Toelichting
Toelichting, Bijlagen
Planregels
Planregels, Bijlagen
 
Plancode (idn) : NL.IMRO.0166.00991040-VB01
Status : Vastgesteld
Status Datum : 12-07-2012
naar de inhoudsoopgave van de planregels
naar de bovenkant van deze pagina
naar de onderkant van deze pagina

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. activiteiten zoals genoemd in Bijlage 4 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';

  3. opslag;

  4. installaties;

  5. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet meer bedragen dan 1,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een (fietsen)berging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geengebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. de gronden voor het vestigen van bedrijven welke niet zijn genoemd in lid 3.1 sub a;

  2. de gronden voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;

  3. de gronden voor inrichtingen als bedoeld in onderdeel D, bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit besluit luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

  4. de gronden voor Bevi-inrichtingen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub a voor de vestiging van bedrijven:

    1. die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut,

met daarbij behorende:

  1. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

  3. erven en terreinen;

  4. groen- en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg,

met daarbij behorende bouwwerken, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

  2. in overige gevallen mogen de bouwhoogte en de oppervlakte niet meer dan respectievelijk 3 m en 25 m² bedragen.

 

Artikel 6 Centrum

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:

    1. detailhandel;

    2. dienstverlening;

    3. cultuur en ontspanning;

    4. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;

    5. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2 en 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';

    6. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2, 3 en 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4';

    7. bestaand wonen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

    8. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

    9. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

    10. bioscoop ter plaatse van de aanduiding ‘bioscoop’;

    11. opslag ten behoeve van bovengenoemde functies.

  2. Indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:

    1. wonen, met dien verstande dat de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

    2. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;

    3. opslag en/of sanitaire voorzieningen ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde functies;

    4. bioscoop ter plaatse van de aanduiding ‘bioscoop’,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

6.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  2. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

6.2.4 Dakterrassen

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder 6.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

6.3.2 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder 6.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. de gronden voor horeca zoals genoemd in categorie 3 en categorie 4 indien deze gronden niet zijn gelegen ter plaatse van respectievelijk de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' en 'horeca tot en met horecacategorie 4';

  2. de verdieping voor de functie detailhandel, cultuur en ontspanning, horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2, kantoor, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen;

  3. de begane grond voor de functie wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

  4. de gronden voor bed & breakfast.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 6.4 onder b en toestaan dat de functie detailhandel, cultuur en ontspanning, horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2, kantoor, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen op de verdieping plaatsvindt;

    2. lid 6.4 onder c en toestaan dat wonen ook op de begane grond plaatsvindt mits de voorkeursgrenswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden en de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt;

    3. lid 6.4 onder d ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van bed & breakfast onder de voorwaarden dat:

      1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van bed & breakfast;

      2. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

      3. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

      4. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    7. het beschermd stadsgezicht.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' ten behoeve van de vestiging van horeca in categorie 3 en categorie 4, onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de woonsituatie;

  2. de verkeers- en parkeersituatie;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. atelier, galeries en expositieruimten;

  2. musea;

  3. zalencentrum alsmede zalenverhuur;

  4. stadstheater, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'theater',

alsmede:

  1. ondergeschikte horeca,

met daarbij bijbehorende terreinen, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  4. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 8 Detailhandel

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel,

met daarbij bijbehorende terreinen, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  3. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een overkapping toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 9 Gemengd - 1

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat:

    1. de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, dan wel

    2. ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ het aangegeven aantal woningen ter plaatse is toegestaan.

  2. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:

    1. detailhandel tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m² dan wel de aangegeven oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; vvo (m²)', en aan die detailhandel ondergeschikte horeca;

    2. kantoren;

    3. dienstverlening;

    4. maatschappelijke voorzieningen;

    5. cultuur en ontspanning;

    6. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende productiegebonden detailhandel;

    7. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 1’;

    8. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;

    9. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2 en 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';

    10. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2, 3 en 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4';

    11. opslag ten behoeve van bovengenoemde functies.

