Plan: | Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0147-0201 |
Op 22 november 2016 heeft de gemeenteraad de woonvisie vastgesteld. De woonvisie is vastgesteld als structuurvisie in de zin van Wro en vormt daarmee een zeer belangrijk beleidskader ten behoeve van het planologisch-juridisch instrumentarium, waaronder bestemmingsplannen. Ook voor partijen in de stad geeft de status van structuurvisie richting aan de ontwikkelingsrichting die de gemeente wenst.
Bij de woonvisie hoort een woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma heeft als doel grip te krijgen op de planvoorraad en locaties waar woningbouw plaats vindt. Met de provincie zijn afspraken gemaakt over de omvang van de planvoorraad in relatie tot de te verwachten huishoudensontwikkeling. Deze moeten met elkaar in balans zijn.
In Hengelo was sprake van een situatie waarin er sprake was van overprogrammering. Er lag –en ligt- een nadrukkelijke opgave om plancapaciteit terug te brengen. Gemeenten waar sprake is van overprogrammering worden geacht in drie jaar tijd de plancapaciteit te reduceren.
Op veel plekken in Hengelo is de plancapaciteit teruggebracht. Vaak in samenspraak met ontwikkelende partijen, soms ook door inzet van het ruimtelijk instrumentarium.
De gemeente heeft de afgelopen jaren nadrukkelijk ingezet op de ontwikkeling van haar prioritaire gebieden binnenstad en Hart van Zuid. In de binnenstad gaat het om de opgave om te komen tot een aantrekkelijk centrum, waarbij wordt ingezet op een compact winkelhart, het tegen gaan van (winkel) leegstand en het toevoegen van aantrekkelijke woonmilieus. Voor Hart van Zuid gaat het om de volgende fase in de gebiedsontwikkeling, die moet leiden tot een levendig stadsdeel. De transformatie van industrieterrein naar (overwegend) woongebied vormt hier de voornaamste opgave. In de zomer van 2019 zijn hierover aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie. Onderdeel van deze afspraken is dat wij blijven sturen op het programma elders in de stad. Dat betekent bijvoorbeeld dat we erg terughoudend zijn in het toevoegen van appartementen programma buiten de prioritaire gebieden, maar ook dat we bestaande mogelijkheden heroverwegen.
Voor het plangebied waar nu een bestemmingsplan wordt gemaakt is in april 2020 een voorbereidingsbesluit genomen. Aanleiding voor het nemen van het voorbereidingsbesluit was dat een aanvraag omgevingsvergunning werd voorbereid voor herontwikkeling van het Heemafterrein. De beoogde ontwikkeling week sterk af van het vastgestelde woningbouwprogramma. Om dit te voorkomen is een voorbereidingsbesluit genomen. Inmiddels is in overleg met de ontwikkelaar tot een invulling van het gebied gekomen die passend wordt geacht binnen de ruimtelijke kaders. In het geldende bestemmingsplan waren geen woningaantallen opgenomen. In voorliggende plan is het aantal woningen gemaximaliseerd. Het voorliggende plan staat alleen wonen toe. De in het geldende plan zittende mogelijkheden voor ondermeer horeca, dienstverlening, kantoren en bedrijvigheid zijn vervallen. Het plan biedt de mogelijkheid een appartementengebouw met maximaal 72 appartementen en 22 grondgebonden woningen te realiseren.
Het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing plangebied
De grens van het plangebied Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat is op de afbeelding 1 aangegeven met blauwe bolletjes. Deze grens wordt globaal gevormd door De Bornsestraat (ten oosten), het Heim (ten noorden), de begraafplaats (ten noorden en westen), de vijver met het Huys Hengelo (ten westen), kantoorgebouw Plegt Vos (ten zuiden).
afbeelding 1: begrenzing plangebied (begrensd door blauwe bolletjes)
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan:
Vooroorlogse Wijken 2016 (deel 1)
Afbeelding 2: vigerend bestemmingsplan (binnen blauwe bolletjesgrens)
De bouw van Thiemsland is begonnen eind jaren '90, begin 2000. De buurt is gebouwd op het voormalige industrieterrein van Heemaf: de NV Hengelosche Electrische Mechanische Apparaten Fabriek. De woonwijk grenst aan het stadscentrum en kenmerkt zich door een stedelijke woonomgeving. Het industriële verkaveling patroon van het voormalige industrieterrein is nog zichtbaar in de huidige stedenbouwkundige verkaveling. In de buurt zijn nog maar weinig elementen uit de vooroorlogse periode te vinden. Alleen de kantoren en de Algemene Begraafplaats langs de Bornsestraat stammen uit die tijd. Het zuidelijk deel dat grenst aan het stadscentrum heeft een relatief hoge woningdichtheid. Hier staan meerdere grote appartementencomplexen. In het noordelijk deel bevinden zich moderne rijtjeswoningen. De buurt kent verschillende bouwhoogten, variërend van 3 bouwlagen in het noordelijk deel tot 5 à 9 bouwlagen in het zuidelijke gedeelte. Bijna alle gebouwen in Thiemsland hebben platte daken, ook de rijtjeswoningen (m.u.v. de 2-onder-1 kapwoningen) in het noordelijk deel. Sommige huizen hebben een kleine voortuin zonder uniforme erfscheiding zoals een bakstenen muur of metalen hek. In de wijk komen geen aanbouwen aan de bebouwing voor. In de bebouwing is gebruik gemaakt van diverse bouwmaterialen en verschillende kleuren. De samenhang van de openbare ruimte is groot.
De buurt Thiemsland is gelegen nabij de binnenstad van Hengelo. Thiemsland wordt omringd door de hoofdwegen Bornsestraat, Deldenerstraat en de Bankastraat. Dit zijn ontsluitingswegen welke een directe verbinding hebben met de stroomwegen A1 en A35. De straten in de buurt zelf zijn erftoegangswegen. Het plangebied is bereikbaar vanaf de Bornsestraat via Sherwood Rangers. Voor de aansluiting Sherwood Rangers geldt het principe rechts in - rechts uit. Dit betekent dat de Sherwood Rangers alleen ingereden mag worden rechtsaf vanaf de Bornsestraat en bij het uitrijden van Sherwood Rangers mag alleen rechtsaf geslagen worden naar de kruising Bornsestraat - Deldenerstraat. Aangezien het gebied omringd wordt door meerdere ontsluitingswegen is de bereikbaarheid goed te noemen. Aan de Sherwood Rangers liggen in de huidige situatie diverse wooncomplexen en kantoren waar het parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Ook is er in de huidige situatie een openbaar parkeerterrein aanwezig met een capaciteit van ongeveer 150 parkeerplaatsen die onderdeel uitmaakt van het betaald parkeergebied. Dit betreft een tijdelijke invulling.
