direct naar inhoud van Regels
Plan: Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991038-VB01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991038-VB01 van de Gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 ander-werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.7 archeologische deskundige

De gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.8 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.9 archeologische waarde

Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bed & breakfast

Het door de hoofdbewoner bieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte, die gebruikt wordt voor bed & breakfast, geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is. Onder bed & breakfast wordt niet verstaan het overnachten in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.13 bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor één huishouden van personen, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 begane grond

De eerste op of nagenoeg op het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde onderbouw.

1.16 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Een beroep, dat door de bewoner(s) in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaand
  • a. Bestaand met betrekking tot bebouwing: legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
  • b. Bestaand met betrekking tot gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, waaronder niet begrepen een overkapping.

1.21 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwvlakgrens

De grens van een bouwvlak.

1.28 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 buitenunit

Een technisch onderdeel van airconditioningssysteem, warmtepomp of daarmee gelijk te stellen systeem dat aan de buitenlucht is blootgesteld, ter ondersteuning van de betreffende installaties of systemen.

1.30 coffeeshop

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.

1.31 dak

Iedere bovenbeeïndiging van een gebouw.

1.32 dakvoet

Laagste punt van een schuin dak.

1.33 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dB(A)

de eenheid van het geluidsniveau gecorrigeerd met een A-weging voor de waarneming door het menselijk gehoor (decibel).

1.35 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.36 erker

Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling.

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.38 evenement

Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht, in tijdelijke onderkomens of in daarvoor geschikte, bestaande gebouwen en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals en dergelijke.

1.39 equivalent geluidsniveau

Het energetisch gemiddelde van fluctuerende geluidsniveaus.

1.40 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gebruiksoppervlakte wonen

De bewoonbare vloeroppervlakte, exclusief opslagruimten en dergelijke op basis van de Meetinstructie bepalen gebruiksoppervlakte woningen volgens NEN 2580.

1.42 groenvoorziening

Tot een groenvoorziening worden gerekend: groenstroken, plantsoenen, parken en speelterreinen waarbij vaak sprake is van openbaar toegankelijk gebied.

1.43 grondgebonden woning

Een gebouw dat uitsluitend één woning omvat.

1.44 gestapelde woning

Een woning onderdeel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.45 halfvrijstaande woning

Een twee-onder-één-kap-woning.

1.46 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 huishouden

Eén of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij ingeval van meerdere personen sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.48 Hz

de eenheid van het aantal geluidstrillingen per seconde (frequentie).

1.49 kamerverhuur/-bewoning

in gebruik (laten) hebben en/of (laten) geven van een (gedeelte van een) woning/zelfstandige woonruimte of een (gedeelte van een) gebouw waarin wonen is toegestaan, als onzelfstandige woonruimte.

1.50 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Dienstverlenende of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.51 kleinschalige horeca

Een horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.

1.52 kunstobject

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.53 kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.54 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren), voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Onder deze voorzieningen zijn in ieder geval niet begrepen, zorgwoningen.

1.55 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.56 maximaal geluidsniveau

de maximale waarde van fluctuerende geluidsniveaus in de hoogste aflezing in de meterstand ‘fast’.

1.57 normaal onderhoud

Werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken.

1.58 ondersteunende detailhandel

Niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd ondersteunend aan de hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.59 ondersteunende horeca

Niet-zelfstandige horeca-activiteiten waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.60 onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

1.61 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.62 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.63 overkapping

Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaand uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden.

1.64 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.65 peil
  • a. Voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • b. Voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
  • c. Indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde waterhoogte gemeten ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil.
  • d. In gevallen, waarin in of aan een dijk wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van het afgewerkt terrein dat het hoogst is gelegen, ter plaatse van de gevel.
  • e. In gevallen waarin niet is voorzien: te bepalen door het College van Burgemeester en Wethouders.
1.66 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.67 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.68 religieus klokgelui

klokgelui ter gelegenheid van oproepen tot het belijden van godsdienst, alsmede klokgelui na afloop van de dienst en ten behoeve van trouw- en rouwplechtigheden en herdenkingsgelegenheden.

1.69 scheidingsgrens

Een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig aangewezen grens, die binnen een bestemming een scheiding aangeeft tussen gronden waarop een opgenomen aanduiding wel respectievelijk niet van toepassing is.

1.70 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.71 slagtoon

de dominante toon die bij het aanslaan van de klok onmiddellijk door het menselijk gehoor wordt waargenomen.

1.72 verdiepingen

De bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag.