  3. Indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:

    1. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;

    2. opslag ten behoeve van de op de begane grond gevestigde functie,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

9.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag in afwijking van lid a het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  4. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

9.2.4 Dakterrassen

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder 9.2.2 onder a en toestaan dat bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

  2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of het naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

9.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder 9.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

9.3.3 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder 9.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. de begane grond voor horeca, voor zover niet toegestaan op grond van lid 9.1;

  2. de verdiepingen voor de functie detailhandel, kantoor, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning;

  3. de gronden voor bed & breakfast.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 9.4 onder a ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de begane grondlaag betreft, ten behoeve van horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;

    2. lid 9.4 onder b ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de verdiepingen betreffen, ten behoeve van detailhandel tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m², dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2, alsmede cultuur en ontspanning;

    3. lid 9.4 onder c ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van bed & breakfast onder de voorwaarden dat:

      1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van bed & breakfast;

      2. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

      3. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

      4. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 10 Gemengd - 2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

  2. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:

    1. atelier, galerie en museum;

    2. opslag;

    3. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende productiegebonden detailhandel;

    4. activiteiten zoals genoemd in Bijlage 4 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';

    5. detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

    6. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

    7. kantoren ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

    8. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’.

  3. Indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:

    1. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;

    2. opslag ten behoeve van de op de begane grond gevestigde functie,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, dan wel de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

10.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

10.2.4 Dakterrassen

 

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder 10.2.2 onder a en toestaan dat:

  1. bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

    1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

    2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of het naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', 'maatschappelijk', 'kantoor' en 'horeca tot en met horecacategorie 2' het bebouwingspercentage 100% mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    4. het beschermd stadsgezicht.

10.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder 10.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

10.3.3 Dakterrassen

 

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder 10.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

10.4 Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. de begane grond voor horeca, voor zover niet toegestaan op grond van lid 10.1;

  2. de verdiepingen voor de functie atelier, galerie, museum en bedrijvigheid genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

  3. de gronden voor bed & breakfast.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 10.4 onder a ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de begane grondlaag betreft, ten behoeve van horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;

    2. lid 10.4 onder b ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de verdiepingen betreffen, ten behoeve van atelier, galerie, museum en bedrijvigheid genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

    3. lid 10.4 onder c ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een bed & breakfast, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

      1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van bed & breakfast;

      2. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

      3. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

      4. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Gemengd - 3

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat:

    1. de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, dan wel

    2. ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ het aangegeven aantal woningen ter plaatse is toegestaan;

  2. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:

    1. atelier, galerie en museum;

    2. kantoren;

    3. maatschappelijke voorzieningen;

    4. dienstverlening;

    5. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;

    6. activiteiten zoals genoemd in Bijlage 4 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit'.

  3. Indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:

    1. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;

    2. opslag ten behoeve van de op de begane grond gevestigde functie,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, dan wel de aangegeven goot- en/of bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.

11.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

11.2.3 Bouwwerken, geen bouwwerken zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

11.2.4 Dakterrassen

 

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 11.2.2 onder a en toestaan dat bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

  2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of het naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

11.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 11.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

11.3.3 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 11.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. de begane grond voor horeca, voor zover niet toegestaan op grond van lid 11.1;

  2. de verdiepingen voor de functie atelier, galerie, museum, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;

  3. de gronden voor bed & breakfast;

  4. de gronde voor beroep en bedrijf aan huis en het uitvoeren van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 11.4 onder a ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de begane grondlaag betreft, ten behoeve van horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;

    2. lid 11.4 onder b ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de verdiepingen betreffen, ten behoeve van atelier, galerie en museum, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;

    3. lid 11.4 onder c en d ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

      1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in bijlage 2, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;

      2. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;

      3. behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;

      4. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

      5. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

      6. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 12 Gemengd - 4

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met dien verstande dat:

    1. de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, dan wel

    2. ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ het aangegeven aantal woningen ter plaatse is toegestaan;

  2. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:

    1. atelier en galerie;

    2. bedrijven als genoemd in de categorieën 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende productiegebonden detailhandel;

    3. activiteiten zoals genoemd in Bijlage 4 Aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit';

    4. detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

    5. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;

    6. kantoren ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;

    7. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;

    8. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

    9. enkel voor parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'.

  3. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:

    1. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;

    2. opslag ten behoeve van de op de begane grond gevestigde functie,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven.

12.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

12.2.4 Dakterrassen

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder 12.2.2 onder a en toestaan dat:

  1. bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

    1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

    2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

  2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', 'maatschappelijk', 'kantoor', 'horeca tot en met horecacategorie 2' en 'dienstverlening' het bebouwingspercentage 100% mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    4. het beschermd stadsgezicht.