Op dit moment staan er geen woningen in het plangebied.
Grenzend aan het plangebied ligt de Thiemslandvijver. Deze vijver bergt het hemelwater van het woongebied “Thiemsland”. Het teveel aan water wordt vertraagd afgevoerd naar de in de onmiddellijke nabijheid gelegen Drienerbeek.
Vroeger bestond Heemaf uit een formele straatwand met daarachter de fabrieksgebouwen. Deze straatwand wordt in de nieuwe situatie weer teruggebracht. Op het achter-terrein bevindt zich nu de vijver met daarin de contouren van Huys Hengelo. Rondom deze vijver zijn grote woongebouwen gesitueerd die in het groen staan en met uitzicht op de vijver. De oevers van de vijver zijn openbaar gebied en daarmee vrij toegankelijk. Alleen ter plaatse van de begraafplaats wordt de rondgang doorbroken. In de nieuwe situatie wordt aan de waterzijde een rij woningen toegevoegd. Die worden op een verhoging gebouwd zodat er vanaf de terrassen, die zich aan de achterzijde bevinden, uitzicht is over de vijver. Tussen deze woningen en de vijver bevindt zich het openbare wandelpad. Dit pad eindigt nabij de voet van de woontoren die tussen het Heim en de Begraafplaats wordt opgericht. De woontoren wordt dusdanig gepositioneerd zodat de bomen rondom de Begraafplaats zoveel mogelijk behouden kunnen blijven. Vanaf de Bornsestraat is langs het Heim een doorzicht naar de voet van de woontoren en het wandelpad. De woontoren wordt alzijdig ontworpen en zal géén gesloten gevels bevatten. Tussen de rij woonhuizen aan de vijverzijde en die aan de Bornsestraat bevindt zich een brede strook. Hierin worden parkeerplaatsen aangelegd die met hagen worden omgeven en voorzien van bomen. Ook nabij de woontoren worden parkeerplaatsen ingericht. Het gebied tussen 'de Locomotief' en het Heim krijgt een invulling die in hoogte passend is bij de naast- en omliggende bebouwing. De woontoren is een hoogte-accent en legt de ruimtelijke relatie met de andere woongebouwen die om, aan of deels boven de vijver zijn gebouwd.
In overleg met de ontwikkelaar zijn ontwikkelcriteria en randvoorwaarden gemaakt die zijn vastgelegd in het document "SUGGESTIES VOOR BEELDKWALITEIT afgesproken ontwikkelcriteria en randvoorwaarden HEEMAF locatie". De ontwikkelaar kan zich kan vinden in deze ontwikkelcriteria en randvoorwaarden en zal daar bij de ontwikkeling van het plangebied waar mogelijk rekening mee houden. Het document "SUGGESTIES VOOR BEELDKWALITEIT afgesproken ontwikkelcriteria en randvoorwaarden HEEMAF locatie" is als bijlage Suggesties Beeldkwaliteit bij de toelichting gevoegd. Zoals de titel van het document al zegt gaat het om suggesties. Het gaat niet om afdwingbare criteria en randvoorwaarden.
Het plangebied is in de huidige situatie tijdelijk deels ingevuld als een openbaar parkeerterrein. In het plangebied zijn 22 grondgebonden woningen en 72 appartementen voorzien. Hiermee komt de tijdelijke invulling van het plangebied als openbaar parkeerterrein te vervallen. Het gaat om een appartementencomplex in de huursector in het middensegment en twee blokken met grondgebonden rijwoningen voor de koopsector. Volgens de parkeernormen, zoals deze zijn vastgelegd in de Nota Autoparkeren Hengelo, dienen er voor woningen (prijsklasse midden) 1,3 parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd. Het bewonersaandeel van deze parkeernorm betreft 1,0 parkeerplaats en het bezoekersaandeel betreft 0,3 parkeerplaats. Het parkeren van bewoners zal op eigen terrein plaatsvinden. Voor het parkeren op eigen terrein zal dan ook voorzien worden in 1 parkeerplaats per woning. Voor bezoekers is voldoende parkeergelegenheid aanwezig in de omgeving, zoals de langsparkeerplaatsen op de Bornsestraat, het parkeerterrein Kloosterhof en de parkeergarage Thiemsbrug.
Het woonbeleid van de gemeente Hengelo is vastgelegd in de Woonvisie 2016 en het woningbouwprogramma 2020-2029. Momenteel wordt het woonbeleid middels de Woonagenda 2021-2030 geactualiseerd. Kern van het woonbeleid blijft kwalitatief programmeren in prioritaire gebieden en specifieke locaties met oog voor de doelgroepen zoals die in de nieuwe woonagenda worden benoemd.
Het plangebied, het voormalige Heemaf-terrein, staat al lang op het programma om ingevuld te worden met woningbouw. In het woningbouwprogramma 2020-2029 is ruimte gereserveerd voor een ontwikkeling van 50 woningen in het plangebied. In een eerder stadium is gewerkt aan een plan dat niet de gewenste ruimtelijke en programmatische kwaliteit in zich had. Om die reden heeft de gemeente een voorbereidingsbesluit genomen, om zodoende met de ontwikkelaar te komen tot ontwikkeling die past binnen de beleidsmatige uitgangspunten van de gemeente en die recht doet aan de ruimtelijke opgave in het gebied. De voorgenomen ontwikkeling is ten opzichte van eerdere plannen qua programma naar beneden bijgesteld en gaat uit van een ontwikkeling van 94 woningen: 72 appartementen, 12 stadswoningen en 10 waterwoningen. Dit is weliswaar een forse toename ten opzichte van het woningbouwprogramma 2020-2029, maar de ontwikkeling is vanwege de combinatie van product, doelgroep en locatie een wenselijke invulling van de opgaven zoals die in de nieuwe woonagenda zijn omschreven.
De woonagenda is een herziening van de woonvisie ten aanzien van het nieuwbouw beleid van de gemeente. De kern is dat de strakke sturing op aantallen kan worden losgelaten en er meer ruimte ontstaat voor het programmeren op een aangetoonde behoefte. Dus een kwalitatief en doelgroepgerichte benadering. Hiermee wil Hengelo bijdragen aan de oplossing voor het landelijke en provinciale woningtekort en kunnen ambities zoals jongeren aantrekken en de groeiende groep ouderen huisvesten behaald worden. Ambities die onder andere in de Hengelo Koers 2040 zijn uitgesproken.
