direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woonwijken Kampen, 2e uitwerking Noordrand Hanzewijk
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991123-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Kampen en woningbouwvereniging DeltaWonen werken samen aan het vernieuwen van de Hanzewijk in Kampen. In deze wijk wordt de bestaande bouw, bestaande uit 940 portiekwoningen, vervangen door nieuwbouw. De nieuwe Hanzewijk wordt een gemelleerde wijk met huur- en koopwoningen, appartementen en eengezinswoningen. Ook komt er een compleet nieuw centrum in de wijk waarin, naast winkels, ook zorg- en welzijnsvoorzieningen komen.

De juridische kaders voor de genoemde ontwikkelingen zijn vastgelegd in het bestemmingsplan Woonwijken Kampen. Dit bestemmingsplan is door de raad vastgesteld op 21 juli 2011. Voor de Hanzewijk is gebruik gemaakt van uit te werken bestemmingen voor de gebieden waar nog stedelijke vernieuwing moet plaatsvinden. Hierdoor kan in een later stadium dieper ingegaan worden op de exacte stedenbouwkundige inrichting van het gebied.

Inmiddels zijn een drietal uitwerkingsplannen vastgesteld, namelijk ''Hanzewijk, 1e uitwerking, 1e partiële herziening'', Hanzewijk'', 1e uitwerking, 2e partiële herziening'' en "Woonwijken Kampen, centrumgebied Hanzewijk". Deze uitwerkingsplannen maken de bouw van de inmiddels gebouwde grondgebonden woningen en appartementen en het nog te bouwen centrumgebied in de Hanzewijk mogelijk. Daarnaast is de vestiging van een gezondheidscentrum in de voormalige school aan de Arent toe Boecopsingel planologisch geregeld.

Het doel van het onderhavige uitwerkingsplan Woonwijken Kampen, 2e uitwerking Noordrand Hanzewijk is om het gedeelte aan de noordzijde van de Hanzewijk nader in te vullen. In dit gebied worden 133 grondgebonden woningen gerealiseerd. Belangrijke basis voor dit plan zijn naast de in het (moeder)bestemmingsplan Woonwijken Kampen opgenomen randvoorwaarden, de voorwaarden zoals deze zijn neergelegd in het Beeldregieplan voor de vernieuwde Hanzewijk. In dit beeldregieplan zijn de ruimtelijke uitgangspunten, richtlijnen en randvoorwaarden geformuleerd waaraan de uitvoeringsplannen voor de Hanzewijk moeten voldoen. Het beeldregieplan vormt hiermee het toetsingskader voor de toekomstige bouwplannen en inrichtingsplannen voor de buitenruimte.

1.2 Bij dit plan behorende stukken

Het uitwerkingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e uitwerking Noordrand Hanzewijk' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991123-VB01.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Ligging van het plangebied

De locatie betreft de noordelijke begrenzing van de Hanzewijk. Het perceel is ongeveer 29.500 m2 groot. De locatie is momenteel voor de helft braakliggend en is ingesloten tussen de nieuwbouw in de Hanzewijk en de groensingel aan de Louise de Colignysingel.

1.4 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen' de bestemming 'Woongebied - uit te werken'. De regels bepalen dat binnen deze bestemming onder andere maatschappelijke voorzieningen en woningen zijn toegestaan, met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991123-VB01_0001.png"

1.4.1 Bouwplan in relatie tot uitwerkingsregels

De uitwerkingsregels bepalen dat het aantal te bouwen woningen binnen de bestemming maximaal 700 mag bedragen. 15% van de gronden van het bestemmingsvlak moeten worden bestemd voor water en/of groenvoorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 15 meter bedragen.

Andere eisen zijn dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer op geluidsgevoelige objecten (waaronder woningen) maximaal de voorkeursgrenswaarde mag bedragen. Als dit niet zo is, moeten de woningen ten minste één geluidsluwe gevel hebben. Ook dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.

1.4.2 Uitwerkingsregels

Het stedenbouwkundig ontwerp gaat uit van de realisatie van 133 woningen. De gebouwen hebben een maximale bouwhoogte van 11 meter. De maximum aantallen woningen uit het moederplan wordt niet overschreden. Ook de maximale bouwhoogte van 15 meter wordt niet overschreden.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat er op een deel van de gevels van de woningen een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde plaatsvindt. De maximaal te ontheffen waarde wordt niet overschreden. In het gebied is een parkeerbehoefte van 200 parkeerplaatsen. In totaal 236 parkeerplaatsen worden binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gerealiseerd, zodat aan deze uitwerkingsregel wordt voldaan.

Ook aan de eis dat minimaal 15% van het plangebied moet worden ingericht met groenvoorzieningen en/of water wordt voldaan. 13 % van de gronden wordt binnen de bestemming Groen als groenvoorziening ingericht. In de overige vereiste 2% wordt in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied meer dan voldoende voorzien.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal;
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 4;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels;

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor de binnenstad van Kampen. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Europees en rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. in de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slecht 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijk groei geent op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid.

