direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid Overijssel
Plan: Zuiderzeehaven 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00060204-VB01

2.3 Provinciaal beleid Overijssel

Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerkencatalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:

  • De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop.
  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie.
  • De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen.
  • Lust- en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (onder andere recreatie) en identiteit (cultuurhistorie)

De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen (en steden) versterkt. Dat geldt in bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.

Ontwikkelingsperspectief

Op basis van het ontwikkelingsperspectief heeft het te ontwikkelen gebied het perspectief "bedrijventerreinen 1955 - nu". De voorgenomen ontwikkeling van Zuiderzeehaven past binnen dit ontwikkelingsperspectief.

De provincie stelt in haar Omgevingsvisie de SER-ladder centraal. De SER-ladder geeft aan dat eerst inbreiding moet plaatsvinden en dat daarna pas gezocht kan worden naar een uitbreidingslocatie. De locatie Zuiderzeehaven kan als inbreidingslocatie worden beschouwd. Het betreft hier immers een ontwikkeling van een gebied dat omsloten wordt door vervoersknopen over weg en water (IJssel en rijksweg N50) en het huidige bedrijventerrein Haatland. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerkencatalogus rivierenlandschap

In de gebiedskenmerkencatalogus wordt het provinciaal belang van alle gebiedstypen en gebiedskenmerken beschreven en worden de aspecten ambitie en sturing toegevoegd. In de ruimtelijke kwaliteit spelen verschillende gebieden en hun kenmerkende eigenschappen een belangrijke rol. Het spectrum aan gebiedskenmerken is gegroepeerd in vier lagen.

De natuurlijke laag

Het plangebied valt onder de natuurlijke laag Oeverwallen. De ambitie is de oeverwallen weer als ruimtelijk herkenbare structuren langs de rivieren te ontwikkelen. Het is voornamelijk een cultuurlandschap, de natuurlijke kwaliteiten kunnen hier met name in de keuze van de beplanting sterker ontwikkeld worden. Op een aantal plekken kan de natuurlijke overgang van de hoge oeverwal naar de dynamische uiterwaarden hersteld worden. De beleefbaarheid en zichtbaarheid van het water, de natuurlijke dynamiek in relatie tot de cultuurhistorie zijn een belangrijk uitgangspunt.

Doordat er in het voorliggende plangebied een nieuwe haven is gerealiseerd wordt aangesloten bij de belangrijke uitgangspunten beleefbaarheid en zichtbaarheid van het water.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap valt het plangebied onder het Zeekleilandschap. De ambitie is hier de kwaliteit van de grote open ruimtes met de verspreide erven en het subtiele reliëf in stand te houden. Dit betekent aandacht voor de ruimtes zelf, maar ook voor de kwaliteit van de horizon, omdat het vergezicht hier beeldbepalend is. Deze gebieden zouden nog aan kwaliteit kunnen winnen, als het "dynamische deltakarakter" weer meer voelbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld door het krekenpatroon zichtbaarder en beleefbaarder te maken en het contrast tussen binnen en buitendijks gebied te vergroten. Kenmerkende cultuurhistorische gebouwen en bouwwerken behouden door ze aan te passen aan nieuwe functies. Eventuele nieuwe bebouwing realiseren op terpen of via andere innovatieve oplossingen anticiperen op hogere waterstanden van het IJsselmeer.

In het voorliggende plangebied worden weliswaar hoge bouwwerken mogelijk gemaakt, maar door het kleurgebruik zodanig aan te passen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de kwaliteit van de horizon.

De stedelijke laag

In de stedelijke laag is het voorliggende plangebied aangewezen als Bedrijventerreinen 1955-nu. De ambitie is Vitale werklocaties. Met de ontwikkeling van Zuiderzeehaven wordt een duidelijke profilering en differentiatie van terreinen verkregen. Door het beeldkwaliteitplan wordt de kwaliteit van de buitenruimte en de architectuur verbetert en ontstaat er meer samenhang tussen gebouwen en openbare ruimte.

De lust- en leisure laag

In de lust- en leisurelaag is het front langs de IJssel aangegeven. Deze informatie is niet belemmerend ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied.

In het voorliggende bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met het in de Omgevingsvisie opgenomen provinciaal belang.

Omgevingsverordening - duurzame energie

De provincie bevordert de opwekking van duurzame energie. In dat kader wordt ingezet op het vergroten van het aandeel van windenergie in de energieopwekking. Op dit moment leveren de 3 windturbines in Staphorst (de Lichtmis) een totaalvermogen van 6 MW (megawatt). De provincie heeft met het rijk afgesproken dat in 2010 tenminste 80 MW in de vorm van duurzame energie zal worden geleverd. Inmiddels zijn diverse projecten in voorbereiding waarbij windturbines zullen worden opgericht. Met name in de gebieden die in de Omgevingsvisie zijn aangemerkt als kansrijk zoekgebied windenergie verwacht de provincie haar taakstelling op het gebied van windenergie te kunnen behalen.

Beperkingen

Niet overal in Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst, gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden. Verder geldt dat hoge bouwwerken ongewenst zijn binnen zones waar (laag) gevlogen kan worden. In de verordening wordt daarom de oprichting van windmolens uitgesloten binnen de EHS, de twee Nationale Landschappen (IJsseldelta en Noordoost-Twente) en gebieden die zijn aangewezen als laagvliegroutes en funnels.

Verplichte clustering

In de verordening is het principe van verplichte clustering vastgelegd. In de groene omgeving zijn windturbines alleen toegestaan in de vorm van een windpark. Een windpark bestaat uit minimaal 4 windturbines. Uitzondering op dit principe van clustering wordt gemaakt voor windturbines met een maximale tiphoogte van 25 meter. De invloed van deze kleine molens op de omgeving is namelijk relatief gering. In dit geval worden de turbines buiten de groen omgeving en binnen stedelijk gebied geplaatst, zodat de verplichte clustering in casu niet van toepassing is.

Gebiedskenmerken

Buiten deze gebieden is de oprichting van windturbines in principe toegestaan op grond van het provinciale beleid. Gemeenten zullen de initiatieven voor het plaatsen van windturbines verder moeten beoordelen op basis van een nadere verkenning van de lokale situatie. Afhankelijk van de situering ten opzichte van natuurgebieden, zal ecologisch onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de oprichting van de windmolens niet zal leiden tot significante effecten op beschermde natuurwaarden. In alle gevallen zal toegelicht moeten worden hoe de plaatsing van windturbines zich verhoudt tot de aanwezige gebiedskenmerken.

De voorliggende locatie voor het windpark valt niet onder het door de provincie aangewezen "kansrijk zoekgebied windenergie", maar ook niet onder het uitsluitingsgebied "groen-blauwe hoofdstructuur" of "nationale landschappen". Er is dan ook geen sprake van strijdigheid met het in de Verordening opgenomen provinciaal belang.