12.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder 12.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

12.3.3 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 onder 12.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. het gebruik van de verdiepingen voor bedrijvigheid genoemd in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

  2. het gebruik van de gronden voor bed & breakfast;

  3. beroep en bedrijf aan huis en het uitvoeren van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 12.4 onder a ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de verdiepingen betreffen, ten behoeve van bedrijvigheid genoemd in de categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

    2. lid 12.4 onder b en c ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

      1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in bijlage 2, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;

      2. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;

      3. behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;

      4. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

      5. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

      6. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 13 Groen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

  3. fiets- en/of voetpaden;

  4. in- en uitritten;

  5. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;

  6. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;

  7. bijbehorende verhardingen, waterpartijen en watergangen.

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag een gebouw worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. ondergrondse parkeervoorzieningen en bergingen mogen niet meer dan 1,5 m boven maaiveld worden gerealiseerd, met dien verstande dat de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan gehandhaafd mag worden;

  2. de diepte mag niet meer bedragen dan 5 m.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 8 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer dan 8,5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,5 m bedragen.

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

    1. naar ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ voor de aanleg van parkeerplaatsen of voor aanpassingen van bestaande wegvoorzieningen, mits deze aanpassingen van beperkte omvang zijn.

  2. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken wordt:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeersveiligheid;

    4. de fysieke en externe veiligheid;

    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Horeca

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;

  2. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1, 2 en 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3',

met daarbij bijbehorende terreinen, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  3. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 15 Kantoor

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn bouwwerken tevens aangewezen voor behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de bouwwerken,

met daarbijbehorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek' geldt dat het gevelbeeld naar de openbare ruimte van de karakteristiek te achten gebouwen, bepaald door de gevelbreedte, gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van niet meer dan 5% is toegestaan waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;

  3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. de gevelindeling van gebouwen;

  2. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;

  3. de nokrichting van de kappen van gebouwen,

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder 15.2.1 onder b ten behoeve van het wijzigen van de afdekking van een gebouw met een andere nokrichting en kapvorm dan bestaand, mits de karakteristieke kwaliteit van het gebouw niet onevenredig worden aangetast, in welk kader de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° mag bedragen.

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken

  1. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing indien en voorzover het een beschermd monument of een gebouw gelegen in beschermd stadsgezicht betreft;

  3. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

 

Artikel 16 Maatschappelijk

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

  3. parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn bouwwerken tevens aangewezen voor behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van de bouwwerken,

met daarbij behorende bouwwerken, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven;

  3. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek' geldt dat het gevelbeeld naar de openbare ruimte van de karakteristiek te achten gebouwen, bepaald door de gevelbreedte, gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van niet meer dan 5% is toegestaan waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;

  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, dan wel de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';

  5. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' gelden de volgende regels:

    1. ondergrondse parkeervoorzieningen en bergingen mogen niet meer dan 1,5 m boven maaiveld worden gerealiseerd, dan wel de maatvoering van de bestaande bebouwing;

    2. de diepte mag niet meer bedragen dan 5 m;

  6. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals ten dienste van een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. de gevelindeling van gebouwen;

  2. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;

  3. de nokrichting van de kappen van gebouwen,

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken

  1. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing indien en voorzover het een beschermd monument of een gebouw gelegen in beschermd stadsgezicht betreft;

  3. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie;

  2. educatie en voorlichting;

  3. jachthaven met daaraan gerelateerde ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven',

met daarbij behorende bouwwerken en erven, terreinen, paden, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeer- en groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

Artikel 18 Tuin

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. erf en water;

  3. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 meter bedragen.

 

Artikel 19 Verkeer - Garagebox

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer – Garagebox’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de stalling van (motor-)voertuigen;

  2. bergingen,

met daarbij behorende gebouwen en terreinen.

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.1 en toestaan dat gebouwen mogen worden gebouwd met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 5 m, onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten en pleinen;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke;

  7. openbare toiletvoorzieningen;

  8. speel- en verblijfsvoorzieningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding ‘markt', voor markt en standplaatsen;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'terras' voor het gebruik van de gronden naast of in de directe nabijheid van een horeca- of detailhandelsbedrijf voor terras;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', zijn de volgende evenementen toegestaan:

 

locatie evenement:

soort evenement:

aantal evenementen:

Van Heutszplein

A - evenement

5

 

B - evenement

5

Nieuwe Markt

A - evenement

5

 

B- evenement

5

De Hagen

A - evenement

5

Plantage

A - evenement

5

 

B - evenement

5

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 8,5 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 4,5 m bedragen.

