direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuiderzeehaven 2010, 1e wijziging windturbine Genuakade
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991220-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Liprovit BV aan de Genuakade wil het bestaande pand uitbreiden. Direct nabij Liprovit is een windturbine aanwezig. Het initiatief wordt beperkt door de gebiedsaanduiding “Veiligheidszone Windturbine I” uit het Bestemmingsplan “Zuiderzeehaven 2010”. Binnen deze gebiedsaanduiding zijn geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de risicocontour.

Ten tijden van het opstellen van Bestemmingsplan “Zuiderzeehaven 2010” was nog niet bekend welk turbinetype er gebouwd zou gaan worden. Anteagroup heeft onderzocht wat nu de werkelijke PR 10-5 contour van de windturbine is. Uit de berekening blijkt dat de PR 10-5-contour 36 meter is. Dit is kleiner dan de contour die in het bestemmingsplan is aangehouden. Deze bedroeg 45 meter. De contour in het bestemmingsplan is echter vastgesteld als algemeen uitgangspunt omdat nog onbekend was wel type windturbine uiteindelijke geplaatst zou worden. De kleinere PR 10-5 contour geeft Liprovit de ruimte op haar perceel om het benodigde bedrijfspand te kunnen bouwen.

Met een wijzigingsplan kan de aanduiding worden aangepast van 45 meter naar 36 meter, zodat de planologische ruimte op het bedrijventerrein optimaal benut kan worden.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het wijzigingsplan 'Zuiderzeehaven 2010, 1e wijziging windturbine Genuakade' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991220-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

Liprovit BV is gevestigd aan de Genuakade te Kampen. Direct nabij Liprovit is een windturbine aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991220-VB01_0001.jpg"

1.4 Geldend moederplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Zuiderzeehaven 2010'. In deze bestemming zijn regels gegeven waaraan de wijziging moet voldoen. Alleen wanneer het plan aan de wijzingingsregels voldoet, kan van de wijziging gebruik worden gemaakt.

In artikel 16 van het bestemmingsplan zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In artikel 16, lid 1 onder c is bepaald dat aanduidingen gewijzigd kunnen worden als daartoe aanleiding bestaat vanwege een wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991220-VB01_0002.jpg"

Afwegingskader

In artikel 16.1.1 is een afwegingkader gegeven om een evenredige belangenafweging te kunnen maken bij toepassing van artikel 16.1:

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991220-VB01_0003.jpg"

Aan dit afwegingkader wordt voldaan omdat:

  • de te beschermen waarden (PR 10-5) niet worden geschaad, de norm voor beperkt kwetsbare objecten blijft gehandhaafd;
  • de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden niet geschaad. De gebruiksmogelijkheden worden juist vergroot, terwijl de windturbine niet beperkt wordt in haar bedrijfsvoering.
  • de wijziging heeft geen effect op enig uitvoerbaarheidsaspect zoals genoemd onder c.

1.5 Leeswijzer

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt dat aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan. Het uitgevoerde onderzoek naar de risicocontour maakt daar tevens deel van uit. De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • de onderzoeksaspecten komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in hoofdstuk 5. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;
  • Het laatste hoofdstuk behandelt Inspraak en Overleg

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. In de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

Dit wijzigingsplan heeft slechts betrekking op de wijziging van de PR 10-5-contour. Met deze wijziging kan de planologische ruimte op het bedrijventerrein optimaal worden benut.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

'Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en is vanaf 1 mei van kracht. Deze visie gaat over hoe we de leefomgeving in onze provincie willen inrichten en ontwikkelen. De Omgevingsverordening Overijssel 2017 is een vertaling van de Omgevingsvisie in bindende regels voor derden.

2.2.2 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De drie criteria 'realisatie door partnerschap', 'effectiviteit' (decentraal wat kan, centraal wat moet en ruimte voor partners) en 'doelmatigheid' (deregulering en helderheid) zijn daarbij uitgangspunt.

Het voorliggende plan past binnen het provinciaal beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.

2.3.2 Extern veiligheidsbeleid

De gemeente Kampen wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die verantwoordelijkheid in te vullen, heeft de gemeente Kampen samen met Haskoning Nederland B.V. Milieu het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Kampen aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Risicobronnen bestaan uit risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uit een inventarisatie blijkt dat zich in Kampen relatief weinig risicobronnen bevinden. De gemeente Kampen kent 8 BEVI-inrichtingen en 8 inrichtingen die vallen onder de drempelwaardenlijst in het kader van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (propaantanks, opslag van gevaarlijke stoffen en houtopslag).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over weg, spoor, water en buisleiding. De gemeente heeft in 2001 een routering voor het wegvervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Ook ontheffingroutes zijn bepaald.