De woontoren in het plangebied huisvest 72 appartementen. Dit zijn appartementen met een grootte tussen de 50 m2 en 65 m2. Wat betreft prijscategorie gaat het om middenhuur (€ 740 tot € 900). Een doelgroepenonderzoek van de door de ontwikkelaar geraadpleegde makelaar wijst uit dat de huurdersdoelgroep vooral uit ouderen bestaat. In het doelgroepenonderzoek van Tellers en Benoemers - dat als basis dient voor de woonagenda - worden ouderen als aandachtsgroep benoemd. Er is vooral ruimte voor groei voor deze doelgroep in de centrumbuurten. De nabijheid van het centrum met veel voorzieningen maakt ouderen een geschikte doelgroep voor de ontwikkeling van appartementen in het plangebied.
De grondgebonden woningen bedienen een andere doelgroep. Het segment is bedoeld voor jonge gezinnen van hoger opgeleide tweeverdieners. In het onderzoek van Tellers en Benoemers komt deze groep overeen met Young Potentials en Elite. De grondgebonden woningen in het plangebied zijn dus geschikt als doorstroomgebied voor de groep Urban Creators, een groeisegment in Hengelo. Bovendien is het specifieke product waterwoningen en in mindere mate stadswoningen een goede afwisseling ten opzichte van de bestaande woonvoorraad in Hengelo. Al met al draagt de ontwikkeling bij aan de opgaven voor het huisvesten van de doelgroepen ouderen en dient het als doorstroomlocatie voor jongeren.
Het hemelwater dat op het verharde oppervlak van het plangebied valt wordt niet op het gemengde rioolstelsel geloosd maar gescheiden afgevoerd van het vuilwater. Het hemelwater wordt eerst geborgen in het plangebied en vervolgens vertraagd afgevoerd naar de aangrenzende Thiemslandvijver. De bergingseis van gemeente en waterschap Vechtstromen bedraagt 30 mm.
Voor een verdere onderbouwing van de waterhuishouding en riolering wordt verwezen naar 5.1 "Watertoets".
Groenplan Hengelo
In 2015 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende kaart hoofdgroenstructuur vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones, en tevens uit met groen te versterken doorgaande verbindingen.
De hoofdgroenstructuur is onder andere belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en oriëntatie. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.
Plangebied
Het plangebied is gelegen grenzend aan de Oude Algemene Begraafplaats aan de Bornestraat en het gebied met vijvers rond de havezate Huys Hengelo. Deze gebieden maken deel uit ven de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. Het is van belang hiermee rekening te houden bij de uitvoering van het plan.
Voor het plan dienen binnen de plangrenzen een drietal bomen verwijderd te worden. Deze kunnen alle drie zonder vergunning worden gekapt. Voor alle bomen die gekapt worden, worden wel weer nieuwe bomen aangeplant. In de nieuwe ontwikkeling komt meer groen terug dan in de huidige situatie bestaat. Het totale gebied wordt daardoor groener en minder verhard dan in de feitelijke situatie het geval is.
Het bestaande groen van de begraafplaats moet zoveel mogelijk behouden blijven. De eventuele gevolgen voor de bestaande bomen worden met het nieuwe bestemmingsplan verkleind ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. Dit wordt bereikt doordat het bouwvlak voor de woontoren iets verder van de begraafplaats en iets dichter bij de vijver wordt gepositioneerd. Daarnaast komt de mogelijkheid tot ondergrondse parkeergelegenheid volledig te vervallen. Deze mogelijkheid liep in het vorige bestemmingsplan tot aan de perceelgrens met de begraafplaats, hetgeen forse gevolgen had kunnen hebben voor het bestaande worteldek en de grondwaterstand. Deze gevolgen worden met het nieuwe plan vermeden.
Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 5.1).
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. De provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening worden actueel gehouden met een jaarlijkse actualisatieronde. Eerder vastgestelde beleidswijzigingen worden dan verwerkt. Provinciale Staten hebben de Actualisatie 2018-2019 op 13 november 2019 gewijzigd vastgesteld. De Actualisatie is 1 december 2019 in werking getreden.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening heeft de status van:
Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
Waterverordening in de zin van de Waterwet
Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geinteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Cleantech regio (Deventer). Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte.
De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen. Meer informatie hierover is in voorliggend plan opgenomen in paragraaf 4.1.3.
Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat is hierna in kaart (afbeeling 3) en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.
Afbeelding 3: ; Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven Woon- en werklocaties
binnen de stedelijke netwerken
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel. Aangezien het bij het voorliggend bestemmingsplan een woningbouwontwikkeling betreft, is dit specifieke perspectief niet van toepassing.
Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
In de huidige situatie is sprake van een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. De ontwikkeling moet worden aangemerkt als gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling wordt ook afgestemd op de kenmerken van het watersysteem. Een nadere onderbouwing daarvan is opgenomen in paragraaf 5.1.
De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:
Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag (afbeelding 4), gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.
Afbeelding 4: Natuurlijke laag - dekzandvlakte en ruggen
Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het plangebied is echter gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Het natuurlijk reliëf is in het plangebied verdwenen toen het onderdeel ging uitmaken van het bestaand stedelijk gebied. Er zijn dan in het plangebied ook geen hoogteverschillen meer aanwezig die beter zichtbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt.
De stedelijke laag (afbeelding 5) is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.
Afbeelding 5: Laag van de stedelijke laag - Bebouwingschil 1900-1950
Kenmerken
De bebouwingsschil 1900-1955 bestaat uit gemengde stadwijken en woonwijken direct aansluitend op de historische centra en binnensteden. Op sommige plaatsen liggen (voormalige) grootschalige fabriekscomplexen direct aansluitend aan woonwijken. Deze stadswijken kennen een gesloten, compacte vorm (bouwblokken) en zijn veelal opdeelbaar in wijken met eigen karakter. De wijken worden van elkaar gescheiden door doorgaande lanen, singels en stadsstraten. Kenmerkend in de bebouwing is de verwantschap in architectuurstijlen en aandacht voor architectonische details en verbijzondering van gebouwen op specifieke plekken als straathoeken. De schil is op te delen in wijken met indviduele panden, gekenmerkt door veel variatie in bebouwing en veel (individueel en openbaar) groen. De wijken op basis van de fabrieksdorp-/ tuindorp-principes zijn juist herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. Stationsomgevingen liggen vaak in deze schil. De stadsassen doorkruisen deze bebouwingsschil veelal en vormen belangrijke verbindingsassen tussen de stedelijke centra, stationsgebieden en het hoofdinfrastructuur- netwerk rond de steden.
