.

2.2.2 Omgevingsverordening

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Zoals in de paragraaf hiervoor is aangegeven dient de brede bomenrij aan de oostzijde van het nieuwe bedrijventerrein de overgang tussen de bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein en het open landschap te verzachten en daarmee tevens de zichtbaarheid van de bedrijfsgebouwen vanuit de omgeving te verminderen.

2.2.3 Nationaal Landschap IJsseldelta

Zoals eerder beschreven zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte verschillende Nationale Landschappen aangewezen en het plangebied ligt in één daarvan; het Nationaal Landschap IJsseldelta. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet vergroot worden. De opgave voor het gebied IJsseldelta is in eerste instantie uitgewerkt in een ontwikkelingsperspectief. Daarna volgt uitwerking in een uitvoeringsprogramma.

Het gebied IJsseldelta heeft drie kernkwaliteiten:

  • de grote mate van openheid;
  • de oudste rationele, geometrische verkaveling;
  • reliëf in de vorm van huisterpen en kreekruggen.

Ingevolge art. 2.6.4 van de Omgevingsverordening voorzien bestemmingsplannen alleen in nieuwe ontwikkelingen in een Nationaal Landschap als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten. In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is hier al een beschrijving van gegeven en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak over de ingestelde beroepen over een eventuele aantasting van het Nationaal Landschap deze ongegrond verklaard.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.

In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is uitgebreid ingegaan op de structuurvisie en hoe het plan past binnen deze visie. Voorliggend plan is een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en zijn omgeving.

2.3.2 Gebiedsvisie Dorpsrand IJsselmuiden

In de gebiedsvisie dorpsrand IJsselmuiden-Koekoek, ofwel 'de gezichten van IJsselmuiden', wordt uitgebreid ingegaan op hoe de uitbreiding Spoorlanden het beste landschappelijk kan worden ingepast. De gebiedsvisie is vastgesteld door de gemeenteraad in juli 2011. Voorliggend plan past in deze gebiedsvisie.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

3.1 Landschappelijke en ruimtelijke inpassing

De uitbreiding van het bedrijventerrein Spoorlanden wordt landschappelijk ingepast door enerzijds de verplichte achtergevel rooilijn voor de op te richten bedrijfsgebouwen en anderzijds door een brede singelbeplanting richting het landschap. De singel sluit door zijn lengte, breedte, situering en invulling aan bij het verkavelingspartroon van het landschap. De singelbeplanting met elzen is voor dit landschap kenmerkend in de laaggelegen gedeeltes.

De aanwezigheid van een brede singelbeplanting verzacht de overgang van het harde industrieterrein naar het open landschap en het op relatief korte afstand gelegen historische lint van Oosterholt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991251-VB01_0002.jpg"

Beeld vanaf de Sonnenbergweg op het bedrijventerrein zonder groensingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991251-VB01_0003.jpg"

Beeld vanaf de Sonnenbergweg op het bedrijventerrein met groensingel

3.2 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

3.2.1 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico’s of ecologische risico’s daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

Voor het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is een bomdemonderzoek verricht, waarbij het perceel van het voorliggende bestemmingsplan ook is onderzocht. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied. Op de locatie zijn licht verhoogde waarden aan onderzochte stoffen in de grond en in het grondwater aangetroffen. De gevonden gehalten en stoffen komen overeen met de voorgaande bodemonderzoeken. Deze relatief lage gehalten geven geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek. Er zijn geen milieuhygiënische risico's voor de voorgenomen uitbreiding van het industrieterrein Spoorlanden. Dit betekent ook dat het aspect bodem geen nadere beperking oplevert ten aanzien van onderhavig plan.

Andere milieuaspecten spelen geen rol bij het voorliggende plan.

3.3 Water

3.3.1 Watertoets

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is een watertoets opgenomen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft een positief wateradvies afgegeven. het voorliggende plan brengt geen wijziging aan in de waterhuishouding en derhalve wordt verwezen naar de eerder verrichte watertoets.

3.3.2 Overstromingsrisico

In de omgevingsverordening heeft de provincie Overijssel aangegeven dat voor gebieden met het risico op overstroming een onderbouwing in het bestemmingsplan moet worden opgenomen in de vorm van een overstromingsrisicoparagraaf. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen minder snel en ondiep onderlopende gebieden en snel diep onderlopende gebieden.

In het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden" is een overstromingsrisicoparagraaf opgenomen. Het voorliggende plan brengt geen inhoudelijke wijziging aan die relevant is voor het overstromingsrisico en daarom wordt verwezen naar de overstromingsrisicoparagraaf in het bestemmingsplan "Uitbreiding bedrijvneterrein Spoorlanden".

3.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient rekening te worden gehouden met het aspect ecologie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of het bestemmingsplan mogelijk negatieve effecten op de natuurwaarden in het gebied heeft (Bijlage 1 Natuurtoets).

3.4.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied.

In het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden en ook geen NNN-gebieden. De afstand tussen het plangebied en de omliggende Natura 2000-gebieden is verschillend: het gebied Rijntakken (Uiterwaarden IJssel) ligt op een afstand van ca. 500 meter van het plangebied. Andere Natura 2000-gebieden liggen op een veel grotere afstand. Gelet op de voorgenomen functieverandering, agrarische grond wordt vervangen door een bosstrook, kan met zekerheid worden gesteld dat deze bestemmingsplangerziening geen negatieve effecten heeft op de natuurwaarden in deze gebieden.

