Plan: | Parkeren (parapluplan) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991237-VB01 |
In artikel 2.3.27 van de Bouwverordening 2012 is opgenomen dat voor het grondgebruik en functies afhankelijk van de omvang en de bestemming van het gebouw, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's parkeerruimte in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort, voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.
Op basis hiervan worden aanvragen om een omgevingsvergunning getoetst en hier wordt in de toelichting op bestemmingsplannen naar verwezen. Eind november 2014 is de grondslag in de Woningwet voor de stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening vervallen, waarmee ook de regels voor het parkeren en laden en lossen zijn vervallen. Dit moet voortaan in het bestemmingsplan geregeld worden. Tot 1 juli 2018 geldt een overgangsrecht waardoor voor bestaande situaties de parkeerbepaling nog blijft gelden. Dit geeft gemeenten de te tijd om de parkeerbepaling in bestemmingsplannen op te nemen.
Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat bij de invulling van het begrip ”voldoende parkeergelegenheid” aan het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen moet worden getoetst. Er dient daarom expliciet te worden verwezen naar een parkeerbeleid. Dit is in dit geval de “Parkeernormennota gemeente Kampen' en de eventuele wijzigingen hierop.
In dit parapluplan parkeren wordt voor diverse bestemmingsplannen het parkeerartikel opgenomen.
Het bestemmingsplan 'Parkeren (parapluplan)' bestaat uit de volgende stukken:
Voor het plangebied zijn de verschillende bestemmingsplannen van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan Parkeren (parapluplan) worden deze plannen aangevuld met een extra artikel dat het parkeren regelt. Voor een overzicht wordt verwezen naar Artikel 2 van de regels.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Bouwverordening 2012 Gemeente Kampen
Artikel 2.3.27 Bouwverordening 2012 stelt de eis dat een functie alleen uitgeoefend kan worden als er parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd. Het is mogelijk om hiervan ontheffing te verlenen:
Uitgangspunt is dus dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Als dit niet gebeurt, is er sprake van een weigeringsgrond om een omgevingsvergunning te verlenen. In lid 4 zijn twee mogelijkheden opgenomen om via een afwijking toch vergunning te verlenen. Deze bepaling is per 1 juli 2018 definitief vervallen.
Verordening reserve parkeergelegenheden
De verordening reserve parkeergelegenheden is het zogenaamde parkeerfonds voor de binnenstad. Het realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein bij een nieuw bouwplan kan worden afgekocht door een bijdrage in het parkeerfonds.
Parkeernormennota Kampen
Tegelijkertijd met dit bestemmingsplan wordt ook een Parkeernormennota gemeente Kampen vastgesteld. In de regels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing opgenomen naar de meest recent vastgestelde Parkeernormennota. Deze nota is een zogeheten wetsinterpreterende beleidsregel.
In de Parkeernormennota is opgenomen hoe de parkeerbehoefte moet worden berekend. Hierbij geldt als hoofdregel dat in deze parkeerbehoefte op eigen terrein moet worden voorzien. Daarnaast is in de nota opgenomen in welke gevallen gebruik gemaakt kan worden van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in dit bestemmingsplan.
Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.
Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.
Er is geen sprake van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro, waardoor er geen kostenverhaal hoeft plaats te vinden.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.
Het bestemmingsplan 'Parkeren (parapluplan)’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan.
Onderhavig plan betreft een parapluplan. Het vult een aantal bestemmingsplannen aan met een parkeerbepaling, waarbij de onderliggende plannen voor het overige onverkort van kracht blijven.
Een bestemmingsplan is één van de instrumenten die het ruimtegebruik regelt. In een bestemmingsplan is onder meer vastgelegd voor welke doelen gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden en welke bebouwing is toegestaan.
Het wijzigen van het gebruik van gronden of gebouwen of de nieuwbouw van een gebouw kan tot gevolg hebben dat er meer autoverkeer in het gebied wordt gegenereerd. En deze auto's moeten ook ergens geparkeerd worden. Hierbij is het belangrijk dat de omgeving geen overlast ervaart van deze toename van parkeren. Denk bijvoorbeeld aan de nieuwbouw van een kantoorgebouw, maar ook aan het wijzigen van de functie van een woning naar een winkel of het toestaan van het houden van evenementen op agrarisch gebied. Deze activiteiten hebben allemaal tot gevolg dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn.
Parkeren
De parkeerbepaling is zo opgesteld, dat voor al deze situaties gegarandeerd is dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Het kan gaan om de volgende situaties:
Laden & lossen
De eis van voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen op eigen terrein blijft gehandhaafd. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
binnenplanse afwijking
Op andere wijze voorzien in voldoende parkeerplaatsen
Wanneer er onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden, is er de mogelijkheid om binnenplans af te wijken om het plan alsnog doorgang te laten vinden. Daarbij moet dan in het kader van de belangenafweging aan het vastgestelde parkeerbeleid worden getoetst.
Afwijken bij bijzondere omstandigheden
Hiernaast is een hardheidsclausule opgenomen. Volgens jurisprudentie moet deze afwijkingsmogelijkheid alleen in bijzondere gevallen en dus terughoudend worden toegepast. Dit betreft voornamelijk de situatie waarbij het voor een bepaald bouwinitiatief of bepaalde ruimtelijke ontwikkeling ruimtelijk en financieel-economisch niet mogelijk is om op of buiten het eigen terrein (volledig) te voorzien in de parkeerbehoefte, terwijl dit initiatief of deze ontwikkeling van wel van maatschappelijkof van algemeen belang is.
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een project dat in de gemeente de werkgelegenheid aanzienlijk vergroot of voorziet in een nieuwe maatschappelijke voorziening die zeer wenselijk wordt geacht. In de omgevingsvergunning voor een dergelijk project kan dan worden uitgegaan een lagere parkeernorm.
Hierbij gelden wel de volgende voorwaarden:
buitenplanse afwijking
Zodra er sprake is van een functiewijzing en/of een bouwactiviteit die in strijd is met het bestemmingsplan, waardoor alleen met een buitenplanse afwijking kan worden meegewerkt, moet voor deze buitenplanse afwijking worden beoordeeld of er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarbij moet dan in het kader van de belangenafweging aan het vastgestelde parkeerbeleid worden getoetst.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009. Hiernaast zijn er door de aard van het bestemmingsplan geen consequenties op het gebied van de waterhuishouding, waardoor overleg met het Waterschap niet nodig is. Ook vooroverleg met de provincie kan achterwege blijven, omdat het om een actualiserend bestemmingsplan gaat waarbij de huidige bepaling uit de bouwverordening wordt overgezet naar dit bestemmingsplan. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan is op 4 september 2018 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 5 september 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er één zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpplan. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt verwezen naar Bijlage 2 Zienswijzereactienota.