In dit geval betreft het een voorgenomen ontwikkeling waarvoor provincie en gemeenten verantwoordelijk zijn, aangezien sprake is van een ontwikkeling van woningen op een inbreidingslocatie. Hiernaast wordt aan de uitgangspunten voor verstedelijking voldaan.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel vormt een belangrijk beleidskader voor de gewenste ontwikkeling. Op 1 juli 2009 is het Omgevingsplan vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Overijssel en heeft nu de status van structuurvisie (onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening). Tevens geldt het omgevingsplan als Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk.

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat sprake is van afnemende groei van de bevolking en verandering van de samenstelling. Echter, de vraag naar woningen blijft tot 2030 stijgen. Het aantal huishoudens stijgt sterker dan het aantal inwoners. Vooral het aantal eenpersoonshuishoudens neemt toe. De woonwensen worden vanwege de differentiatie van huishoudens steeds specifieker. Op basis van de bevolkings- en huishoudensontwikkeling is er tot 2030 behoefte aan het toevoegen van circa 60.000 woningen aan de bestaande voorraad.

In de omgevingsvisie is aangegeven wat volgens de provincie op het gebied van de woonomgeving van provinciaal belang is. Hierover staat het volgende: "de woningmarkt is (boven)regionaal. Er is op (boven)regionaal niveau regie nodig om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te houden. De aanwezigheid van aantrekkelijke woonmilieus voor diverse woonbehoeften is daarom van provinciaal belang. De beschikbaarheid van voorzieningen is veelal een gemeentelijke zaak, maar daar waar het de voorzieningen betreft met (boven)regionale of zelfs (inter)nationale uitstraling is de provincie mede verantwoordelijk."

2.2.2 Omgevingsverordening (2009)

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Binnen het plan zijn de volgende ontwikkelingsperspectieven van toepassing:

  • Steden als motor.
  • Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus.

Het plan ligt in een woonwijk waar de volgende onderwerpen gelden:

  • Ruimte voor herstructurering
  • Inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

De beoogde ontwikkeling in het plan betreft een inbreiding en past binnen de ontwikkelingsperspectieven. De volgende vier lagen zijn voor het plangebied van toepassing:

  • natuurlijke laag: Oeverwallen: oeverwallen werden als eerste bewoond en bewerkt. In dit geval wordt woonbebouwing op een oeverwal toegevoegd.
  • laag van het agrarisch cultuurlandschap: nvt.
  • stedelijke laag: Woonwijken 1955-nu: nieuwe bebouwing voegt zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel. Er wordt voortgeborduurd op de bestaande kwaliteiten van de bebouwing en het stedenbouwkundig ontwerp. In dit geval wordt qua architectuur en massa aangesloten bij de omliggende bebouwing.
  • lust- en leisurelaag: nvt.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen uitbreiding van de woonfunctie past binnen het provinciale beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Kampen 2030 (2009)

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de gemeenteraad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid. In de visie wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De structuurvisie is een richtinggevend document.

Op 28 mei 2009 is de Structuurvisie 2030 Kampen vastgesteld door de raad. Dit strategische document bevat de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente verwacht het ruimtelijk beleid te gaan uitvoeren in de komende jaren. De Structuurvisie is een richtinggevend document.

In dit beleidsdocument wordt ingezet op inbreiding en het afbouwen van in gang gezette ontwikkelingen, waaronder de herstructurering van de Hanzewijk waar dit plan onderdeel van uitmaakt. De ontwikkeling past dan ook in het gemeentelijk beleid.

2.3.2 Woonvisie 2010-2020 (2010) en Lokaal Woonplan (2012)

In de Woonvisie worden de verschillende woonbelangen in balans gebracht. De visie is daarom niet alleen gericht op de kwantiteit en kwaliteit van nieuw te bouwen woningen maar ook op de bestaande voorraad. Niet alleen gericht op een passende sociale huurvoorraad, maar ook bijvoorbeeld op het stimuleren van particuliere bouw met vrije bouwkavels. Daarnaast wordt erin gestreefd naar maatwerk voor diverse doelgroepen. Het bevorderen van de samenhang tussen wonen, welzijn en zorg is daarvan een voorbeeld.

Ook worden er in de visie toekomstige ontwikkelingen geschetst. Deze hangen samen met een groei van Kampen naar 60.000 inwoners, de toenemende vergrijzing, de toenemende behoefte aan het combineren van wonen, zorg en welzijn en het zoeken naar een goed woningaanbod dat aansluit bij de woonwensen.

In het Lokaal Woonplan is uitgesproken dat wordt ingestoken op afronding van de Hanzewijk met een resterende plancapaciteit van circa 350 woningen, verdeeld over 40% koop en 60% huur.

2.3.3 Groenstructuurvisie (2012) en Groenbeleidsplan (2004)

Het Groenbeleidsplan is een evaluatie en actualisatie van de groen- en boomstructuurplannen van Kampen, IJsselmuiden en de kleine kernen. In dit plan is het groenbeleid van de gemeente Kampen binnen de bebouwde kom vastgelegd. Speerpunten:

  • welzijn van de mensen in hun woonomgeving;
  • uitstraling in de centra;
  • groen met plaats voor natuurontwikkeling (oevers, bermen en enkele grotere percelen);
  • hoofdgroenstructuur (IJsselmuiden, Kampen): op 500 meter van een ieders woning een grote groenvoorziening (parken, sportvelden, begraafplaatsen, waterpartijen); de hoofdgroenstructuur wordt gevormd door al deze voorzieningen samen; de hoofdgroenstructuur dient in stand gehouden en beschermd te worden.

Momenteel wordt gewerkt aan een vervangende Groenstructuurvisie welke naar verwachting in 2012 wordt vastgesteld. Ook in deze visie wordt ingezet op bescherming van de nog aanwezige groengebieden. In het plangebied is voorzien in drie grote groengebieden, zodat aan het beleidsplan wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Jurisprudentie stelt dat naast de toetsing aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan ook bezien moet worden of de uitwerking binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regels niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de uitwerking en de totstandkoming van de uitwerking niet in strijd is met het recht. Jurisprudentie stelt hierbij dat hierbij in aanmerking kan worden genomen dat naarmate een bestemmingsplan jonger is, het er eerder voor kan worden gehouden dat een goede ruimtelijke ordening is ingesloten in de uitwerkingsregels (RvS, 6-8-2003, 200206714/1). In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten summier worden ingegaan, gelet op het recente moederplan dat uitgewerkt wordt. Het betreft hier niet alleen de ruimtelijke problematiek maar ook de aspecten die samenhangen met het milieu, de archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

3.1.1 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing

Uitgangspunt voor de stedenbouwkundige invulling van de herstructurering Hanzewijk ten noorden van de Hanzelaan, is het door BGSV Bureau voor Stedebouw te Rotterdam ontworpen verkavelingsplan. Het plan zoals dat nu ontwikkeld gaat worden, voldoet aan de uitgangspunten zoals die zijn neergelegd in het Beeldregieplan Hanzewijk.

De stedenbouwkundige opzet van dit deel van de wijk laat zich beschrijven als twee wanden in de lengterichting van de wijk met daartussen een negental haaks geplaatste woonblokken, al dan niet gegroepeerd rondom een groen pleintje. In dit deel komen geen appartementen. Het betreft allemaal grondgebonden woningen.

Twee architectenbureaus hebben aan het ontwerp van de woningen gewerkt. Gekozen is om het ontwerp van de woningen links en rechts aan de Hanzelaan door één en dezelfde architect te laten maken.

Hanzelaan

Aan de noordzijde van de Hanzelaan komen dezelfde woningen zoals nu aan het zuidelijk deel van de Hanzelaan staan. Forse woningen in drie bouwlagen met overstekende dakranden, een bouwhoogte van circa 10 meter en een plat dak, uitgevoerd in baksteen. Door aan weerszijden een wandbebouwing op te richten, met woningen die hun voordeur en hun hoofdwoonruimte aan de straat hebben wordt de laanstructuur van de Hanzelaan nog eens extra benadrukt. Ook bij deze woningen ligt de woonkamer 0,60 m hoger dan het straatniveau. Net als aan de zuidzijde is ook gekozen voor het hoog/laag principe bij de toegang naar de woonhofjes en zijwegen. Tevens is als ontwerpmotief het principe hol/bol gekozen, als een variant op het hol/bol-principe van de woningen aan de zuidzijde. Dit wordt bewerkstelligd door een tegenovergestelde beweging te maken van de voor de voorgevel uitstekende erkers en de terugliggende entrees. Omdat het zuidgevels betreft waar de zon volop schijnt, ontstaat er toch een eigen 'gezicht'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991123-VB01_0002.png"

Koning Abelsingel

De woningen langs de Koning Abelsingel krijgen een hoge, rijzige statuur. Ingespeeld wordt op de plaatselijke situatie, waarbij de woningen aan de rand van de wijk staan aan een brede groenstrook met een lager gelegen singel. De woningen worden met een lessenaarsdak afgewerkt. Het zijn circa 6,30 meter brede woningen waarbij, afhankelijk van de plek, de hoeken van een lage dan wel hoge goot worden voorzien. Uitgangspunt van de architect is om de bouwblokken te ontwerpen als een samenhangend geheel. De tussenwoningen krijgen aan de achterzijde uitbouwen over twee bouwlagen. Keuzemogelijkheid is om de 2e / 3e bouwlaag aan de voorzijde uit te bouwen met een erker. De erkers van 1e en 2e bouwlaag kunnen verticaal worden gekoppeld. De tuinen van de woningen aan de Koning Abelsingel liggen op het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991123-VB01_0003.png"