De rivier de IJssel en de uiterwaarden zijn onderdeel van het NNN, maar gezien de aard van de maatregel en de afstand tot het NNN kan in dit geval met zekerheid worden vastgesteld dat er geen sprake is van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Ten aanzien van mogelijke stikstofuitstoot is de conclusie dat de aanleg van bosstrook een verwaarloosbaar effect heeft op de stikstofdepositie van het oorspronkelijke plan omdat in de gebruiksfase geen extra stikstofuitstoot plaatsvindt.

Weidevogelgebied

Het gebied Spoorlanden 2 en de nu voorziene bosstrook liggen in gebied met bijzondere natuurwaarden buiten het NNN. De provincie Overijssel heeft het gebied aangemerkt als 'Open grasland weidevogelbeheer niet-kritische soorten en kritische soorten'. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan voor uitbreiding van Spoorlanden was een verlies van omgerekend maximaal 7 gruttobroedparen vastgesteld. Voor de compensatie betekent dit een compensatieopgave van 14 ha bij optimale inrichting als weidevogelgebied. Uit de Actualisatie natuurtoets (Bijlage 1) blijkt dat de aanleg van de strook bos geen directe aanleiding geeft tot het nemen van additionele compenserende maatregelen.

3.4.2 Soortenbescherming

In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermede soorten voor die vermeld staan op de lijsten van de Wet natuurbescherming. Hierom is een actualisatie uitgevoerd van het Natuuronderzoek uit 2016 (Bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt dat de aanleg van de strook bos geen consequenties heeft voor de in 2016 gerapporteerde conclusies en aanbevelingen ten aanzien van soortbescherming van flora, vleermuizen, overige zoogdieren, broedvogels met jaarrond beschermde nesten, overige broedvogels, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelde dieren.

Conclusie

Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming is niet aan de orde. De Wet natuurbescherming (onderdeel soortenbescherming) staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.5 Cultuurhistorie

3.5.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie en vervolgens is de Erfgoedwet in werking getreden. Door middel van de Erfgoedwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale wetgeving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.

Plangebied en archeologische waarden  

Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn er in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig. Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied een lage verwachtingswaarde voor archeologische resten. De gemeentelijk archeoloog heeft aangegeven dat een nader archeologisch onderzoek niet is vereist.

De archeologische meldingsplicht, op grond van de Erfgoedwet, blijft onverminderd voor het volledige plangebied van kracht

3.5.2 Monumentenzorg

Er zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten in het plangebied aanwezig. Het plangebied is onbebouwd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.1.1 vooroverleg

Vooroverleg is gevoerd met de provincie Overijssel. Bij mailbericht van 8 oktober heeft de provincie laten weten vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure te zien. Hiermee was, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

4.1.2 participatie

Met een vertegenwoordiging van de omwonenden is overleg geweest over de invulling en situering van de groensingel. De nadrukkelijke wens van de omwonenden is dat de groensingel wordt gesitueerd direct aansluitend aan de bedrijfsgebouwen, dus naast de Bedrijfsbestemming. Door middel van kaartmateriaal is de werking van de groensingel gevisualiseerd. Met de ondernemers van de bedrijven die straks zijn gevestigd op het oostelijke deel van de uitbreiding van Spoorlanden, voor zover al bekend, is ook overleg geweest over de realisatie van de groensingel. Zij zijn hiermee bekend en hebben dit voor kennisgeving aangenomen.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.2.1 Grondexploitatiewet

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in de bouw van een of meer hoofdgebouwen, is er geen sprake van een plan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. De gemeente is eigenaar van de grond en de aanleg van bosstrook is opgenomen in de grondexploitatie van het bedrijventerrein Spoorlanden 2. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2008 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden, 1e herziening’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende voorschriften van een nadere toelichting voorzien.

De bij dit plan behorende voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven gedetailleerde bestemmingen omschreven en worden per bestemming de bouwregels vermeld. Bij sommige bestemmingen worden ook de wijzigingsbevoegdheid voor functieverandering, uitwerkingsregels, afwijkingen van de bouwregels en specifieke gebruiksregels omschreven. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het gehele bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

5.2.2 Regels
5.2.2.1 Inleidende regels

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen.

5.2.2.2 Wijze van meten

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

5.2.2.3 Bestemmingsregels

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.

5.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Uitbreiding Bedrijventerrein Spoorlanden, 1e herziening' komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch

In het bestemmingsplan Uitbreiding bedrijventerrein Spoorlanden was ongeveer halverwege de beoogde bosstrook een groenblok opgenomen als onderbreking van de lange gevellijn. Een klein gedeelte van dit groenblok krijgt nu weer de bestemming Agrarisch, omdat dit gedeelte buiten de beoogde bosstrook valt. Het open gebied, aansluitend aan de uitbreiding van het bedrijventerrein en de bosstrook dat bestaat uit weilanden, heeft de bestemming 'Agrarisch' gekregen en is voornamelijk bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.

Groen 

De beoogde bosstrook heeft de bestemming 'Groen' gekregen om de landschappelijke inpassing mogelijk te maken. Op de gronden met deze bestemming mogen naast de groenvoorzieningen onder meer ook fiets- en/of voetpaden en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen worden gerealiseerd. De standaard wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer', die normaal in deze bestemming is opgenomen, is verwijderd.

Tuin

Een smalle strook tussen het bedrijventerrein en de bosstrook krijgt de bestemming Tuin. Deze strook grond wordt verkocht aan de bedrijven maar men mag hier geen bebouwing oprichten.