Ontwikkelingen
Ambitie
Doorontwikkeling van de compacte stadskwartieren met de 'gesloten' stadsvorm. Waar maar enigszins mogelijk herstellen van de functiemix. Veel ruimte en aandacht voor zorgvuldig individueel (in de individuele wijken) en collectief (in de tuindorpen en fabrieksdorpen) opdrachtgeverschap. Als daar vanuit de (woon)kwaliteit aanleiding toe is ligt er in delen van deze wijken een belangrijke herstructureringsopgave.
Richting
De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.
Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld in het geval er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar er, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.
Als er sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van 10 jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.
Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.
Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).
Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.
In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen om de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen, daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Daarover staat het volgende in het afwegingskader:
Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/ gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.
Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.
Zoals omschreven in paragraaf 3.3 staat het plangebied, het voormalige Heemaf-terrein al lang op het programma om ingevuld te worden met woningbouw. In het woningbouwprogramma 2020-2029 is ruimte gereserveerd voor een ontwikkeling van 50 woningen in het plangebied. In een eerder stadium is gewerkt aan een plan dat niet de gewenste ruimtelijke en programmatische kwaliteit in zich had. Om die reden heeft de gemeente een voorbereidingsbesluit genomen, om zodoende met de ontwikkelaar te komen tot ontwikkeling die past binnen de beleidsmatige uitgangspunten van de gemeente en die recht doet aan de ruimtelijke opgave in het gebied. De voorgenomen ontwikkeling is ten opzichte van eerdere plannen qua programma naar beneden bijgesteld en gaat uit van een ontwikkeling van 94 woningen: 72 appartementen, 12 stadswoningen en 10 waterwoningen. Dit is weliswaar een forse toename ten opzichte van het woningbouwprogramma 2020-2029, maar de ontwikkeling is vanwege de combinatie van product, doelgroep en locatie een wenselijke invulling van de opgaven zoals die in de nieuwe woonagenda zijn omschreven en dus passend in Woonvisie.
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.
De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.
Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.
Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.
Hengelo heeft de volgende missie:
Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.
Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd:
De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.
Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
\Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval).
In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo wil evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 - 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Een blauwe zone is een reguleringsvorm die redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones zijn ontheffingen tegen betaling verkrijgbaar. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Hengelo kent een vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avond parkeren afgeschaft. Hiervoor was nagenoeg geen draagvlak. Ook is het straatparkeren op koopzondagen gratis in Hengelo.
Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.
Om de ingezette koers van bovenvermelde vast te houden en om minder sterke punten in het Hengelose fietsklimaat te verbeteren, is het Fietsactieplan 2015-2018 opgesteld. Maar ook omdat maatregelen uit het uitvoeringsplan inmiddels zijn uitgevoerd, benoemt het Fietsactieplan een vervolg pakket aan acties en maatregelen tot en met 2018. Actuele thema's zoals fietsveiligheid, fietsparkeren in de binnenstad en de nog ontbrekende schakels op de fietssnelweg F35 hebben prioriteit.
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.
Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.
In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.
Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.
Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.
November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
In de Kunst en cultuurvsie 2014-2020 is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Wij willen we de culturele identiteit van hengelo verder versterken. Wij willen zorg dragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Wij willen het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen, en wij willen kansen geven aan kunstenaars om in hengelo te werken of hun werk te presenteren.
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 29 oktober 2014 het beleidsplan 'Met respect… op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning' vastgesteld. In dit beleidsplan geeft de gemeente vorm aan het organiseren van de maatschappelijke ondersteuning. Hengelo is, net als andere gemeenten, vanaf 2015 verantwoordelijk voor meer taken op sociaal gebied. Helaas krijgen wij hiervoor minder geld dan daarvoor beschikbaar was. Dus moeten wij keuzes maken wat we wel of niet financieren. En dat doen wij met respect… Respect voor inwoners die het zelf misschien (even) niet alleen redden, maar ook met respect voor de vele vrijwilligers, mantelzorgers en professionals die zich inzetten voor deze inwoners.
Doel van het nieuwe stelsel is dat alle inwoners van Hengelo zo snel mogelijk zelf en/ of met hulp van het netwerk een antwoord vinden op hun vraag. Lukt dat niet, dan kunnen ze bij de gemeente een beroep doen op hulp en ondersteuning, waarbij de hulpverleners maatwerk leveren. Dat maakt dat we de hulp en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, goed en betaalbaar kunnen houden.
De volgende uitgangspunten vinden we daarbij belangrijk:
Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd. De vestigingen van de huidige seksinrichting blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.
In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.
Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.
Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.
Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.
Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:
Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.
De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.
Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.
De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Bouwbesluit.
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.
De kadernota Spelen is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en die goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.
Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).
Cultureel erfgoed is tegenwoordig meer dan alleen de monumenten. Archeologie, funerair erfgoed, religieus en agrarisch erfgoed, maar ook cultuurlandschappen maken onderdeel uit van het culturele erfgoed.
We bedoelen dan het culturele erfgoed in de ruimtelijke en gebiedsgerichte zin. De vernieuwde monumentenzorg richt zich op voorkantsturing, kennisvergaring, analyse en cultuurhistorische afweging vooraf in planprocessen.
Vanaf 2010 heeft de modernisering in de monumentenzorg voor nieuwe inzichten gezorgd: van behoud en conservering naar behoud door ontwikkeling. Herbestemming is hierbij het toverwoord in deze tijd van toenemende leegstand. Herbestemming is algemeen goed geworden en nu, anno 2017, vindt er een verschuiving plaats naar behoud door bewustwording.
De gemeente Hengelo vindt haar cultureel erfgoed belangrijk en wil haar kernkwaliteiten in de toekomst behouden. Hengelo is in het heden en verleden stad van verbindingen, de centrale plek in deze regio: het spoorwegnetwerk en de postweg van Deventer naar Münster liepen via Hengelo. De voormalige E8 die via de Deldenerstraat en de Europatunnel werd verbonden met het industriële hart van de stad.
