direct naar inhoud van 5.2 Nadere toelichting op de planregels
Plan: Zuiderzeehaven 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00060204-VB01

5.2 Nadere toelichting op de planregels

Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

Bedrijf – nutsbedrijf

Deze bestemming staat openbare nutsvoorzieningen toe. Deze regeling betreft een aanvulling op de nutsvoorzieningen die al op basis van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn toegestaan. Dergelijke nutsvoorzieningen zijn van geringe omvang en mogen op het hele terrein worden opgericht. De onderhavige nutsvoorziening past niet binnen het Bor en is daarom afzonderlijk bestemd.

Bedrijventerrein 1 en 2

Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein – 1 zijn bedrijven tot en met maximaal categorie 4.1 van de zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein – 2 zijn havengebonden bedrijven tot en met maximaal categorie 5.2 van de zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. De term havengebonden bedrijven is nader omschreven in de begripsbepalingen (artikel 1 van de regels). Naast een omschrijving van de soort/aard van de toelaatbaar te achten bedrijven bevat deze lijst indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddelde bedrijf in die sector.

Omdat de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Via een afwijkingsprocedure kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Ten aanzien van bedrijven als genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een verbod opgenomen. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toelaten van een Bevi inrichting. Aan deze wijziging is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient bijvoorbeeld de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting of op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en/of 'Water'. Daarnaast dient de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico op de plankaart te worden weergegeven als "veiligheidszone bevi". Belangrijk is dat er binnen deze veiligheidszone geen toename mag plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in deze zone tenzij ze behoren tot de bevi-inrichting waaraan de veiligheidszone is gerelateerd. Daarnaast mag het gebruik van de gronden niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot. Burgemeester en wethouder kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de "veiligheidszone bevi" indien sprake is van bedrijfsbeëindiging of –verplaatsing. Tot slot dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedgebied van de inrichting en mag er geen toename plaatsvinden van het groepsrisico in woongebieden (maar dat zal in het voorliggende geval niet/nauwelijks aan de orde zijn).

Op het bedrijfsterrein mogen geen bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Deze terughoudendheid bestaat vanwege de belemmerende werking die hiervan uit kan gaan richting omringende bedrijven. Zelfstandige kantoren zijn eveneens niet toegestaan, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid met 'kantoor'. Op deze gronden mag een havenkantoor worden gerealiseerd. Ondergeschikte kantoorruimten die deel uitmaken van de bedrijfsvoering zijn uiteraard wel toegestaan.

Leiding – hoogspanning(sverbinding)

Hier is sprake van twee dubbelbestemmingen ter bescherming van een (ten dele ondergrondse) hoogspanningsleiding. Bij verreweg de meeste bouwactiviteiten zal overleg moeten plaatsvinden met de leidingbeheerder.

Waterstaat - Waterkering

Ook hier is sprake van een dubbelbestemming. Over bouwactiviteiten zal overleg moeten plaatsvinden met het waterstaatsgezag. Bebouwing dient volgens de keur van het waterschap in ieder geval tenminste 20 meter uit de teen van de dijk gerealiseerd te worden.

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen betekent niet dat met behulp van een contrario-redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de bestemmingsomschrijving in samenhang met de plankaart en de bouwregels.

Algemene aanduidingsregels

Omdat in het plan sprake is van twee aanduidingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zijn deze ondergebracht in het onderdeel "algemene aanduidingsregels". Het betreft een tweetal veiligheidszones die gerelateerd zijn aan de te realiseren windmolens. In het gebied dat is aangegeven met "veiligheidszone 1"mogen zich geen beperkt kwetsbare én geen kwetsbare objecten in de zin van het Bevi bevinden. In het gebied "veiligheidszone 2" mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden. Als daartoe aanleiding is kan de betreffende zone worden gewijzigd door middel van een wijzigingsprocedure.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders een afwijkingsbevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde situaties.

Indien de plankaart niet geheel blijkt overeen te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan teneinde afwijkingen op ondergeschikte punten mogelijk te maken. De bepaling geeft de voorwaarden aan waaronder een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend.

Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de voorschriften opgenomen dan wel op de kaart aangegeven afmetingen kunnen met behulp van deze bepaling mogelijk worden gemaakt.

Voorts is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor onderdelen van hoofdgebouwen en voor een aantal andere bouwwerken, waaronder (hoek)erkers.

Het afwijken mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen dit moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsrecht

Voor de redactie van het overgangsrecht is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend.

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.

Ook is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.