Op basis van de uitgevoerde inventarisaties is geconstateerd dat binnen de gemeente Kampen geen grote knelpunten aanwezig zijn voor wat betreft de bescherming van individuele burgers (plaatsgebonden risico). Wel is een aantal situaties aanwezig met een verhoogd risico voor groepen (groepsrisico). Daarnaast vormt de ligging van de bestaande transportassen en buisleidingen wel een aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd indien ze voldoen aan de wettelijke grens- en richtwaarden. Indien niet aan wettelijke grenswaarden wordt voldaan, dient naar een (snelle) oplossing van de situatie gezocht te worden. Bron- en effectmaatregelen lopen daarbij vooruit op saneringsinstrumenten. Bij een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico in bestaande situaties, dienen de hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (eventueel wordt de regionale brandweer om advies gevraagd).

In het geval van nieuwe situaties worden in woongebieden geen risicobronnen geïntroduceerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6 contour van een risicobron liggen. Daarnaast is een toename van het groepsrisico door risicobronnen niet toegestaan. Een toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan, mits:

  • er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • de risicobron actief wordt benaderd teneinde de risico's zo mogelijk te minimaliseren;
  • de oriënterende waarde voor het groepsrisico in nieuwe situaties als richtwaarde wordt beschouwd.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Jurisprudentie stelt dat met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd (RvS, 15-08-2012, 201200752/1/R2).

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Gelet op het feit dat het hier uitsluitend gaat om aanpassing van de PR 10-5/jr contour is onderzoek naar de diverse aspecten (ecologie, geluid, water, luchtkwaliteit etc.) niet nodig. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting zoals die in het moederplan "Zuiderzeehaven 2010" is opgenomen.

3.2 Onderzoek windturbine

Rondom windturbines zijn risicocontouren van toepassing. Binnen deze veiligheidscontouren gelden beperkingen voor het realiseren van objecten waar mensen kunnen verblijven. Liprovit BV wil het bestaande pand, dat buiten de relevante risicocontouren is gelegen, uitbreiden. De bedrijfsuitbreiding moet conform de definitie in het Besluit externe veiligheid inrichtingen beschouwd worden als beperkt kwetsbaar object.

Het initiatief wordt hierbij beperkt door de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone Windturbine I" uit het Bestemmingsplan "Zuiderzeehaven 2010". Binnen deze gebiedsaanduiding zijn geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de risicocontour (10-5) van de naastgelegen windturbine.

Ten tijden van het opstellen van Bestemmingsplan "Zuiderzeehaven 2010" was nog niet bekend welk turbinetype er gebouwd zou gaan worden. Daarom is destijds uitgegaan van een Vestas V90 turbine met een PR 10-5 contour van 45 meter en de bij dit type behorende risicocontouren zijn vastgelegd in het bestemmingsplan. Relevant hierbij is dat het bestemmingsplan elk type windturbine toestaat, zolang de risicocontouren maar binnen de daarvoor gereserveerde ruimte blijven.

Uiteindelijk zijn in 2015 kleinere windturbines gebouwd van het type Enercon E82. Deze windturbine heeft een andere PR 10-5 contour, waardoor mogelijk een te grote "Veiligheidszone'' is opgenomen in het Bestemmingsplan "Zuiderzeehaven 2010".

Anteagroup heeft het rapport "Veiligheidszone windturbine Genuakade Kampen, wijziging PR 10-5 contour in bestemmingsplan" (10 februari 2017) opgesteld. (Zie Bijlage 1) Onderzocht is wat de werkelijke PR 10-5 contour van deze windturbine is. Basis voor het onderzoek is het handboek risicozonering windturbines (HRW). De rekenregels zoals opgenomen in het HRW zijn gevolgd, waarmee wordt geconformeerd aan de landelijk gebruikte richtlijn.

Relevant voor de casus is de omvang van de PR 10-5-contour. Uit de berekening blijkt dat de PR 10-5-contour van de Enercon E82 36 meter is. Dit is kleiner dan de contour die in het bestemmingsplan is aangehouden, deze bedroeg 45 meter. De contour in het bestemmingsplan is echter vastgesteld als algemeen uitgangspunt omdat nog onbekend was wel type windturbine uiteindelijk geplaatst zou worden. Thans is de windturbine geplaatst en kan dus worden uitgegaan van de specifieke kenmerken van deze windturbine. Relevant is dat een windturbine een afschrijvingstermijn van circa 20 jaar kent, en er (tenminste) binnen de planperiode dus geen ander type windturbine gerealiseerd zal worden.

De kleinere PR 10-5 contour geeft Liprovit de ruimte op haar perceel om het benodigde bedrijfspand te kunnen bouwen. De veiligheidszone Windturbine I uit het Bestemmingsplan "Zuiderzeehaven 2010" wordt met dit plan gewijzigd van 45 meter naar 36 meter, zodat de planologische ruimte op het bedrijventerrein optimaal benut kan worden. De Veiligheidsregio IJsselland (Brandweer) heeft ingestemd met het rapport. Het advies is als Bijlage 2 opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 in combinatie met artikel 1.1.1. lid 3 van het Bro dient bij het opstellen van een wijzigingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een wijzigingsplan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een wijzigingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De wettelijke procedure wordt gevolgd. Daarbij zal het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens de genoemde periode kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerp. Wanneer geen zienswijzen worden ingediend, wordt het wijzigingsplan vastgesteld. Wanneer wel zienswijzen zijn ingediend, worden deze voorzien van een gemeentelijke reactie. Vervolgens kan het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van een zienswijze, worden vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het college van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gemoeid zijn met het wijzigingsplan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening. Er wordt een planschadeverhaalovereenkomst gesloten.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de regels van het moederplan, de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het wijzigingsplan 'Zuiderzeehaven 2010, 1e wijziging windturbine Genuakade’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het wijzigingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het plan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. In dit hoofdstuk worden de van het plan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.

dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding en toelichting. Voor de regels wordt aangesloten bij de regels van het moederplan Zuiderzeehaven 2010.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geëist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Op grond van het tweede lid van deze artikelen is de mogelijkheid gegeven dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg gevoerd hoeft te worden. De provincie Overijssel heeft dergelijke gevallen aangegeven in de zogenaamde "Uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen". Aanpassing van de contour van een windmolen valt niet onder één van de categorieën. Hierom is vooroverleg met de provincie gevoerd. Met een mail van 6 juni 2017 heeft de provincie aangegeven in te stemmen met het plan.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan is op 17 juni 2017 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad Kampen.nl, het Gemeenteblad en de Staatscourant en heeft vanaf deze datum gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend:

1191-2017:

Met een brief ingekomen op 19 juli 2017 heeft Tennet TSO BV een zienswijze ingediend. Deze zienswijze is binnen de inzagetermijn ontvangen, waarmee de zienswijze ontvankelijk is.

Samengevat ziet de zienswijze op het volgende:

  • 1. Artikel 6 uit het plan is verwarrend. Appellant levert een tekstvoorstel tot verbetering.

Voor het overige heeft appellant nog twee opmerkingen:

  • 2. Appellant verzoekt om bij het wettelijk verplichte vooroverleg betrokken te worden
  • 3. Appellant verzoekt om bij plaatsing van windturbines in de nabijheid van hoogspanningsleidingen rekening te houden met het handboek risicozonering Windturbines.

Ad 1:

Het gaat in dit geval om de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid die in het moederplan Zuiderzeehaven 2010 is gegeven. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het alleen mogelijk om aanduidingen op de plankaart te wijzigen; het is niet mogelijk om met deze bevoegdheid planregels zelf inhoudelijk aan te passen. In dit geval wordt dus alleen een bestaande aanduiding 'Veiligheidszone- Windturbine 1' verkleind, voor de rest wordt het moederplan niet gewijzigd. In verband met de (digitale) leesbaarheid van het wijzigingsplan zijn de onderliggende bestemmingen uit het moederplan ongewijzigd overgenomen. Op deze wijze hoef je bij toetsing aan het wijzigingsplan niet steeds heen en weer te springen van het wijzigingsplan naar het moederplan.

De planregel waar appellant naar verwijst is dus een bestaande geldende regel uit het moederplan welke geen onderdeel is van het wijzigingsplan. Binnen de wijzigingsbevoegdheid is deze niet aan te passen. De zienswijze is ongegrond.

Omdat het rechtstreeks opnemen van de regels nu verwarring geeft, worden de regels ambtshalve aangepast naar een rechtstreekse verwijzing naar het moederplan 'Zuiderzeehaven 2010'. Wij zullen de overige opmerkingen bij de eerstvolgende algehele herziening van het moederplan verwerken.

Ad 2:

Appellant is aan de lijst met vooroverlegpartners toegevoegd.

Ad 3:

Er is aangesloten bij de rekenmethoden van het handboek risicozonering Windturbines.