Nu zijn Hart van Zuid en het Twentekanaal als drukke transportader hier het bewijs van. Hengelo; hart van Twente! Hengelo is de stad van het industriële erfgoed, zoals Tuindorp 't Lansink, maar zeker ook stad van de wederopbouwperiode. Het is nu juist deze wederopbouwperiode waar het Rijk al zijn aandacht aan besteedt. De bouwwerken uit deze periode staan onder grote druk, terwijl ze de basis hebben gevormd voor de nieuwe welvaartsstaat van na de Tweede Wereldoorlog. Dat Hengelo hoog scoort met twee belangrijke wederopbouwgebieden (binnenstad en Klein Driene) en drie rijksmonumenten (stadhuis, Europatunnel en Raphaëlkerk) bewijst dat de gemeente Hengelo nog iets bijzonders in handen heeft wat onze identiteit versterkt: Hengelo; wederopbouwstad van nationaal belang!
Algemeen
Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.
Afbeelding 6: Nieuwe Energie Hengelo
Hengelose doelstellingen
Klimaatadaptatie
Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.
Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.
Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Het hemelwater dat op het verharde oppervlak van het plangebied valt wordt niet op het gemengde rioolstelsel geloosd maar gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer. Het hemelwater wordt eerst geborgen in het plangebied en vervolgens vertraagd afgevoerd naar de aangrenzende Thiemslandvijver. De bergingseis van gemeente en waterschap Vechtstromen bedraagt 30 mm. De waterberging dient bij voorkeur zichtbaar plaats te vinden bijvoorbeeld door middel van wadi's.
De droogweerafvoer dient te worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. De droogweerafvoer kan worden aangesloten op de bestaande gemengde riolering.
Om grondwateroverlast te voorkomen wordt geadviseerd om drainage aan te leggen. Het teveel aan grondwater kan worden afgevoerd naar de Thiemslandvijver.
In het kader van de watertoets heeft in een vroegtijdig stadium overleg plaatsgevonden met het waterschap Vechtstromen.
Wet Natuurbescherming
De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.
Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.
Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ongeveer 4,5 kilometer afstand van het plangebied.
Soortenbescherming
Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.
Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.
De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.
Instrumenten bij ruimtelijke ontwikkelingen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.
In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
Een omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Advies voor het plangebied
In het kader van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling is een verkennend onderzoek (quickscan) flora en fauna conform de Wet natuurbescherming uitgevoerd (Rapportage verkennend onderzoek (quickscan) flora & fauna, Heemafterrein Hengelo. Gras Advies 24-03-2020) . Deze natuurtoets is als bijlage Flora en Fauna onderzoek bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. De conclusies van de Natuurtoets:
Beschermde gebieden
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Lonnekermeer op ca. 3,4 km afstand van het projectgebied en wordt hiervan gescheiden door agrarisch gebied en de bebouwde kom van Hengelo. Gelet op de aard van de ingreep en de afstand tot Natura 2000-gebieden kan verstoring van soorten in Natura 2000-gebieden door licht, geluid en optische verstoring op voorhand worden uitgesloten. Een substantieel, negatief effect van de voorgenomen ontwikkeling op de stikstofemissie en daarmee op Natura 2000-gebieden is mogelijk, en kan nader onderzocht worden middels een AERIUS berekening.
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde gebied behorende tot het NNN betreft diverse bosgebieden op 2,8 km afstand van het projectgebied, hiervan gescheiden door agrarisch gebied en de bebouwde kom van Hengelo. Aangezien het projectgebied buiten de begrenzing van het NNN ligt en de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland geen bepalingen ten aanzien van externe werking kent, is nadere toetsing ten aanzien van NNN niet noodzakelijk.
Houtopstanden
Het projectgebied bevindt zich binnen de bebouwde kom. Daarmee is het onderdeel Houtopstanden van de Wet natuurbescherming niet van toepassing op het projectgebied.
Beschermde soorten
Uit het veldonderzoek zijn de volgende restricties naar voren gekomen:
Steenmarter
Tijdens het veldbezoek zijn in de bebouwing sporen van de steenmarter waargenomen. De waargenomen latrines bevatten geen verse sporen. Verder zijn er ook geen nestplaatsen waargenomen binnen het projectgebied. Het is mogelijk dat de bebouwing in het projectgebied gebruikt wordt als rustplaats. Er is geen sprake van een nestplaats. Met de gedeeltelijke sloop en renovatie van de bebouwing gaat de mogelijke rustplaats van de steenmarter verloren. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of en door hoeveel exemplaren het projectgebied gebruikt wordt.
Huismus
Op meerdere plaatsen ontbreken dakpannen of liggen deze scheef, waardoor huismussen toegang hebben tot de ruimte tussen de pannen en het dakbeschot. Het gebouw is geschikt als broedlocatie voor huismus. De aanwezige klimop en de struiken en bomen rondom het gebouw zijn geschikt als schuilplaats. De aanwezigheid van huismussen in het projectgebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of het gebouw gebruikt wordt als nestplaats en/of de begroeiing gebruikt wordt als essentiële schuilplaats.
Broedvogels
Het projectgebied is (onderdeel van) een leefgebied voor diverse zangvogels. Het is aannemelijk dat zangvogels de bomen en bosschages in het projectgebied gebruiken als broedlocatie. Verstoring van broedvogels kan voorkomen worden door de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Indien dat niet mogelijk is, kan verstoring voorkomen worden door de bosschages niet te beschadigen tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen is globaal aan te geven tussen 15 maart en 15 juli, afhankelijk van de weersomstandigheden. Eerdere en latere broedgevallen zijn ook beschermd conform de Wet natuurbescherming.
Zorgplicht
De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: ''De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a. voorkomen, b. beperken en c. ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur."
Naar aanleiding van het advies in de natuurtoets (Rapportage verkennend onderzoek (quickscan) flora & fauna, Heemafterrein Hengelo. Gras Advies 24-03-2020) is een nader onderzoek uitgevoerd naar de huismus en de steenmarter. Deze nadere natuurtoets is als bijlage aanvullend flora en fauna onderzoek bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. De nadere natuurtoets (Rapportage aanvullend soortenonderzoek Wet natuurbescherming, Heemafterrein Hengelo, Gras Advies 24-06-2020) komt tot de volgende conclusies en adviezen:
Huismus
Er zijn geen exemplaren of sporen van huismussen in het projectgebied of directe omgeving waargenomen. Het projectgebied heeft geen essentiële functie voor huismussen en van een negatief effect als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is derhalve geen sprake. Nader onderzoek of een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor de huismus niet benodigd.