1.73 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.74 voorkant

De naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw dan wel de zijde die met de figuur 'gevellijn' is aangeduid.

1.75 waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten.

1.76 wolfseind

Schuin eindvlak ter plaatse van de kopgevel van een van een kap voorzien gebouw, met een maximum breedte van 40% van de gevel.

1.77 wonen

De (nagenoeg) zelfstandige bewoning van een woning conform het begrip woning.

1.78 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.79 woningomzetting

Het omzetten van een (gedeelte van een) woning of zelfstandige woonruimte naar één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n), alsmede het omzetten van één of meerdere onzelfstandige woonruimte(n) naar één of meerdere woningen of zelfstandige woonruimten.

1.80 woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning of zelfstandige woonruimte of een gedeelte daarvan naar twee of meer woningen/zelfstandige woonruimten.

1.81 woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met andere ruimten, bestemd of geschikt is voor nagenoeg zelfstandige bewoning door één huishouden.

1.82 zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (zoals badruimte, toilet en keuken) buiten de woonruimte.

1.83 zorgwoning

zelfstandige of onzelfstandige woonruimte(n) in (een gedeelte van) een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen met een geïndiceerde zorgbehoefte die professionele ondersteuning, verzorging, verpleging, begeleiding en/of toezicht ontvangen, in die mate, dat geen sprake meer is van zelfstandige bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt dat bij toepassing van het meten van de goothoogte dakkapellen, topgevels en wolfseinden buiten beschouwing worden gelaten, tenzij de breedte van de dakkapellen meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, (schotel)antennes, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Bij het meten worden de volgende ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, en overstekende daken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. pleinen, fiets- en/of voetpaden;
  • c. uitwegen;
  • d. bruggen en tunnels voor fiets- en voetpaden;
  • e. speel- en sportvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

en bijbehorende verhardingen, straatmeubilair, abri's, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten dienste van deze bestemming niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van nestelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van wonen, tuinen en erven;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de functie parkeren.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. lid 3.3.1 onder a ten behoeve van wonen, tuinen en erven, in het geval er sprake is van een eigendomsoverdracht waardoor het openbare karakter verdwijnt;
    • 2. lid 3.3.1 onder b ten behoeve van aanpassingen in het straatprofiel of het aanleggen of aanpassen van parkeerplaatsen, mits deze aanpassingen van beperkte omvang zijn;
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. maatschappelijke voorzieningen en aan die maatschappelijke voorzieningen ondersteunende horeca en detailhandel;

met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
      • 1. de gebouwen worden gebouwd in het achtererfgebied, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
      • 2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
      • 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor zover gelegen in het voorerfgebied, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten en masten voor cameratoezicht mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
4.3 Gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bedrijfswoning;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor religieus klokgelui indien het equivalente geluidsniveau (LAeq), gemeten invallend op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op enig punt op een afstand van 24 meter vanaf het hart van een klok, meer bedraagt dan 75 dB(A);
  • c. het gebruik van bouwwerken voor religieus klokgelui indien het maximale geluidsniveau (LAmax), gemeten invallend op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op enig punt op een afstand van 24 meter vanaf het hart van een klok, meer bedraagt dan 80 dB(A);
  • d. in aanvulling op het gestelde in sub b en c gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand vanaf de klok wordt horizontaal gemeten;
    • 2. de slagtoon van de klok mag niet hoger zijn dan 62 Hz;
    • 3. als een tweede klok wordt gebruikt, mag de slagtoon daarvan niet hoger zijn dan 75 Hz;
    • 4. de bepaling van de geluidsniveaus dient plaats te vinden volgens de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999". Correcties voor impulsachtig, tonaal of muziekgeluid worden niet toegepast.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. wegen, (woon)straten, pleinen, fiets- en voetpaden;
  • b. uitwegen;
  • c. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • d. laadvoorzieningen voor elektrische voertuigen, niet zijnde een snellaadvoorziening;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. bruggen en tunnels;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speel- en sportvoorzieningen;
  • i. reclameuitingen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

en bijbehorende verhardingen, straatmeubilair, abri's, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten dienste van deze bestemming niet toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande reclameuitingen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterbeheer en waterberging;
  • c. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • d. bruggen voor fiets- en voetpaden;
  • e. groenvoorzieningen;

en bijbehorende verhardingen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, kademuren, dammen, duikers en dergelijke.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de hoogte van waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende functies:

  • a. wonen;

met hieraan ondergeschikt:

met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, water en waterstaatkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen hoofdgebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' aangegeven aantal woningen;
  • e. de afstand van de vrijstaande zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
7.2.2 Erfbebouwing in het achtererfgebied

Voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied, gelden de volgende regels:

  • a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
    • 1. 5 m en;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
    • 3. het hoofdgebouw;
  • b. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
    • 1. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m;
    • 2. het bepaalde onder 1 wordt verder begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
    • 3. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
  • c. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
  • d. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag;
  • e. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m²: 50% van dat bebouwingsgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m²: 50 m², vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m²: 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m².
7.2.3 Erfbebouwing in het voorerfgebied

Voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mogen bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied worden gebouwd, waarbij het bepaalde in lid 7.2.2, onder a, b, d en e overeenkomstig van toepassing is;
  • b. erkers mogen uitsluitend aan hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    • 2. de diepte van het overblijvende voorerfgebied mag niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de uit te bouwen gevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op 7.2.2 en 7.2.3, gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels:

  • a. voor zover gelegen in het voorerfgebied, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
7.2.5 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder:
    • 1. lid 7.2.1 onder a en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door balkons, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 2 m wordt overschreden;
    • 2. lid 7.2.1 onder e, voor het bouwen van een hoofdgebouw tot in de perceelsgrens;
    • 3. lid 7.2.2 onder a en b, met dien verstande dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m;
  • b. Een omgevingsvergunning op grond van lid a wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.3 Gebruiksregels
7.3.1 Specifieke gebruiksregels

Voor de functie 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen', geldt het aantal woningen zoals aangegeven.
7.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats en standplaats van kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning met uitzondering van mantelzorg.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een hoge verwachtingswaarde) in de bodem.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag om omgevingsvergunning waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 50 cm en een oppervlakte groter dan 2500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 8.2.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 8.2.1 sub a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2500 m² wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
8.2.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde-Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod in lid 8.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. niet dieper dan 50 cm onder het maaiveld en over een oppervlakte van niet meer dan 2500 m² plaatsvinden;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.
8.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.3.1 wordt verleend:

  • a. voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport op basis van archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek, dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
8.3.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 8.3.1 sub a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande, legale afwijkingen

Voor legale, al dan niet tijdelijke afwijkingen, gelden de volgende regels:

  • a. voor tijdelijke bouwwerken geldt dat deze alleen zijn toegestaan gedurende de vergunde instandhoudingsperiode;
  • b. legaal aanwezige bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals die bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gehandhaafd;
  • c. legale afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstap van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gehandhaafd.
10.1.1 Overige algemene bouwregels

In dit plan gelden de volgende overige algemene bouwregels:

  • a. in het voorerfgebied is het bouwen van zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de in het plan aan deze gronden en bouwwerken gegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen zoals bedoeld onder a. wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor een zorgwoning, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend waarbij tevens niet in strijd mag worden gehandeld met eventuele aan deze omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
    • 2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
    • 3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
    • 4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf voor zover dit niet is toegestaan in de bestemmingsomschrijvingen van de ter plaatse geldende bestemmingen;
    • 5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines ten behoeve van energieopwekking;
    • 6. het gebruik van de gronden in het voorerfgebied ten behoeve van zonnecollecteren of zonnepanelen ten behoeve van warmte- en energieopwekking;
    • 7. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
    • 8. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden.
11.2 Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het:

  • a. tijdelijk, afwijkend gebruik gedurende de vergunde instandhoudingsperiode;
  • b. legaal aanwezige gebruik zoals dit bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • d. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. leidingen voor drinkwater met een doorsnede vanaf 250 mm;
    • 4. leidingen voor afvalwater met een capaciteit vanaf 25 m³ per uur en/of een diameter vanaf 110 mm.
11.3 Uitwegen
11.3.1 Specifieke gebruiksregels

Voor uitwegen gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van een uitweg bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. per bouwperceel is ten hoogste 1 uitweg toegestaan.
11.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. lid 11.3.1 onder a ten behoeve van het verbreden van een uitweg tot ten hoogste 5 m;
    • 2. lid 11.3.1 onder b ten behoeve van het toestaan van een extra uitweg.
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsplanregels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, zonnepanelen en buitenunits en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden
    overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
    mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
12.1.1 Afwegingskader

Een in 12.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeers- en parkeersituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de fysieke en externe veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en daarbij:

  • a. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de verbeelding zodanig aanpassen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. aanduidingen toevoegen dan wel verwijderen, indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;
13.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in lid 13.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 14 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

14.1 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van beroepsmatige of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, gelden de volgende regels:

  • a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m², mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis zoals genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst behorende bij de regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
  • b. de activiteiten worden uitgeoefend door (een van) de bewoner(s) van de woning;
  • c. voor een bed & breakfast geldt tevens dat ten hoogste 2 kamers zijn toegestaan;
  • d. behalve een bed & breakfast, is horeca is niet toegestaan;
  • e. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  • h. meldingsplichtige of vergunningplichtige bedrijfsactiviteiten op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving of tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  • k. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

14.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 14.1 onder a en toestaan dat:
      • 1. afwijkende activiteiten worden toegestaan;
      • 2. de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 100 m².
  • b. Een onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 15 Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding

15.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden de volgende bouwactiviteiten uit te voeren:

  • a. woningsplitsing;
  • b. woningomzetting;
  • c. woninguitbreiding.
15.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 15.1 onder a en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte wonen na splitsing en/of uitbreiding van 60 m² per woning en/of zelfstandige woonruimte.
  • b. lid 15.1 onder b en c, een omgevingsvergunning verlenen indien:
    • 1. wordt voldaan aan een minimale gebruiksoppervlakte wonen na omzetting en/of uitbreiding van 25 m² per onzelfstandige woonruimte bij woningomzetting naar onzelfstandige woonruimte(n) en
    • 2. niet meer dan 4 onzelfstandige woonruimten per gebouw en/of zelfstandige woonruimte ontstaan.
  • c. Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningsplitsing;
  • b. het gebruik van een woning en/of woonruimte dat leidt tot woningomzetting;
  • c. het gebruik van een gebouw dat leidt tot woninguitbreiding;
  • d. kamerverhuur-/bewoning.

tenzij het een bestaande situatie betreft.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 15.3 onder a en c, een omgevingsvergunning verlenen, indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen na splitsing van 60 m² per woning en/of zelfstandige woonruimte;
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;
    • 3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen van de gemeente Kampen, zoals die geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 15.3 onder b en c, en d een omgevingsvergunning verlenen, indien:
    • 1. er sprake is van een minimale gebruiksoppervlakte wonen van 25 m² per onzelfstandige woonruimte;
    • 2. de behoefte ten behoeve van de beoogde doelgroep is onderbouwd en aangetoond;
    • 3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen van de gemeente Kampen, zoals die geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning zoals genoemd onder a en b wordt slechts verleend indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de fysieke en externe veiligheid;
    • 6. de milieusituatie;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 16 Regeling parkeren

16.1 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken ten opzichte van het bestaande gebruik is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, waarbij deze vervolgens in stand wordt gehouden.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en/of een andere mogelijkheid wordt benut, zoals omschreven in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik.
16.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in lid 16.1, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het opheffen van bestaande parkeerplaatsen en/of ruimte voor laden en lossen;
  • b. het nieuwe of gewijzigde gebruik van gronden en/of bouwwerken, zonder voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen te realiseren.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1, wanneer:

  • a. er op een andere wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen;
  • b. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
16.4 Voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen

Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen zoals bedoeld in lid 16.1, 16.2 en 16.3, als voldaan wordt aan de normen in de door het bevoegd gezag vastgestelde 'Nota Parkeernormen', zoals die geldt op het tijdstip van de aanvang van het gewijzigde gebruik, of het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a, kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Sonnenbergkwartier, deelplan manegeterrein'.

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Lijst behorende bij de regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor aan huis.

Kledingmakerij, waaronder:

  • (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
  • woningstoffeerderij.

Reparatiebedrijven, waaronder:

  • schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
  • uurwerkreparatiebedrijf;
  • goud- en zilverreparatiebedrijf;
  • reparatie van kleine (electrische) gebruiksgoederen;
  • reparatie van muziekinstrumenten.

Reparatiebedrijven voor motorvoertuigen zijn in ieder geval uitgesloten.

Overige dienstverlening, waaronder:

  • kappersbedrijf;
  • schoonheidssalon;
  • pedicure;
  • nagelsalon;
  • podologiepraktijk;
  • kantoren aan huis;
  • tandarts;
  • medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
  • juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
  • financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
  • bouwkundig advies;
  • coachingspraktijk;
  • architect;
  • kunstenaar;
  • hondentrimsalon;
  • computerservicebedrijf;
  • autorijschool;
  • decorateur;
  • fotografie;
  • gastouderopvang;
  • bed & breakfast.

Seksinrichtingen, overige erotische vermaaksfuncties, internethandel met verkoop aan huis en afleverpunten voor post en paketten zijn in ieder geval uitgesloten.