Plan: | Brunneper Bongerd 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0166.00991119-VB01 |
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Ten aanzien van gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen die een hoge wettelijke bescherming kennen. Hiervoor zijn Natura 2000 en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen. Hiernaast zijn binnen de gemeente Kampen een aantal gebieden aangewezen als Weidevogelgebied en/of Ganzenfoerageergebied.
Het plangebied zelf is niet aangewezen als speciale beschermingszone. Wél liggen rond het plangebied enkele Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000-netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Dit zijn het Zwarte Meer (circa 6 kilometer), de Veluwerandmeren (circa 4 kilometer), het Ketelmeer/Vossemeer (circa 3,5 kilometer) en de uiterwaarden IJssel/(circa 450 meter). In deze gebieden geldt voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur een vergunningplicht. De provinciale overheid is hiervoor verantwoordelijk.
De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief.
Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AMvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
Er is een quickscan natuurtoets uitgevoerd door Ecogroen Advies (Bijlage 1). Uit dit rapport blijkt de volgende conclusie:
Een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet en EHS-beleid is niet noodzakelijk. Er zijn geen beperkingen met betrekking tot zwaarder beschermde flora en fauna met uitzondering van broedvogels - Huismus in het bijzonder- en mogelijk vissen.
In het kader van de Huismus is bij daadwerkelijke planontwikkeling het nemen van vervolgstappen noodzakelijk:
Voor de overige broedvogels geldt, dat bij daadwerkelijke planontwikkeling moet plaatsvinden buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels.
In de noordelijke watergang zijn twee exemplaren van de strikt beschermde vissoort Bittervoorn (Ff-wet tabel 3 en Rode Lijst kwetsbaar) aangetroffen. De watergang waarin Bittervoorn is aangetroffen blijft behouden. Zodoende zijn geen negatieve effecten op deze (en eventuele andere beschermde vissoorten) te verwachten, mits ook geen werkzaamheden aan de watergang worden uitgevoerd.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State komt de vraag of voor de uitvoering van een project een ontheffing of vrijstelling nodig is op grond van de Flora- en faunawet, en zo ja, of deze ontheffing of vrijstelling kan worden verleend, aan de orde in een eventueel te voeren procedure op grond van de Flora- en faunawet. Dit is anders indien op voorhand twijfel bestaat of een zodanige vrijstelling of ontheffing kan worden verleend. Gelet op de conclusies uit de quickscan blijkt dat de Flora- en Faunawet niet aan het vaststellen van het bestemmingsplan in de weg staat.