20.3 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

    1. voor het toestaan van het gebruik van gronden als evenemententerrein door het wijzigen van het bepaalde in lid 20.1 onder k en het geven van de functieaanduiding ‘evenemententerrein’ aan de gronden;

    2. Voor het wijzigen van het bepaalde in lid 20.1 onder k voor wat betreft het aantal of het soort toegestane evenementen;

    3. voor het toestaan van het gebruik van gronden als markt of standplaats ten behoeve van een markt door de functieaanduiding ‘markt’ aan de gronden te geven;

    4. voor het toestaan van het gebruik van gronden als terras door de aanduiding 'terras' aan de gronden te geven.

  2. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijzigingen vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de sociale veiligheid;

    4. de verkeersveiligheid;

    5. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;

    6. de fysieke en externe veiligheid;

    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    8. het beschernd stadsgezicht.

Artikel 21 Water

 

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

  2. waterbeheer en waterberging;

  3. waterlopen met bijbehorende taluds;

  4. bermen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. recreatieve voorzieningen;

  8. kunstwerken en kademuren;

  9. bruggen ten behoeve van fiets- en wandelpaden, dammen en/of duikers;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'brug', bruggen ten behoeve van doorgaand (gemotoriseerd) verkeer;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', jachthaven en kortdurend recreatief nachtverblijf in pleziervaartuigen.

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, oeverbeschoeiingen, duikers, meerpalen en steigers mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

 

Artikel 22 Wonen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in grondgebonden woningen;

  2. wonen in gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

  3. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

  4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  5. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;

  6. cultuur en ontspanning, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';

  7. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

  8. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

  9. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte',

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Hoofdbebouwing

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen hoofdgebouwen gestapeld worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de onderdoorgang gehandhaafd te blijven;

  5. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, dan wel de aangegeven goot- en/of bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.

22.2.2 Erfbebouwingsregeling

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 30 m2 bedragen, met in achtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;

    2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;

    3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 cm;

  3. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m bedragen;

  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een kap waarvan de dakhelling niet minder en niet meer mag bedragen dan respectievelijk 45° en 65°.

22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. indien zij voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

22.2.4 Dakterrassen

Het bouwen van dakterrassen is niet toegestaan.

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.3.1 Vergroting oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.2 onder a en toestaan dat bij bouwpercelen groter dan 250 m2 de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:

  1. een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel is toegestaan, tot een maximum van 50 m2;

  2. voor de bijbehorende bouwwerken qua locatie wordt aangesloten bij de op hetzelfde of naastgelegen perceel aanwezige gebouwen;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.3.2 Hogere goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.2 onder b en toestaan dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd met een hogere goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:

  1. het bijbehorende bouwwerk in de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gebouwd, waarbij het bijbehorende bouwwerk niet dieper mag worden gebouwd dan de diepte van aangrenzende hoofd- en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelegen in dezelfde bouwperceelgrens;

  2. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 40% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen;

  3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, en

  4. de goothoogte van aangrenzende bebouwing met niet meer dan 1 meter mag worden overschreden;

  5. de dakhelling niet minder en niet meer dan respectievelijk 45° en 65° bedraagt, dan wel de dakhelling van het hoofdgebouw;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.3.3 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder 22.2.4 voor het toestaan van dakterrassen op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de woonfunctie, met dien verstande dat:

  1. het dakenlandschap zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 3 Kappenkaart niet onevenredig wordt aangetast;

  2. de woonfunctie op verdiepingen daardoor wordt bevorderd;

  3. door het dakterras de stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

  4. hekwerken of borstweringen zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 1,2 m, gemeten vanaf het dak;

  5. de afstand tussen dakterrassen en de dakrand die grenst aan lager gelegen openbare ruimte minimaal 2 m bedraagt;

  6. de woonfunctie van aangrenzende woningen niet onevenredig wordt aangetast;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermd stadsgezicht.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;

  2. de onbebouwde gronden als opslag en standplaats voor kampeermiddelen;

  3. de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten;