Steenmarter
De steenmarter is binnen de bebouwing waargenomen met behulp van een cameraval. Het betreft een rustplaats en geen nestplaats en deze wordt gebruikt door één exemplaar. Gelet op de afwezigheid van een functie als nestplaats in het projectgebied en gelet op de onregelmatige aanwezigheid van de steenmarter in het gebouw, resulteert verlies van de aanwezige rust-/verblijfplaats niet in een negatief effect op steenmarters. Het gebouw en de smalle groenstroken aan de noord- en westzijde van het terrein zijn geschikt als foerageergebied. Gelet op de geringe oppervlakte geschikt foerageergebied binnen het projectgebied en de ruime aanwezigheid van alternatief, geschikt foerageergebied in de directe omgeving van het projectgebied, is van een functie als essentieel foerageergebied geen sprake. Van een significant negatief effect op een functie als essentieel foerageergebied is derhalve geen sprake. Nader onderzoek of een ontheffing op de Wet natuurbescherming is voor de steenmarter niet benodigd.
Zorgplicht
De aannemer behoudt te allen tijde zijn of haar zorgplicht: ''De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende planten en dieren, als mede voor hun directe leefomgeving. In praktijk betekent dit het a. voorkomen, b. beperken en c. ongedaan maken van schadelijke handelingen voor de natuur."
Advies
Geadviseerd wordt deze rapportage toe te voegen aan de stukken behorende bij een aanvraag omgevingsvergunning t.b.v. de voorgenomen ontwikkeling.
Geadviseerd wordt de werkzaamheden uit te voeren buiten de kwetsbare kraamperiode van steenmarter. Deze periode loopt van 1 maart tot 1 september. Daarnaast wordt geadviseerd uitvoering te geven aan de zorgplicht door geen exemplaren van steenmarter te doden of beschadigen. Dit kan door er voor te zorgen dat op de dag van de sloop een eventueel exemplaar niet aanwezig is. Dit kan door de avonden/nachten voor de sloop lawaai te maken (bijvoorbeeld door een radio).
Eindconclusie:
Wij nemen de adviezen zoals in de uitgevoerde natuurtoetsen over. Bij de ontwikkeling van het gebied moeten de adviezen in acht worden genomen. Daarnaast blijft uiteraard ten alle tijde de zorgplicht bestaan.
Wel dient te worden opgemerkt dat de bestaande bebouwing van het voormalige HEIM museum ook onderdeel uitmaakt van het uitgevoerde onderzoek. Maar deze bebouwing valt buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan en buiten de contouren van de ontwikkelingsplannen van de ontwikkelaar. Voor zover de adviezen in de natuuronderzoeken betrekking hebben op de bestaande bebouwing van het voormalige HEIM museum kunbnen deze voor de realisatie van dit bestemmingsplan buiten toepassing blijven.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Afbeelding 7: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Het plangebied HEEMAF-terrein ligt binnen een zone met hoge archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 7). Geomorfologisch gezien ligt het plangebied in een gebied met dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek. Het betreft hier relatief hoge dekzandrug waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan. Dergelijke dekzandruggen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.
Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen terreinen van archeologische waarde geregistreerd. In de directe nabijheid (<150 m) van de deelgebieden zijn meerdere archeologische waarnemingen bekend. Het gaat hier om waarnemingen die zijn gedaan bij archeologische onderzoeken ter plaatse van het Huys Hengelo ten westen van het plangebied en op de oude begraafplaats naar het 1e Lambertuskerkje, ten noorden van het plangebied.
Voorafgaand aan het opstellen van de bestemmingsplanwijziging zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Onder andere een archeologisch vooronderzoek. Onderstaande informatie is afkomstig uit het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek dat als bijlage Archeologisch vooronderzoek bij de toelichting is gevoegd:
"Het plangebied ligt op een locatie met hoge archeologische verwachting voor uit alle perioden. Restanten uit oudere perioden (ouder dan middeleeuws) zijn mogelijk verspoeld door beekactiviteit, althans: binnen de grenzen van het beekdal. Direct westelijk van het plangebied ligt Huis Hengelo (AMK-terrein), van waaruit het dorp Hengelo zich zou hebben ontwikkeld. Noordelijk van het plangebied stond bijbehorende kapel en ligt de Oude Begraafplaats. Zuidelijk van het plangebied zijn op historische topografische kaarten drie bruggen aangegeven waarmee de beek kon worden overgestoken. In het verleden zijn in en rondom het plangebied archeologische vondsten en/of sporen aangetroffen daterend uit de periode vanaf het mesolithicum tot en met de nieuwe tijd. Gezien de middeleeuwse sporen die zowel onder Huis Hengelo als op de Oude Begraafplaats zijn aangetroffen, beslaat het plangebied mogelijk de locatie van een middeleeuws nederzettingsterrein.
Tijdens het verkennend booronderzoek is de verwachte aardkundige situatie bevestigd: aan de
noordzijde bevindt zich een dekzandrug; zuidoostelijk daarvan een dynamisch eeksysteem. De
ondergrond is tot minimaal 70 cm -mv verstoord. Onder dit niveau zijn lokaal mogelijk diepere
verstoringen dan wel archeologisch relevante niveaus aanwezig. Aanbevolen wordt om de ingrepen te
beperken tot een maximale diepte van 40 cm -mv: hiermee wordt een buffer van 30 cm boven de top
van het bovenste potentiële archeologische niveau aangehouden, die zich op 70 cm -mv bevindt."
Omdat bij de realisatie van de bouwplannen dieper dan 40 cm gegraven zal gaan worden is in februari 2021 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan is de rapportage hiervan nog niet gereed. De eerste resultaten geven het volgende aan:
"Aan de oostzijde van het terrein is op een diepte van circa 90 cm -mv een aantal greppels en sloten aangetroffen. Deze aangetroffen sporen bevatten niet of nauwelijks vondstmateriaal en hebben derhalve een lage informatiewaarde. In het noordelijke deel van het plangebied is de bodem tot meer dan 1,8 m -mv verstoord. Aan de westzijde van het terrein is op een diepte van 1,0 m -mv een afgetopt dekzandprofiel aanwezig waarin enkel een (niet nader te dateren) greppel is aangetroffen.
Op basis van het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat de bodem binnen het plangebied grotendeels
verstoord is. Daarnaast zullen de aangetroffen sporen nauwelijks worden verstoord door te nieuwbouw.
De nieuwbouw zal namelijk op palen worden gebouwd en niet worden onderkelderd."
Het advies van het archeologisch onderzoeksbureau luidde om de voorgenomen werkzaamheden vrij te geven voor archeologisch vervolgonderzoek. De regio-archeoloog heeft ingestemd met dit advies en de gemeente heeft dan ook het plangebied vrijgegeven voor wat betreft het omgevingsaspect archeologie.
Op basis van het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat de aangetroffen sloten en greppels niet nader te dateren zijn en daarmee een lage archeologische informatiewaarde hebben. De kans is klein dat de voorgenomen werkzaamheden intacte archeologische resten worden aangetast.
Er hoeven dan ook geen planregels opgenomen worden ten einde mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
Tot in de 20e eeuw lag het gebied in de Marke Woolde, direct ten zuiden van de buurschap Woolde. Het plangebied lag ten noorden van de historische kern van Hengelo en bestond uit bouwland. Aan het begin van de 19e eeuw was het in eigendom van Adolf August Frederik Maurits Mulert, de laatste heer van Huys Hengelo. Het plangebied was in die tijd onbebouwd.
Afbeelding 8: Situatie van het plangebied rond 1811-1832 (zwart omlijnd), waarop te zien is dat het plangebied uit bouwland bestaat. Overeenkomstig met deze kaart is tijdens het proefsleuvenonderzoek in het zuidwestelijke deel een gracht aangetroffen.
Aan het eind van de 19e eeuw werden de nog overgebleven grachten van Huys Hengelo gedempt en werd het gebied in gebruik genomen als bouwland en weiland. Sinds 1908 heeft ter plaatse van het plangebied (en ter plaatse van Huis Hengelo) het Heemaf-complex gestaan: de Hengelose Electrische een Meetapparaten Fabriek. Uiteindelijk besloeg het Heemaf-complex circa 9 hectare, waaronder onderhavig plangebied en de locatie van Huis Hengelo. In 1993 werd de fabriek gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling van een woonwijk. De ondergrond bleek zeer zwaar verontreinigd te zijn en is vervolgens gesaneerd. De R.O.B. (tegenwoordig Rijksdienst van Cultureel Erfgoed) kreeg in 1995 gedurende een deel van de saneringswerkzaamheden beperkt de gelegenheid om het terrein van Huis Hengelo te onderzoeken. De contouren van de grachten en gebouwen zijn uiteindelijk gevisualiseerd in de huidige woonwijk.
Na de sloop van het Heemaf-complex zijn de grachten en gebouwen van Huys Hengelo gevisualiseerd in de bestaande wijk. Binnen het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig.
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld (W). Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit. Het erfgoed staat op de Cultuur Historische waardenkaart (www.hengelo.nl/cultuurwaarden). Binnen het plangebied Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat zelf zijn geen gebouwde monumenten en objecten aanwezig. De Locomotief, ten zuiden van het plangebied, is aangemerkt als Rijksmonument. Het betreft hier het oorspronkelijke kantoorgebouw van de Heemaf fabriek. Het Huys Hengelo is als archeologisch gemeentelijk monument aangemerkt. Beide monumenten zullen door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden aangetast.
Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.
Om te voorkomen dat bedrijvigheid ter plaatse van woningen en andere gevoelige functies ontoelaatbare overlast veroorzaakt en om te voorkomen dat bedrijven onevenredige inspanningen moeten leveren om aan milieuregels te kunnen voldoen, moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden (zogenoemde milieuzonering). De VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009; verder genoemd de VNG-richtlijn) geeft algemeen geaccepteerde richtlijnen voor zoneringsafstanden bij nieuwe ruimtelijke plannen.
Naast gewone woongebieden waarvoor de VNG-richtlijn zoneringsafstanden adviseert, worden in de richtlijn ook gebieden met sterke functiemenging onderscheiden, zoals bijvoorbeeld stadscentra of gebieden langs drukke invalswegen. In dergelijke gebieden heerst meer levendigheid en is meer achtergrondgeluid aanwezig. Van bewoners wordt verwacht dat ze deze levendigheid accepteren als onderdeel van het heersende goede woon- en leefklimaat.
Binnen een gebied met functiemenging wordt voor de bij dat gebied passende functies niet gewerkt met richtafstanden, maar wordt de inpasbaarheid beoordeeld aan de hand van drie categorieën:
Het plangebied ligt aan een drukke invalsweg (Bornsestraat) en ligt nabij het centrumgebied van Hengelo. Daarom wordt het plangebied beoordeeld als een gebied met functiemenging.
Het plan betreft het realiseren van 22 grondgebonden woningen en een woontoren met maximaal 72 appartementen. Om het plangebied liggen enkele kantoor-, horeca- en detailhandelsfuncties. Het betreffen A- en B-activiteiten. Gelet op deze activiteiten is de inpassing van de woningen dan ook geen probleem.
Ten behoeve van de bestemmingswijziging is voor het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd. Het betreft een actualiserend bodemonderzoek (Actualiserend bodemonderzoek. Bornsestraat 5-7 te Hengelo; Bilfinger Tebodin Netherlands B.V.; 52464.00; 1 okt 2018) dat als bijlage Bodemonderzoek Heemafterrein is toegevoegd. Op basis van dit bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat de ontwikkellocatie meerdere bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Het betreft een bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten en een bodemverontreiniging met PCB (Polychloorbifenyl). Er is sprake van een historisch geval van bodemverontreiniging.
Voordat de locatie gebruikt kan worden voor het beoogde gebruik (wonen, openbare ruimte) zal deze daarvoor geschikt gemaakt moeten worden. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. De wijziging van het gebruik kan pas ingaan wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming (gemeente Hengelo) heeft ingestemd met het uitgevoerde sanering (beschikking op de evaluatie van de bodemsanering).
Op basis van het nu uitgevoerde onderzoek en met inachtneming van een eventuelesaneringsverplichting wordt verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal nog aanvullend onderzoek moeten worden uitgevoerd. Afhankelijk van het aanvullend onderzoek zal voor de eventuele sanering van de aangetoonde verontreinigingen een Plan van Aanpak, een BUS melding of een saneringsplan moeten worden opgesteld. Het beoogde gebruik kan pas worden geëffectueerd wanneer het bevoegd gezag Wet bodembescherming heeft ingestemd met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage). Deze voorwaarde kan zich beperken tot de deellocaties E en F zoals deze zijn weergegeven in bijlage VII. Verontreinigingssituatie grond met ligging proefsleuven en peilbuizen van het bovengenoemde Actualiserend bodemonderzoek.
