direct naar inhoud van 3.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Stationsomgeving Hanzelijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991005-VS01

3.2 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie en cultuurhistorie

In het Europese Verdrag van Malta, in 1992 ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, is de veiligstelling van het (Europese) archeologisch erfgoed als doelstelling opgenomen. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Wettelijke kaders

Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd, stellen rijk en provincies zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee is de Monumentenwet 1988 gewijzigd op het onderdeel archeologie. De kern van de nieuwe wetgeving is dat wanneer de bodem met verstoring wordt bedreigd door planvorming, eventuele archeologische resten behouden moeten worden. Dit wordt gerealiseerd door waardevolle delen van de bodem, het bodemarchief, intact te laten of het te onderzoeken. In het laatste geval blijven de gegevens van het bodemarchief behouden in gedocumenteerde vorm. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Plangebied en archeologische waarden

Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn er in het plangebied geen archeologische monumenten aanwezig. Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het plangebied overwegend een middelmatige verwachtingswaarde voor archeologische resten.

In het kader van planrealisatie is het gebied getoetst op archeologische waarden door middel van een verkennend booronderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de rapportage: Kalisvaart, C.C. en F.R.P.M. Miedema. Kampen. Plangebied Polder Broeken en Maten. Bureauonderzoek en Inventariserend booronderzoek (verkennende fase). BAAC rapport V-09.0333. Bijlage 7 Verkennend onderzoek archeologie. Op grond van dit onderzoek is voor het aspect archeologie een beleidsadvieskaart opgesteld met een visuele vertaling van de aangetroffen waarden.

Met behulp van het verkennend onderzoek is aangetoond dat de pleistocene ondergrond reliëf bezit op basis waarvan aanwezigheid van prehistorische resten wordt vermoed. Op grond van het booronderzoek zijn locaties met hoge en middelmatige verwachting voor resten uit deze periode aangewezen. In het noordoostelijke deel van het plangebied bevindt zich mogelijk een huisstede met bewoningsresten uit de late middeleeuwen; dit object geldt als een locatie met een hoge archeologische waarde (vindplaats). De oostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het dijktracé Venedijk-Slaper, dat eveneens een hoge archeologische waarde bezit.

Naar de meest kansrijke locaties voor prehistorische vindplaatsen is een vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van karterende boringen. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de rapportage: Nijdam, L.C. en F.R.P.M. Miedema. Kampen, plangebied Polder Broeken en Maten inventariserend karterend onderzoek BAAC rapport V-10.0415 februari 2011. Zie Bijlage 8 Inventariserend booronderzoek Archeologie. Als resultaat is het areaal waarvoor een hoog verwachtingspatroon geldt in het plangebied gereduceerd tot een viertal geselecteerde gebieden die hierdoor als behoudens- of onderzoekswaardig gelden.

Naar deze vier geselecteerde locaties is een inventariserend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd dat als doel had het verwachtingspatroon te toetsen op aanwezigheid van archeologische waarden. Het proefsleuvenonderzoek heeft op de geselecteerde locaties geen behoudenswaardig of onderzoekswaardig bodemarchief opgeleverd. Deze locaties kunnen op basis hiervan archeologievrij worden verklaard.

Beheersmaatregelen

De gemeente heeft een archeologische zorgplicht. In dit bestemmingsplan moet de gemeente dan ook aangeven hoe wordt omgegaan met de archeologische waarden in het plangebied. Het beheer hiervan vindt plaats door de archeologische waarde(n) van de verschillende locaties te vermelden inclusief bepalingen (regels) voor grondgebruik. Hieruit vloeit een selectiebeleid voort.

Vóór de start van de projectontwikkeling waren archeologische gegevens voor het plangebied niet voorhanden. Omdat onderhavig bestemmingsplan tot stand komt naar aanleiding van een ruimtelijke ontwikkeling, moest de gemeente een inventariserend onderzoek laten uitvoeren om de vereiste gegevens te verkrijgen ter realisatie van het selectiebeleid. Op grond van het onderzoek kan beredeneerd worden aangegeven dat er drie typen waarden zijn.

De status van het terrein kan in een aantal gevallen een belemmering zijn voor een ruimtelijke ontwikkeling. Bij planontwikkeling dienen de locaties met archeologische waarden intact te blijven. Wanneer dat niet het geval is, kan de initiatiefnemer tot eventuele bodemverstoring in een aantal gevallen verplicht worden de kosten te dragen voor archeologisch onderzoek. De gemeente geeft in de vorm van planregels aan wanneer een onderzoeksplicht geldt. Pas wanneer een –mogelijk- waardevolle locatie naar het oordeel van de gemeente voldoende is onderzocht wordt vrijstelling van onderzoeksplicht verleend. De status van de locatie wordt opgeheven en archeologievrij verklaard. De gemeente doet dit door voor de deellocatie een selectiebesluit te verstrekken.

Een belangrijke factor bij bescherming van de mogelijk waardevolle locaties is de toegankelijkheid. Twee locaties, namelijk de huisplaats en het dijksegment, zijn qua begrenzing goed inpasbaar in het bestemmingsplan. Omdat behoud het primaire uitgangspunt is, vindt geen verder onderzoek plaats naar deze locaties en worden ze bestemd als locaties met hoge archeologische waarde.

In het plangebied zijn verder nog een aantal locaties met een hoge verwachtingswaarde aanwezig, die onderzocht zijn omdat ze qua begrenzing niet goed inpasbaar zijn in het bestemmingsplan. Van deze locaties is aangetoond is dat hiervan geen behoudenswaardig bodemarchief aanwezig is. Deze locaties zijn archeologievrij verklaard. De gemeente heeft een selectiebesluit afgeven met deze strekking.

Bepalingen

Voor twee locaties in het plangebied is een dubbelbestemming archeologie opgenomen met een waarde 3-aanduiding, te weten, locaties met een hoge archeologische waarde. Dit zijn de huisstede met bewoningsresten uit de late middeleeuwen (vindplaats) en het dijktracé Venedijk-Slaper (cultuurhistorisch object).

Voor deze locaties is een dubbelbestemming opgenomen Waarde – archeologie gekoppeld aan een aanlegvergunningenstelsel. Het uitgangspunt is dat eventuele waardevolle resten ter plaatse behouden blijven. Bij een plan met bodemverstoring kan de initiatiefnemer, via het vergunningenstelsel, worden opgedragen archeologisch onderzoek uit te voeren. De gemeente is als bevoegd gezag hier minimaal als toezichthouder bij betrokken.

Voor het overige deel van het plangebied geldt dat er vanuit archeologische monumentenzorg geen bezwaar bestaat tegen voorgenomen planvorming.

De archeologische meldingsplicht, op grond van de Monumentenwet, blijft onverminderd voor het volledige plangebied van kracht.