Toelichting
Toelichting, Bijlagen
Planregels
Planregels, Bijlagen
 
Plancode (idn) : NL.IMRO.0166.00991040-VB01
Status : Vastgesteld
Status Datum : 12-07-2012
naar de inhoudsoopgave van de planregels
naar de bovenkant van deze pagina
naar de onderkant van deze pagina

Artikel 22 Wonen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in grondgebonden woningen;

  2. wonen in gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

  3. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

  4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  5. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;

  6. cultuur en ontspanning, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';

  7. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

  8. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

  9. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte',

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Hoofdbebouwing

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen hoofdgebouwen gestapeld worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven;

  5. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, dan wel de aangegeven goot- en/of bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.

22.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

22.2.4 Dakterrassen

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.2 onder a en toestaan dat bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

  2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.3.3 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;

  2. de onbebouwde gronden als opslag en standplaats voor kampeermiddelen;

  3. de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten;

  4. de gronden voor aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis bij woningen.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 onder d ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

    1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in bijlage 2, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;

    2. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;

    3. behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;

    4. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

    5. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

    6. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.