De 'Nota geluid' van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon-en leefklimaat niet mag verstoren. Dit betekent niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van bijvoorbeeld de binnenstad of bewoners langs een drukke invalsweg zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Daarom zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden:
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
De Wet geluidhinder definieert zones langs industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Bij het realiseren van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd en moet de wettelijke geluidgrenswaarde in acht worden genomen.
Wegverkeerslawaai
De ontwikkelingen vinden plaats binnen de wettelijke zone van de Bornsestraat en de Beukweg. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd: Akoestisch onderzoek Heemafterrein aan de Bornsestraat, d.d. januari 2021. Dit onderzoek is als bijlage Akoestisch onderzoek Heemafterrein bijgevoegd.
De eerstelijns bebouwing langs de Bornsestraat ligt in het gebiedstype 'verkeerszone'. De ambitiewaarde voor een verkeerszone is 58 dB; de plafondwaarde 63 dB. Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde en ambitiewaarde worden overschreden. Aan de plafondwaarde en grenswaarde kan worden voldaan. Het college is van plan van zijn bevoegdheid gebruik te maken om een hogere geluidgrenswaarde van 61 dB vast te stellen. Daarbij is getoetst aan de voorwaarden die zijn gesteld in paragraaf 5.2.2 van de Nota geluid, herziening 2015. Deze toetsing is opgenomen in de milieuaspectenstudie. De milieuaspectenstudie en vormvrije mer-beoordeling is als bijlage Vormvrije MER beoordeling en milieuaspectenstudie bijgevoegd.
Ter plaatse van de overige woningen in het plangebied zijn, zowel vanwege de Bornsestraat als de Beukweg, geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde en ambitiewaarde berekend.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in de zone van een geluidgezoneerd industrieterrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt op circa 680 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo en daarmee buiten de wettelijke zone van het spoor. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt ruim buiten de zone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aan het plaatsgebonden risico is een wettelijke contour verbonden waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle bedrijven
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle bedrijven.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt op circa 680 meter van het spoortraject Hengelo – Almelo. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd, vooral brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. Gelet op de afstand, zijn het plasbrandscenario (brandbare stoffen) en het explosiescenario (brandbaar gas) niet relevant. Het gebied ligt wel binnen de zone waarin een calamiteit met toxische stoffen relevante effecten kan hebben. Van deze stoffen worden slechts zeer beperkte hoeveelheden vervoerd; het risico op een dergelijk scenario is dan ook heel klein. De maatregelen bij een dergelijke calamiteit zijn ramen en deuren sluiten en ventilatie uitschakelen. Extra voorzieningen zijn niet nodig; de reguliere brandweerzorg volstaat.
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen relevante buisleidingen.
In titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen die het bevoegd gezag bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten in de besluitvorming moet betrekken.
Indien het project:
is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.
Een woningbouwplan draagt op grond van de ministeriële regeling niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Voorliggend plan ligt ruim onder deze grens. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:
Het maaiveld in het plangebied bedraagt circa 20 meter boven NAP. De woontoren heeft een maximale hoogte van 40 meter. De maximale bouwhoogtes vanwege radarverstoring en vliegveiligheid worden hiermee niet overschreden. De bouwregels en de afwijkingsbevoegdheid staan geen bouwhoogtes toe die strijdig zijn met bovengenoemde hoogtebeperkingen.
Voor deze ontwikkeling is een vormvrije mer-beoordeling ( zie bijlage Vormvrije MER beoordeling en milieuaspectenstudie) uitgevoerd. Het plan zal naar verwachting geen zodanig belangrijke gevolgen voor het milieu hebben dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Het plangebied ligt op ruim drie kilometer van het Lonnekermeer, een Natura 2000-gebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De woningen zullen niet op het aardgasnet worden aangesloten. In de gebruiksfase zal de stikstofemissie als gevolg van stoken en koken op aardgas dan ook nihil zijn. Er is onderzocht of de verkeersbewegingen van auto's met een verbrandingsmotor van en naar die woningen (gebruiksfase) een significante stikstofdepositie geven op het natuurgebied. Verder is onderzocht of tijdens de bouwfase sprake is van stikstofdepositie.
Een berekening met de rekentool Aerius laat zien dat zowel tijdens de aanlegfase als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie op het Lonnekermeer. De berekening is als bijlage bij de milieuaspectenstudie gevoegd. In bijlage Stikstofberekening Heemafterrein bij de toelichting treft u het rapport Stikstofberekening Heemafterrein aan.
In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:
De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.
Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.
Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.
De uitgangspunten zijn:
De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd. Door de ontwikkelaar dient onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzaam bouwen.
Duurzame energie en energie-efficiency
Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.
Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.
Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.
De ontwikkeling van het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein - Bornsestraat heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.
Artikel 3.1.6 lid 1 sub f Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn toegelicht. Daaronder wordt ook de financiële uitvoerbaarheid begrepen.
Alle gronden zijn eigendom van één partij. Op deze gronden worden 22 grondgebonden en 72 gestapelde woningen gebouwd en legt deze partij ontsluiting en voldoende parkeerplaatsen aan. De opbrengsten uit verkoop van deze woningen zijn toereikend om de stichtingskosten en de grondkosten te dekken. De ontsluiting en de parkeerplaatsen blijven particulier eigendom. Buiten de gronden waarop de ontwikkelingen plaatsvinden, hoeft niet geïnvesteerd te worden in infrastructuur, kabels en leidingen en riolering. De gemeente brengt op beleidsmatige gronden dit bestemmingsplan in procedure. De ambtelijke uren die hieraan besteed zijn, zijn gedekt in de gemeentebegroting. Kostenverhaal is daarmee niet aan de orde, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
Het planschaderisico wordt nihil ingeschat aangezien het vigerende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden biedt. Alle werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar. De (financiële) uitvoerbaarheid is daarmee voldoende onderbouwd.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn veelal woonstraten, woonerven met bijbehorende parkeerplaatsen. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied.
Binnen de bestemming Wonen zijn verschillende woonvormen toegestaan, zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen, kamerbewoning, serviceflats, etcetera. Verder is het toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen. Op de verbeelding zijn de bouwgrenzen en nokhoogten opgenomen. In de regels staan de overige bebouwingsvoorschriften.
Binnen de bestemming Wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.
Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en nokhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.
De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.
Dit artikel regelt aanvullende bepalingen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Het plangebied betreft een nieuw te ontwikkelen gebied met een nagenoeg geheel nieuwe invulling.
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. In het kader van het vooroverleg is het voorontwerp voorgelegd aan provincie en waterschap. De provincie heeft aangegeven te kunnen instemmen met het plan.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: