direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Zuideinderhof, derde fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991112-VB01

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

De Omgevingsvisie van de provincie Overijssel vormt een belangrijk beleidskader voor de gewenste ontwikkeling. Op 1 juli 2009 is het Omgevingsplan vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Overijssel en heeft nu de status van structuurvisie (onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening). Tevens geldt het omgevingsplan als Regionaal Waterplan, Milieubeleidsplan, Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan en Bodemvisie in het kader van ILG-afspraken met het Rijk.

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop ‘norm’ aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dienen te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop ‘richting’ is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop ‘inspiratie’ staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken worden in de volgende paragraaf in het kader van de toets aan de Omgevingsverordening nader uitgewerkt.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat sprake is van afnemende groei van de bevolking en verandering van de samenstelling. Echter, de vraag naar woningen blijft tot 2030 stijgen. Het aantal huishoudens stijgt sterker dan het aantal inwoners. Vooral het aantal eenpersoonshuishoudens neemt toe. De woonwensen worden vanwege de differentiatie van huishoudens steeds specifieker. Op basis van de bevolkings- en huishoudensontwikkeling is er tot 2030 behoefte aan het toevoegen van circa 60.000 woningen aan de bestaande voorraad.

In de omgevingsvisie is aangegeven wat volgens de provincie op het gebied van de woonomgeving van provinciaal belang is. Hierover staat het volgende: "de woningmarkt is (boven)regionaal. Er is op (boven)regionaal niveau regie nodig om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te houden. De aanwezigheid van aantrekkelijke woonmilieus voor diverse woonbehoeften is daarom van provinciaal belang. De beschikbaarheid van voorzieningen is veelal een gemeentelijke zaak, maar daar waar het de voorzieningen betreft met (boven)regionale of zelfs (inter)nationale uitstraling is de provincie mede verantwoordelijk."

2.2.2 Omgevingsverordening (2009)

Het uitvoeringsinstrument dat aan de omgevingsvisie is gekoppeld is de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van de provincie. In deze verordening is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen ingegaan moet worden op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de catalogus gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

In de omgevingsverordening zijn een aantal eisen opgenomen waar bij nieuwe woningbouw aan moet worden voldaan:

  • de SER-ladder voor de stedelijke omgeving moet in acht worden genomen;
  • nieuwe woningbouwlocaties moeten in overeenstemming zijn met de Woonvisie;
  • het plan moet ruimtelijke kwaliteit uitstralen, in het bijzonder de vierlagenbenadering en het ontwikkelingsperspectief zoals benoemd in de Catalogus Gebiedskenmerken moet gehanteerd worden.

De woningbouw is een stedenbouwkundige afronding van het bestaande woongebied aan de Zuideinde. Het plangebied is ingeklemd tussen dit woongebied en de bestaande woonbebouwing en de school van Zuideinde en behoort daarmee tot het bestaande bebouwde gebied. Er wordt dan ook voldaan aan de SER-ladder.

De Woonvisie Kampen is op 3 juni 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Ook de provincie Overijssel heeft met de Woonvisie ingestemd. De woonvisie is een verdere uitwerking van het onderdeel wonen uit de structuurvisie Kampen 2030. In de kernen wordt gestreefd naar een variatie aan woningtype, en bouwen voor de eigen behoefte. Het woningbouwplan voldoet aan de uitgangspunten van de Woonvisie. Voor meer informatie wordt verwezen naar de paragraaf Woonvisie 2010-2020 (2.3.2).

De natuurlijke laag van het plangebied is een laagveengebied, de laag van het agrarisch cultuurlandschap bestaat dan ook uit laagveenontginningen. Het plangebied is op de stedelijke laag niet aangegeven, ook omdat het hier een kleine kern betreft. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de laagveenontginningen, dan moeten deze bijdragen aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur. In de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de linstructuur door in de stedenbouwkundige opzet op een drietal plaatsen van de Zuideinde West lange zichtlijnen op het achterliggende landschap te creëren. Op deze wijze wordt aangesloten bij de van oudsher aanwezige langwerpige kavelstructuur. Het onderliggend bestemmingsplan houdt dan ook rekening met bovengenoemde ambities.