Tussengebied

Bij de woningen tussen de twee 'bebouwingsflanken' van de Hanzelaan en de Koning Abelsingel onderscheidt men twee typen:

1) Hofwoningen

De woningen aan de woonhofjes hebben een opvallende witte 'biesrand' die van de daklijst doorloopt in de gootlijn. De gootlijn is wisselend in hoogte, aan de zonzijde meer laag en aan de noordzijde van het hofje meer hoog. Het dakvlak aan de voorzijde van de woningen steekt ruim over de voorgevellijn heen en komt te steunen op kolommen die 2,70 m uit elkaar staan. Deze maat zorgt voor een rustig ritme. Er is geen sprake van een uitgesproken dakoverstek bij de kopgevels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991123-VB01_0004.png"

2) Straatwoningen

Dit type woning heeft geen kolommen aan de voorzijde maar erkers en veel glas. De woningen eindigen met een hoge kopgevel. De witte gootlijn loopt bij het hoge en lage gedeelte door. De woningen hebben hun collectieve uitstraling door de eenvormige kozijnen en erkers. De kopgevels zijn niet helemaal dicht, maar smalle raamopeningen zorgen voor het contact met buiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991123-VB01_0005.png"

Alle woningen in het tussengebied worden in twee lagen uitgevoerd met een kap. De nokhoogte van deze woningen bedraagt circa 10 meter.

3.2 Milieu

Het uitgangspunt is dat met de realisering van het plan een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom zijn in het kader van deze ruimtelijke onderbouwing de (wettelijk) noodzakelijke toetsen verricht.

3.2.1 Milieuzonering

Als uitgangspunt geldt dat het project niet leidt tot milieuoverlast bij milieugevoelige functies in de omgeving. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. 

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

Om het plangebied heen zijn voornamelijk woningen gelegen. Hiernaast is het bestaande winkelcentrum naast het plangebied gesitueerd, maar deze zal na de bouw van het nieuwe wijkwinkelcentrum afgebroken worden. Gelet op de afstanden tussen de woningbouw en het bestaande en geplande winkelcentrum (40 meter en meer) is er geen sprake van milieuhinder.

3.2.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).

onderzoek

Op de locatie Noordrand Hanzewijk te Kampen is een verkennend bodemonderzoek (incl. asbest) (Mateboer Milieutechniek B.V., projectnummer 122166/PK, datum 28 november 2012) uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de bouwplannen op de locatie. Met het onderzoek wordt de bodem- en grondwaterkwaliteit van het terrein vastgesteld. Hierbij zal worden nagegaan in hoeverre het voormalige, dan wel het huidige gebruik van de locatie heeft geleid tot verontreiniging van de bodem.

Veldwerk

Zintuiglijk is voornamelijk in de bovengrond van een aantal boringen een bijmenging met puin aangetroffen. Zintuiglijk zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen.

Grond

In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan barium, nikkel, zink en PCB aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, kobalt, kwik, lood, nikkel en zink aangetroffen.

Grondwater

In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan xylenen en barium aangetoond.

Asbest

De bovengrond is plaatselijk geanalyseerd op de aanwezigheid van asbest. Dit zijn voornamelijk grondmonsters waarin zintuiglijk bijmengingen met puin zijn aangetroffen. Asbest is in geen van de onderzochte grondmonsters verhoogd aangetroffen.

Conclusie

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond en het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetroffen. In de grond zijn geen verhoogde gehalten aan asbest aangetoond. De aangetroffen licht verhoogde gehalten vormen milieuhygiënisch geen belemmeringen voor de bestemmingsplanuitwerking en de voorgenomen bouwplannen.

3.2.3 Geluid

Bij het doorlopen van een procedure op grond van artikel 3.1 lid 1 onder b van de Wet ruimtelijke ordening geldt een onderzoeksplicht voor geluid. Dit onderzoek richt zich op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen die binnen een geluidszone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein zijn gelegen. Het plangebied is gesitueerd binnen de bebouwde kom (Wegenverkeerswet 1994) van Kampen en wordt niet gerealiseerd binnen het invloedsgebied van spoorlijnen of industrieterreinen, welke voorzien zijn van een geluidszone volgens de Wet geluidhinder (Wgh). Derhalve zijn deze geluidsaspecten niet relevant voor het bouwplan. De invloed van bedrijven vallend onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer is niet beschouwd.

3.2.3.1 wegverkeerslawaai

In de omgeving van het bouwplan Hanzewijk noordrand liggen de wegen Arent toe Boecopsingel, Dr. Damstraat, Hanzelaan, JH Kokstraat, Louise de Colignysingel en de Oostzeestraat. Voor alle wegen bedraagt de maximum snelheid 30 km/h.

In artikel 74 Wgh is ook geregeld dat wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/h geldt, geen geluidszone van rechtswege hebben en daarmee buiten het kader van de Wet geluidhinder vallen. Echter in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dient wel aandacht geschonken te worden aan de geluidsbelasting afkomstig van wegen, waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/h (uitspraak Raad van State, d.d. 3 september 2003 nr 200203751/1). In het Bouwbesluit worden namelijk eisen gesteld aan de karakteristieke geluidswering van de gevel. Hiermee wordt beoogd in geluidsgevoelige bestemmingen een aanvaardbaar leefklimaat binnen te realiseren.

De geluidsbelasting van de Arent toe Boecopsingel, Dr. Damstraat, Hanzelaan, JH Kokstraat, Louise de Colignysingel en de Oostzeestraat is ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemming bepaald en getoetst aan de grenswaarde volgens de Wgh, als zijnde het een weg met geluidszone. Ook is de gecumuleerd geluidsbelasting berekend.

Grenswaarde Wgh

In de Wgh wordt voor wat betreft de te hanteren grenswaarde onderscheid gemaakt. Voor het plangebied is de zogenaamde nieuwe situatie van toepassen; dit houdt in dat binnen de zone van een bestaande weg een geluidsgevoelige bestemming wordt gebouwd, veranderd of gerealiseerd.

Voor een nieuwe situatie bedraagt de voorkeurgrenswaarde 48 dB (artikel 82 Wgh). Een hogere waarde dan de voorkeurgrenswaarde kan vastgesteld worden door het college van Burgemeester en Wethouders met een maximum van 68 dB, aangezien sprake is van vervangende nieuwbouw in een stedelijke situatie betreft (artikel 83 Wgh). Dit dient onderbouwd te worden met de motivatie waarom maatregelen aan de bron (de weg) en/of in de overdracht (het tussengebied, in de vorm van bijvoorbeeld een scherm) niet worden toegepast.

Geluidsbelasting

De geluidsbelasting vanwege wegverkeer wordt beoordeeld ten minste tien jaar nadat het bouwplan gereed is. Op grond van de verkeersgegevens (prognose voor 2030, zie bijlage 1) van de wegen in de directe omgeving is de geluidsbelasting bepaald ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemmingen (zie bijlage 2). De berekende geluidsbelasting is conform de Wet geluidhinder (art. 110g) gecorrigeerd voor het stiller worden van het verkeer, de correctie bedraagt 5 dB voor snelheden minder dan 70 km/h en 2 dB voor de overige snelheden. Hiervan wordt afgeweken, als sprake is van snelheden 70 km/u of meer in combinatie met elementenverharding, ZOAB, 2L ZOAB, (geoptimaliseerd) uitgeborsteld beton of oppervlaktebewerking; de correctie bedraagt dan 1 dB.

Tabel 1: maximale geluidsbelasting (Lden) vanwege de verschillende wegen

  Hoogste waarde
[dB]  
Voorkeurgrenswaarde
[dB]  
Te ontheffen waarde Wgh
[dB]  
Arent toe Boecopsingel   47   48   68  
Dr. Damstraat   45   48   68  
Hanzelaan   53   48   68  
JH Kokstraat   52   48   68  
Louise de Colignysingel   38   48   68  
Oostzeestraat   46   48   68  
De geluidsbelastingen zijn weergegeven inclusief de correctie vanwege het stiller worden van het verkeer  

Vanwege de Arent toe Boecopsingel, Dr. Damstraat, Louise de Colignysingel en de Oostzeestraat wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wgh. De geluidsbelasting vanwege de Hanzelaan en de JH Kokstraat voldoet niet aan de voorkeurgrenswaarde, maar wel aan de maximaal te ontheffen waarde. Bij de woningen waar de voorkeurgrenswaarde wordt overschreden, is beschouwd of deze over een geluidsluwe gevel beschikken. Uit de resultaten per wegvak blijkt, dat hiervan sprake is.

Geluidsreducerende voorzieningen

De voorkeurgrenswaarde wordt overschreden vanwege de Hanzelaan en de JH Kokstraat, globaal is onderzocht of het mogelijk is deze overschrijding weg te nemen door het treffen van geluidsreducerende voorzieningen. Hierbij is de voorkeursvolgorde bron-overdracht-ontvanger aangehouden.

Bron

Op beide wegen is uitgegaan van een elementenverharding in keperverband, dit kan vervangen worden door heel stille wegdektype. Het maximale effect hiervan bedraagt ten hoogste 6 dB. Dit betekent dat de geluidsbelasting dan 48 dB (53 - 6) bedraagt en aan de voorkeurgrenswaarde wordt voldaan. Qua onderhoud en vervanging brengt dit asfalt echter hogere kosten met zich mee, hierbij dient gedacht te worden aan de dubbele kosten ten opzichte van normaal asfalt. Tevens is geen informatie beschikbaar of het hele stille asfalt zijn werking behoud bij lage snelheden.

Het verlagen van de etmaalintensiteit is niet logisch aangezien het reeds een weg met beperkte intensiteit betreft, welke als wijkontsluitingsweg fungeert.

Overdracht

Geluidsschermen plaatsen tussen de bron (weg) en de ontvanger (woning) is niet mogelijk, gezien de beperkte ruimte die beschikbaar is.

Ontvanger

Een hogere grenswaarde vast laten stellen door het college burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen is niet mogelijk, omdat de Wgh niet van toepassing is (vanwege de maximum snelheid).

Wel worden eisen gesteld aan de mate van geluidwering van de gevel, dit is geregeld in het Bouwbesluit. Aangetoond dient te worden met een onderzoek op welke manier voldaan wordt aan de eisen in het Bouwbesluit. Bij de berekening dient rekening gehouden te worden met de gecumuleerde geluidsbelasting. Deze is in bijlage 2 en 3 weergegeven.

Samenvatting en conclusie

Het Bouwplan Hanzewijk noordrand is niet gelegen in de (geluids-) zone van een zoneringsplichtige weg overeenkomstig de Wet geluidhinder (Wgh). In de directe omgeving van het bouwplan Hanzewijk noordrand zijn wel wegen gelegen waarvan de maximum snelheid 30 km/h is (Arent toe Boecopsingel, Dr. Damstraat, Hanzelaan, JH Kokstraat, Louise de Colignysingel en de Oostzeestraat).

De Wet geluidhinder is niet van toepassing op het bouwplan; de geluidsbelasting vanwege de niet zoneringsplichtige wegen is wel bepaald en getoetst aan de Wet geluidhinder hetgeen dus formeel niet aan de orde is.

In de Wgh zijn grenswaarde gesteld; de voorkeurgrenswaarde bedraagt 48 dB en de maximale grenswaarde bedraagt 68 dB. De geluidsbelasting (incusief correctie) vanwege de Arent toe Boecopsingel, Dr. Damstraat, Louise de Colignysingel en de Oostzeestraat bedraagt ten hoogste respectievelijk 47, 45, 38 en 46 dB, hiermee wordt voldaan aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

Vanwege de Hanzelaan en de JH Kokstraat bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 53 en 52 dB; hierbij is rekening gehouden met de wettelijke correctie vanwege het stiller worden van het verkeer. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeurgrenswaarde, maar wel aan de maximale grenswaarde.

Mogelijke geluidsreducerende maatregelen die te overwegen zijn, is het aanbrengen van heel stil wegdek op de Hanzelaan en de JH Kokstraat. Als het wegdek ten minste 5 dB stiller is dan elementenverharding in keperverband, wordt aan de voorkeurgrenswaarde voldaan.

De gecumuleerde geluidsbelasting (exclusief correctie) bedraagt ten hoogste 58 dB en treedt op aan de Hanzelaan.

Algemeen

  • Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
  • De woningen op de hoek van de Arent toe Boecopsingel en de Hanzelaan met de JH Kokstraat hebben een geluidluwe gevel. Extra aandacht dient te worden geven aan de geluidwering voor het bereiken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in verband met de gecumuleerde geluidsbelasting.
  • Geen procedure voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde is nodig.
  • Bij de beoordeling van de bouwvergunning dient met het beoordelen van de benodigde geluidwering van de gevel rekening gehouden te worden met een gecumuleerde geluidsbelasting van de wegen in de omgeving (exclusief correctie 5 dB).

3.2.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creþbren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Dit uitwerkingsplan maakt de bouw van 133 woningen mogelijk, waardoor het plan op dit onderdeel onder deze grenzen blijft.

3.2.5 Externe veiligheid

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening gehouden worden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden.

Het plangebied is niet gevestigd binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In de directe omgeving van het plangebied vindt ook geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.

3.3 Water

3.3.1 Watertoets

ij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

In het kader van de vaststelling van het moederplan Woonwijken Kampen is overleg gevoerd met het Waterschap. Voor dit plan kan worden aangesloten bij de waterparagraaf uit het moederplan.

3.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

3.4.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied.

Gezien de ligging van het plangebied in het stedelijk gebied en bebouwde omgeving, op grote afstand van Natura 2000-gebied en Ecologische hoofdstructuur (EHS), zijn er geen effecten op dergelijke gebieden te verwachten. Een toetsing aan de Natuurbeschermingswet en Nota Ruimte is dan ook niet noodzakelijk.

3.4.2 Soortenbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.

Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.

In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
  • soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
  • soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

Mede gelet op het plangebied (braakliggend terrein zonder opgaande begroeiing) en de resultaten van in de directe omgeving recent uitgevoerde ecologische quickscan (Quickscan Flora- en faunawet winkelcentrum Hanzewijk, Kampen - Ecogroen) zijn er geen ecologische belemmeringen te verwachten.

3.5 Cultuurhistorie

3.5.1 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologische erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Door middel van de gewijzigde Monumentenwet moet het archeologisch erfgoed in de bodem bescherming krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Als gevolg van Europese en nationale weteving stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen bevinden. Voor het overige gebied gelden verwachtingswaarden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient oudheidkundig bodemonderzoek plaats te vinden. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt behouden door middel van documentatie.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.

Het gebied is op de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart als gebied met een lage verwachtingswaarde aangegeven. Voor dit gebied geldt een vrijstelling voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten bij ingrepen kleiner dan 10.000 m2 of dieper dan 1m onder maaiveld. Deze drempels worden in casu niet overschreden, zodat archeologisch onderzoek achterwege kan worden gelaten.

3.5.2 Monumentenzorg

Binnen het plangebied zijn geen objecten aanwezig met cultuurhistorische betekenis.

3.6 Verkeer

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de norm die gesteld wordt aan parkeren volgens de ASVV. Voor de woningen geldt een parkeernorm van 1,5 pp/won waarvan 0,3 pp per woning voor bezoekersparkeren. Deze norm wordt voor de gehele te vernieuwen Hanzewijk gehanteerd.

Theoretisch komt dit neer op 200 parkeerplaatsen voor woningbouw (133 x 1,5). De gevraagde parkeercapaciteit wordt volgens de ontwerpinrichting in de openbare ruimte gerealiseerd. Het parkeren voor het deelgebied Hanzewijk-Noord is als volgt samengesteld:

  • Langs de Koning Abelsingel (voorheen Arent Toe Boecopsingel):     
      • a. 39 parkeerplaatsen
  • De parkeerkoffers aan de Koning Abelsingel:
      • a. 48 parkeerplaatsen
  • Langs de Zuiderzeestraat:  
      • a. 15 parkeerplaatsen
  • Langs de Kattegatstraat:    
      • a. 28 parkeerplaatsen
  • Langs de Hanzelaan:      
      • a. 70 parkeerplaatsen
  • De parkeerkoffers aan de Hanzelaan:  
      • a. 36 parkeerplaatsen

Hiernaast is er nog een reservering voor een parkeerkoffer met capaciteit voor 16 parkeerplaatsen aan de Hanzelaan. In totaal worden er 236 parkeerplaatsen gerealiseerd, met een eventuele uitbreiding naar 252 stuks.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het uitwerkingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.2.1 Grondexploitatiewet

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In het kader van de vaststelling van de start van de herstructurering van de Hanzewijk is een gemeentelijke grondexploitatie opgesteld. Hiernaast is in een samenwerkingsovereenkomst (27 juni 2005) met Deltawonen het planschadeverhaal geregeld. In deze Samenwerkingsovereenkomst is in het bebouwingsprogramma vastgelegd dat deltaWonen de woningen in de Hanzewijk realiseert. De gemeente maakt het gebied bouw- en woonrijp. Het gebied is inmiddels bouwrijp. Tijdens en direct volgende op de oplevering zal de gemeente het gebied inrichten. Hiervoor zijn middelen gereserveerd in de GREX Hanzewijk. Gelet hierop is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2008 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen, in het bijzonder de bepalingen uit het moederplan Woonwijken Kampen.

De bij dit besluit behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen. Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van de tenaamstelling van het plan.

5.2 Plansystematiek

  • 1. Verbeelding

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt. Op de verbeelding zijn tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

  • 2. Regels

Inleidende regels:

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen.

Wijze van meten:

Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met erkers, luifels en dergelijke. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing worden deze één op één overgenomen.

Bestemmingsregels:

Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheden.

Bestemmingsomschrijving:

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming en eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming. Niet hier genoemd gebruik is strijdig met de bestemming.

Bouwregels:

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij het afwijken van de bouwregels kan onder voorwaarden worden afgeweken van hetgeen is geregeld. Bijvoorbeeld in het toestaan van een grotere hoogte of het uitbreiden van het bouwvlak.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels staat in aanvulling op de bestemmingsomschrijving expliciet beschreven wat wel of niet wordt toegestaan. Het gaat dan vaak om functies of activiteiten waarover onduidelijkheid kan bestaan. Ook hier kan onder voorwaarden van af worden geweken.

Omgevingsvergunning:

Onder de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van werken of werkzaamheden. In het verleden werd wel gesproken van de aanlegvergunning.

Wijzigingsbevoegdheden:

In een enkele bestemming is een wijziginsgbevoegdheid opgenomen. Hiermee is het mogelijk middels een afzonderlijk plan de bestemming waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft te wijzigen. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden staan in de regels vermeld.

Bestaande situatie:

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, wordt verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten, oppervlakten en aantallen niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van de GBKN, het kadaster, de luchtfoto’s, de kappenkaart en de cyclomedia, aangevuld met het gemeentelijk bouwdossier en fotoarchief, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

5.3 Bestemmingen

In het bestemmingsplan 'Woonwijken Kampen, 2e uitwerking Noordrand Hanzewijk' komen de volgende bestemmingen voor:

  • Groen;
  • Tuin;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen;
5.3.1 Groen

Openbare groengebieden die behoren tot het structurele groen, hebben de bestemming ‘Groen’ gekregen. Binnen deze bestemming komen bijvoorbeeld parken, speelvoorzieningen en groenstroken voor. Via de bestemming Groen is het structuurgroen beschermd. Insteek is dat gronden met de bestemming Groen dusdanig belangrijk groenvoorzieningen zijn, dat verkoop van gronden met deze bestemming aan particulieren niet mogelijk is.

In de bestemming ‘Groen’ zijn paden voor langzaam verkeer (fiets- en voetpaden) toegestaan. Uitgangspunt is dat enkel openbaar groen (dwz geen particulier eigendom) als ‘Groen’ wordt bestemd. Bermen of tussenstroken bij fietspaden en wegen worden in de bestemming ‘Verkeer-verblijfsgebied’ geregeld. Parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan in de bestemming ‘Groen’.

Afwijken en wijzigen

Er is een wijzigingsbevoegdheid mogelijk van ‘Groen’ naar ‘Verkeer of Verkeer -Verblijfsgebied’. Op deze wijze kan op een makkelijke manier medewerking worden verleend aan een verbreding van het straatprofiel of de aanleg van extra parkeerplaatsen, terwijl tegelijk wel geborgd is dat omwonenden hierop (procedureel) kunnen reageren. De stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorishe waarden van het betreffende gebied moeten dit dan wel mogelijk maken.

5.3.2 Tuin

De bestemming ‘Tuin’ wordt gebruikt om die gebieden bij woningen te bestemmen die vanuit stedenbouwkundig oogpunt onbebouwd moeten blijven. Het gaat veelal om hoek- en voorkantsituaties. Uitgangspunt is dat alleen particulier eigendom de bestemming ‘Tuin’ krijgt. Binnen deze bestemming is wel een erkerregeling opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden een erker aan de voorkant mogelijk is. voor het overige is bouwen hier niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken zoals erfafscheidingen.

5.3.3 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming ‘Verkeer en verblijfsgebied’ wordt gelegd op gebieden met een verblijfskarakter. Dit zijn woongebieden of centrumgebieden. Binnen de bestemming vallen fietspaden, voetgangersgebieden, pleinen, parkeerterreinen, wegen, alsmede groenvoorzieningen, bermen en water.

Afwijken en wijzigen

Er is een afwijking opgenomen ten behoeve van het toestaan van een terras op locaties waar geen aanduiding 'terras' is opgenomen. Dit kan alleen indien het gaat om een locatie die naast of in de directe nabijheid van een horeca- of detailhandelgelegenheid is gelegen. In de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de aanduiding ‘markt’ of de aanduiding ‘evenemententerrein’ op een gebied te leggen. Hiernaast is het met wijziging mogelijk om het aantal of soort evenementen voor de diverse locaties te veranderen.

5.3.4 Wonen

De bestaande woonbebouwing is opgenomen in de bestemming ‘Wonen’. Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan. Wanneer er sprake is van de aanduiding 'gestapeld' is ook gestapelde woonbebouwing mogelijk. Vrijstaande woningen zijn specifiek aangeduid, wanneer vanuit stedenbouwkundig oogpunt vrijstaande bebouwing wenselijk is. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Daarbij zijn op de verbeelding de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven.

Bestaande garages/bergingen/entreepartijen voor de voorgevel krijgen de aanduiding ‘bijgebouwen’. Carports voor de voorgevel zijn, voorzover legaal gerealiseerd, geregeld door het gebruik van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping'. Erkers worden binnen de bestemming 'Tuin' geregeld.

Lessenaarsdaken zijn specifiek geregeld door het gebruik van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere dakvorm'.

Afwijken en wijzigen

Middels het afwijken van de regels is het mogelijk zowel beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen. Hierdoor zijn zaken als kapsalons en schoonheidssalons aan huis nu ook met een makkelijke procedure mogelijk. Hiernaast is ondergeschikte productiegebonden detailhandel toegestaan. Denk hierbij aan batterijenverkoop bij een horlogemaker, het zalfje en poedertje bij de schoonheidsspecialist, de haargel bij de kapper. Ook is het middels het afwijken van de regels mogelijk om een Bed & Breakfast aan huis te voeren. In de definitie van B&B wordt geregeld dat B&B-kamers niet kunnen worden omgezet naar permanente bewoning. Zo mag er geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig zijn. Al deze activiteiten zijn enkel in ondergeschikte vorm aan de woonbestemming mogelijk en mogen het woonkarakter niet aantasten. In de regels staan alle voorwaarden benoemd waaraan moet worden voldaan om af te wijken van het plan.

Hiernaast is het met afwijking mogelijk om onder voorwaarden een groter oppervlak aan erfbebouwing toe te staan.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

In het kader van de vaststelling van het moederplan ''Woonwijken Kampen'' is al vooroverleg gevoerd met de diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Omdat vooroverleg hiernaast niet wettelijk is voorgeschreven voor een uitwerkingsplan, kan het uitwerkingsplan gelijk als ontwerp ter inzage worden gelegd.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is op 15 januari 2013 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad De Brug en de Staatscourant en heeft vanaf 16 januari gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.