direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Sint Nicolaasdijk 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991002-VB01

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', voor de bescherming, instandhouding of het herstel van de aanwezige historisch-landschappelijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige groene open erf- en boombeplantingen;

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. andere-werken;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. tuinen;
  • i. erven.
9.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand of half vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. er plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' geldt dat het aantal in een rij aaneengebouwde woningen niet meer mag bedragen dan 3;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' geldt dat de woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • f. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale dakhelling (graden)' uitsluitend een dakhelling van 0º of 45º is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f dat de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan gehandhaafd dient te worden;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan mogen gehandhaafd worden.
9.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m² per hoofdgebouw, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel;
    • 2. in afwijking van het hiervoor bepaalde mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet meegerekend;
  • b. de bouwhoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de afstand van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • f. de afstand van een overkapping tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt in afwijking van het bepaalde onder b tot en met f dat ter plaatse bijgebouwen zijn toegestaan en dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • i. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 onder b en toestaan dat het maximum aantal nieuwe aaneen te bouwen woningen wordt verhoogd;
  • b. 9.2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot maximaal 6 m;
  • c. 9.2.1 onder f en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind of vergroot;
  • d. 9.2.2 onder a en toestaan dat:
    • 1. bij woningen met een bouwperceel tot en met 300 m2 de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
    • 2. bij woningen met een bouwperceel groter dan 300 m2 de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 30% van de oppervlakte van het buiten het bouwwerk gelegen bouwperceel mag bedragen tot een maximum van 150 m2;
  • e. 9.2.2 onder d en toestaan dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m.
  • f. 9.2.2 onder e en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
9.4.1 Afwegingskader

Een in 9.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de fysieke en externe veiligheid.
9.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 14.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend de bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

9.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1 onder a voor het wijzigen van het gebruik van woningen met bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

  • a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woningen bijgebouwen, tot een maximale oppervlakte van 40 m², mag worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd onder categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
  • b. detailhandel is niet toegestaan, behoudens productiegebonden detailhandel;
  • c. horeca is niet toegestaan, behoudens Bed&Breakfast;
  • d. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  • e. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  • f. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  • g. degene die de activiteiten in de woning uitvoert dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • h. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan.
9.6.1 Afwegingskader

Een in 9.6 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de fysieke en externe veiligheid.
9.6.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 14.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

9.7 Sloopvergunning
9.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders, als bedoeld in de artikelen 3.3 en 3.20 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het slopen van gebouwen en bouwwerken.

9.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 9.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. die al in uitvoering zijn of krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.7.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 3.16 onder a Wet ruimtelijke ordening is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.