  4. de gronden voor aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis bij woningen.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.4 onder d ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

    1. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in bijlage 2, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;

    2. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;

    3. behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;

    4. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;

    5. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;

    6. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

  2. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeers- en parkeersituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de fysieke en externe veiligheid;

    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 23 Leiding

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een aardgastransportleiding;

  2. ondergrondse leiding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

  3. een waterleiding,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 23.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, waterleiding of hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;

  2. het graven, vergraven, verbreden of dempen van watergangen en poelen;

  3. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  4. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  5. diepploegen;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  8. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

23.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 23.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;

  2. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  5. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

23.4.3 Afwegingskader

De in 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de aardgastransportleiding, waterleiding of hoogspanningsverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. behoud en de bescherming van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Algemeen

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. bij een aanvraag om omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;

  2. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of

    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;

  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

24.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 24.2.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 24.2.1 sub a geldt niet indien:

  1. op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of

  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of

  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.

24.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

24.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;

  2. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;

  3. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;

  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;

  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;

  5. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.

24.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 24.3.1 wordt verleend:

  1. voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;

  2. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of

    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;

  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

24.3.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 24.3.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 25 Waarde - Beschermd stadsgezicht

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, wat tot uitdrukking komt in het patroon van straten, stegen, pleinen, grachten, havens en kaden, muren en stadsmuren, alsmede in de verkaveling van bouwvlakken en/of bouwpercelen. Daarnaast is het karakter van de bebouwing, bepaald door type, structuur, diepte, breedte, opbouw in verdiepingen, bekapping, gevelindeling en materiaalgebruik bepalend. Tot slot zijn de indeling en aard van de openbare en private open ruimten en de beplanting van belang.

25.2 Bouwregels

Op de in lid 25.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw;

  2. de gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dient gehandhaafd te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van niet meer dan 5% is toegestaan waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;

  3. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen;

  4. de afdekking van hoofdgebouwen, zoals opgenomen in Bijlage 3 Kappenkaart, dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat het toevoegen van een kap op een plat dak is toegestaan waarbij de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 65° mag bedragen.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. de plaats en de afmetingen van bouwwerken;

  2. de nokrichting van de kappen van gebouwen;

  3. de gevelindeling van gebouwen;

  4. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken,

ten behoeve van de versterking, instandhouding en/of het herstel van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.

25.4 Afwijken van de bouwregels

 

25.4.1 Breedte hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 onder a voor het wijzigen van de breedte van een hoofdgebouw, mits de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

25.4.2 Breedte hoofdgebouwen / gevelindeling

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 onder a en b ten behoeve van het verbouwen van twee zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen, op geen van welke deze afwijking eerder is toegepast, tot één geheel, mits:

  1. er geen (delen van) muren worden verwijderd met monumentale (bouwhistorische) waarden;

  2. doorbraak van muren plaatsvindt op minimaal 3 m achter de voorgevel;

  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag op de percelen Voorstraat 105 en 107 een doorbraak van muren plaatsvinden op 0,5 m achter de voorgevel;

  4. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast, in welk kader bouwhistorisch onderzoek dient plaats te vinden;

  5. de samenvoeging omkeerbaar is.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het verharden van de openbare ruimte;

  3. het wijzigen van de aard van de oppervlakteverhardingen.

25.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in lid 25.5.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

25.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 25.5.1 wordt verleend:

  1. indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of nadeel ontstaat voor het beschermde stadsgezicht;

  2. nadat de monumentencommissie daaromtrent is gehoord.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;

  2. berging en afvoer van water, ijs en sediment;

met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

26.2 Bouwregels

Op de in lid 26.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in lid 26.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 15 m mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. voorafgaande aan de bouw het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord;

  2. de waterstaatkundige belangen zoals nader ingevuld in de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' zich daar tegen niet verzet.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;

  2. het zaaien of inplanten van bomen en/of andere houtopstanden;

  3. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;

  4. het graven, vergraven, verbreden of dempen van watergangen en poelen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet.

26.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in 26.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. betrekking hebben op stroomgeleidende werken;

  2. noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van rivierverlichting en bebakeningsvoorwerpen;

  3. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

26.4.3 Afwegingskader

De in 26.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend:

  1. indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen gevaar of nadeel ontstaat voor de waterstaatkundige functie;

  2. nadat het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord.