direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening Wonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0127-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

1.1.1 Algemeen

De woningmarkt is in de afgelopen jaren behoorlijk aangetrokken. Na de crisisjaren is dat op zich goed nieuws, toch zien we in de huidige markt ook een aantal ongewenste effecten optreden.

De woningmarkt is een uitermate complex mechanisme. De gemeente heeft lang niet op alle aspecten invloed, maar kan via de ruimtelijke ordening sturen op een goed woon- en leefklimaat. Dat is ook de opgave van de gemeente: goed wonen. Nu en in de toekomst. Dat betekent dat van de gemeente mag worden verwacht dat verder wordt gekeken dan de markt van nu.

Ook op de woningmarkt gaat het om vraag en aanbod. We zien dat de vraag - mede als gevolg van economische factoren - dynamisch is. In de crisisjaren stonden woningen soms jaren lang te koop. Nu - 2019 - zijn woningen vaak al verkocht voordat zij op Funda worden aangeboden.

Daarnaast is de ontwikkeling van het aantal huishoudens van grote invloed op de vraag naar woningen. Naar verwachting zal het aantal huishoudens de komende jaren nog groeien, maar prognoses laten (al jarenlang) zien dat er een kanteling zal optreden. Op zijn best zal het aantal huishoudens gelijk blijven, maar verwacht wordt dat het aantal huishoudens op termijn zal gaan afnemen.

Het aanbod op de woningmarkt is tamelijk statisch en bestaat voor het overgrote deel uit de bestaande voorraad: het aanbod wijzigt als gevolg van sloop, nieuwbouw, transformatie en splitsing.

Naast het zoeken naar balans in vraag en aanbod heeft de stad te maken met een omvangrijke ruimtelijke opgave: Hart van Zuid, Binnenstad, diverse braakliggende gebieden of leegstaande gebouwen in de bestaande stad en het afronden van al lopende (woningbouw) projecten. Een invulling met woningen ligt, in de huidige markt, voor veel van deze gebieden voor de hand en kan ook in kwalitatieve zin een goede bijdrage leveren aan het woonprogramma.

1.1.1.1 Deprogrammeren

Al geruime tijd werken gemeenten volgens de principes van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Ook in de systematiek van de ladder worden vraag en aanbod tegen elkaar afgezet. Daarbij maakt het in de systematiek van de ladder niet uit of dat aanbod al daadwerkelijk is gerealiseerd, of dat dit aanbod - op basis van een vigerend bestemmingsplan - gerealiseerd kán worden. Het volledige aanbod aan 'harde plannen' telt mee als voorraad en moet worden meegenomen bij het beantwoorden van de vraag of er behoefte is.

Dat aanbod in harde plannen is soms heel erg expliciet en gewenst, bijvoorbeeld in het geval van plannen, die specifiek zijn gemaakt ten behoeve van een woningbouwontwikkeling, maar soms is dat aanbod ook wat meer verborgen in bestemmingsplannen. Binnen een bestemming zijn dan meerdere functies mogelijk, waaronder wonen. Of er is geen maximum aantal woningen opgenomen in het bestemmingsplan. De situatie kan zich dan voordoen dat een bestaande woning op een ruime kavel wordt gesloopt en wordt vervangen door meerdere woningen. Ook worden bestaande (ruime) woningen gesplitst in meerdere wooneenheden. Dit heeft een aantal effecten die ongewenst kunnen zijn.

De woningen die op deze wijze worden gerealiseerd tellen mee in het aanbod en zijn daarmee van invloed op de mogelijkheden op andere locaties. Ook is het ruimtelijk gezien zeer de vraag of het altijd gewenst is dat er gebruik kan worden gemaakt van deze mogelijkheden. Zeker in bestaande woonwijken, die afgerond zijn en waar weinig dynamiek is, kan het benutten van dergelijke bouwmogelijkheden onverwachte effecten hebben. Bijvoorbeeld in een toename van de parkeerdruk, de komst van andere doelgroepen of het intensiveren met bebouwing en/of bewoners. Bovendien kennen deze initiatieven een redelijk onvoorspelbaarheid (ten aanzien van programma en bebouwing), die steeds meer raakt aan de opgave voor de langere termijn. Niet altijd is het toevoegen van woningen om die reden gewenst.

Met de provincie is afgesproken dat gemeenten plannen die zij niet meer wenst, gaat 'deprogrammeren'. Dat wil zeggen planologisch schrappen. Binnen de context van de afspraken met de provincie is deprogrammeren een belangrijke voorwaarde om gebruik te mogen maken van de bovenkant van de bandbreedte die wordt gehanteerd ten aanzien van de huishoudensontwikkeling. Dit voornemen tot schrappen van plannen die niet tot uitvoer komen heeft de gemeenteraad geuit bij het vaststellen van de woonvisie in 2016. Nu, ruim 2 jaar na het vaststellen van de woonvisie is het moment gekomen om ook de 'verborgen plancapaciteit' in bestemmingsplannen te schrappen. Dat betekent niet dat er niets meer kan, maar dat ieder woningbouwplan wordt getoetst aan het woonbeleid van de gemeente en de bijdrage van het plan aan dat beleid. Daartoe heeft de gemeenteraad een toetsingskader vastgesteld, dat het college hanteert bij het maken van deze afweging.

1.1.1.2 Onzelfstandige bewoning en kleine appartementen

Wat daarnaast zorgen baart is de forse toename van (kleine) appartementen en studio's, door het 'omkatten' van bestaande (grote) woningen of het opdelen van bestaande appartementen. Natuurlijk is er - op dit moment in een krappe markt - vraag naar deze producten, maar het aanbod neemt hand over hand toe. Bovendien gaat het hier in de praktijk vaak om initiatieven die niet gericht zijn op het toevoegen van kwaliteit, maar om het realiseren van een snelle opbrengst. De verwachting is dat deze producten op de wat langere termijn niet meer aansluiten bij de vraag: op korte termijn een 'oplossing' op langere termijn een probleem. Een probleem dat temeer knelt omdat er uitsluitend gebouwd mag worden voor de eigen behoefte. Het toevoegen van een 'slecht' woonproduct gaat ten koste van de mogelijkheid van het toevoegen van een 'goed' woonproduct. Het zal duidelijk zijn dat de gemeente wil insteken op een woningvoorraad die zeker ook op de langere termijn zo goed mogelijk past bij de ontwikkeling van de bevolking. Binnen de context van de afspraken, zoals die er liggen met de provincie Overijssel en de overige Twentse gemeenten over de ontwikkeling van de woningvoorraad is het niet gewenst dat er woningen 'weglekken' naar producten of gebieden waar dit niet gewenst of niet noodzakelijk is, of waar dit een negatief effect heeft op de leefbaarheid van buurten en wijken (nu, of op de langere termijn).

Strekking van het voorliggende bestemmingsplan is dat de verborgen plancapaciteit in bestaande bestemmingsplannen wordt geschrapt. Met als doel dat het bestaande aantal zelfstandige wooneenheden, maar zeker ook het aantal onzelfstandige wooneenheden en kleine appartementen, in relatie tot de leefbaarheid, niet zonder meer mag toenemen.

Het bestemmingsplan Parapluherziening Wonen bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Parapluherziening Wonen is op onderstaande afbeelding aangegeven. Het plangebied omvat het grootste gedeelte van het stedelijk gebied van Hengelo. Hengelo heeft ook nog twee zogenaamde 'witte gebieden'. Voor deze gebieden gelden geen bestemmingsplannen. Deze gebieden kunnen dan ook niet worden meegenomen in de Parapluherziening Wonen. Lopende vergunningen waarover (kwalitatieve) overeenstemming bestaat zijn uitgezonderd van dit bestemmingsplan evenals de plannen die deel uit maken van het Woningbouwprogramma.

Het plangebied bestaat uit de bestemmingsplannen genoemd in bijlage 1. Aan deze plannen wordt de gebiedsaanduiding 'Overige zone - toevoegen (on)zelfstandige wooneenheden niet toegestaan' toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0127-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Plangebied parapluherziening Wonen

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

In het overzicht in bijlage 1 Vigerende bestemmingsplannen bij de regels zijn de onherroepelijke bestemmingsplannen opgenomen die met het voorliggende Parapluplanherziening Wonen worden herzien.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

In de inleiding is beschreven wat de aanleiding is van het voorliggende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan beoogt het aantal bestaande (on)zelfstandige wooneenheden te fixeren, om daarmee uitvoering te kunnen geven aan het woonbeleid van de gemeente, dat er op is gericht om te sturen op ontwikkelingen, die zowel kwalitatief als kwantitatief aansluiten bij de behoefte nu en in de toekomst.

Sinds 2016 werkt de gemeente Hengelo actief met een woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma is afgestemd op de behoefte zoals die is bepaald in samenspraak met provincie en buurgemeenten. Bij de vaststelling van de woonvisie was er sprake van overprogrammering, dat wil zeggen dat het aanbod aan 'harde' plancapaciteit groter was dan de vraag. In de periode 2016-2018 heeft de gemeente plancapaciteit teruggebracht. Enerzijds door in overleg met marktpartijen te komen tot (een andere) invulling van de locatie, anderzijds door plancapaciteit te schrappen.

De prognoses laten zien dat de groei van het aantal huishoudens de komende jaren zal afnemen, daarmee zal ook in de toekomst de behoefte aan woningen afnemen. Het aantal locaties dat in Hengelo kan worden ingevuld, is groter dan de toekomstige behoefte en dat maakt dat het noodzakelijk is om keuzes te maken. Niet iedere locatie kan met woningbouw worden ingevuld.

De gemeente Hengelo kiest voor het versterken van de woonfunctie in de binnenstad en Hart van Zuid. Deze gebieden hebben de absolute prioriteit. De binnenstad kampt met een teruglopend winkelaanbod. Er ontstaat leegstand. Voor een aantrekkelijke binnenstad is het van belang dat het winkelgebied compacter wordt. Dat betekent verplaatsing van winkels, maar ook herbestemmen van leegstaand winkelvastgoed. Wonen in de binnenstad brengt levendigheid met zich mee, maar de bewoners vormen ook een doelgroep die gebruik maakt van de voorzieningen die aanwezig zijn. Steeds meer mensen willen ook wonen in de binnenstad en deze groep is ook zeer divers. Het is van belang dat het aanbod aan woningen aansluit bij de verschillende doelgroepen. Dat betekent in de eerste plaats een gedifferentieerd aanbod.

Op dit moment zien wij dat nieuw aanbod in de binnenstad zich met name richt op de onderkant van de woningmarkt: kleine (onzelfstandige) woonruimten, studio's en appartementen. Voor een goede balans is het van belang dat er ook andere doelgroepen worden aangetrokken: starters, gezinnen, ouderen. Dit is van belang voor de noodzakelijke kwaliteitsimpuls aan het centrum.

Hart van Zuid is een grote binnenstedelijke herontwikkelingslocatie. Hier is de ambitie om te komen tot een levendig stadsdeel waar het goed wonen en werken is. De woningbouw in dit gebied wordt ontwikkeld door een externe partij, maar de opgave is groter dan de locaties die nu voor woningbouw zijn aangewezen. De gemeente wil ruimte maken in het programma om extra woningbouw in Hart van Zuid mogelijk te maken.

Overigens betekent dit niet dat er in het geheel niets kan op andere locaties. Langs invalswegen, in monumentale panden en voor specifieke doelgroepen zijn er mogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn echter beperkt en het moet gaan om plannen die kwalitatief werkelijk iets toevoegen.

Dit geldt bijvoorbeeld sterk ten aanzien van de ontwikkeling van appartementen. In zijn algemeenheid zien we dat het aanbod aan appartementen de laatste jaren een behoorlijk inhaalslag heeft gemaakt. Het gaat daarbij in hoofdzaak om appartementen die worden toegevoegd via transformatie (voormalige kantoorpanden, scholen etc). Op zichzelf is dat een gewenste ontwikkeling, bovendien sluiten de appartementen die via transformatie beschikbaar komen goed aan op de vraag van consumenten. Meer moeite hebben de plannen voor nieuwbouw appartementen die op grotere afstand van het centrum liggen. Hieruit blijkt ook wel dat de appartementenmarkt niet oneindig groot is en dat de locatie cruciaal is.

Momenteel zien we een sterke toename in het aantal aanvragen voor kleine appartementen (kleiner dan 50 m2), studio's en bedrijfsmatige kamerverhuur buiten het centrum en Hart van Zuid, op plekken die daarvoor niet zijn bedoeld. Die ontwikkeling vinden we ongewenst omdat dit problemen met zich mee brengt op het gebied van leefbaarheid of parkeren. Kleine appartementen en andere stedelijke woonvormen kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het woningbouwprogramma, mits de omgeving daar ook op is ingesteld. Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van voorzieningen voor de (overwegend jonge) doelgroep voor dit product. Deze stedelijke woonvormen staan we om die reden alleen toe in de binnenstad (mits het gaat om een kwalitatief goed product) en in Hart van Zuid.

Het doel is niet om alles op slot te zetten, maar om initiatieven te kunnen toetsen op meerwaarde. Als een initiatief voldoende bijdraagt, dan kan alsnog medewerking worden verleend aan dat initiatief.

De spelregels voor nieuwe initiatieven heeft de gemeente vastgelegd in het 'kwalitatief afwegingskader voor nieuwe initiatieven'. De gemeenteraad heeft de hoofdlijnen vastgesteld, het college kan daarbinnen maatwerk leveren.

Binnen het woningbouwprogramma is enige flexibiliteit ingebouwd om in te kunnen spelen op bijzondere plannen, of wijzigingen binnen projecten. Ook in lopende projecten kunnen zich immers situaties voordoen als gevolg waarvan bijstelling van het programma noodzakelijk of gewenst is. Juist voor de plannen, die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma, geldt dat deze bijdragen aan het woonbeleid. Het weglekken van plancapaciteit op plekken die niet zijn opgenomen in het woningbouwprogramma is niet gewenst en wordt om die reden onmogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk to 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In het parapluplan Wonen worden regels gesteld ten aanzien van het gebruik (omzetten) van zelfstandige naar onzelfstandige bewoning (kamerbewoning). Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, waardoor er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0127-0301_0002.png"

Afbeelding 2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

In de parapluherziening Wonen is geen sprake van nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen, derhalve is het niet noodzakelijk om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenermen, die van toepassing zijn op het plangebied.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

Artikel 2.2.2. van de Omgevingsverordening Overijssel gaat in op de realisatie van nieuwe woningen. Hierin is geregeld dat bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, uitsluitend kunnen voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

De behoefte aan nieuwe woningen wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

In artikel 2.2.5 geeft de Omgevingsverordening Overijssel opdracht tot aanpassing van bestemmingsplannen.

Bestemde, maar nog niet gerealiseerde woningbouwmogelijkheden in geldende bestemmingsplannen waarvan met actueel onderzoek woningbouw niet kan worden aangetoond dat daaraan de komende 10 jaar behoefte is, moeten worden geschrapt.

Het onderhavige parapluplan Wonen geeft antwoord op deze opdracht.

De eis om capaciteit te schrappen geldt niet voor bestemde, maar nog niet gerealiseerde woningbouwmogelijkheden die passen binnen de geldende woonafspraken, zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

3.2.3 Bestuursovereenkomst Woonafspraken 2016-2020 (inclusief RWP Twente 2015 en 2017)

In het kader van de Regionale Woon Programmering Twente heeft, conform het bepaalde in de Ladder van duurzame verstedelijking, afstemming plaatsgevonden over de woningbouwopgave binnen de verschillende woningmarktregio's in Overijssel (regionale) en zijn hierover afspraken gemaakt.

Voor de woningmarktregio waarin Hengelo valt zijn deze afspraken vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente 2016-2020, welke op 29 januari 2016 door de provincie en de Twentse gemeenten zijn ondertekend. In de bestuursovereenkomst is beschreven dat gemeenten in beginsel bouwen voor de eigen behoefte en zoveel mogelijk binnenstedelijk. Deze eigen behoefte is vastgelegd in het 'RWP Twente (Regionale Woon Programmering)', welke onderdeel uitmaakt van de bestuursovereenkomst.

In het RWP is de behoefte in beeld gebracht en is deze afgezet tegen de woningbouwplannen die gemeenten hebben. Bij het ondertekenen van de bestuursovereenkomst was dat het RWP Twente 2015. Plannen die passen binnen de afspraken van het RWP (en dus voorzien in de eigen behoefte) hoeven niet opnieuw regionaal te worden afgestemd. De behoefte is aangetoond en daarmee is aan de Ladder voldaan.

Bij het vaststellen van de bestuursovereenkomst was er voor de gemeente Hengelo sprake van een lichte overprogrammering, wanneer rekening wordt gehouden met alle beoogde (ook zachte) plannen. Onderdeel van de bestuursovereenkomst met de provincie is dat gemeenten -indien sprake is van overprogrammering- 3 jaar de tijd hebben om het woningbouwprogramma in lijn te brengen met de behoefte. Deze termijn is gekozen om gemeenten onder meer in de gelegenheid te stellen de -eventuele- financiële gevolgen van het deprogrammeren in beeld te brengen, en deze zo mogelijk te beperken of de benodigde middelen hiervoor te reserveren.

Het college heeft op 9 mei 2017 ingestemd met het RWP Twente 2017. Deze afspraken zijn gebaseerd op het Primos 2016 en brengt de behoefte in beeld voor de periode vanaf 2017 (2017 t/m 2026).

Nieuw in het RWP Twente 2017 is dat de behoefte niet langer een 'vast' getal is, maar dat een bandbreedte is benoemd. Voor Hengelo is de bandbreedte voor de periode 2017-2026 bepaald op 1.950 tot 2.240 woningen. Gemeenten mogen binnen deze bandbreedte bewegen. De bovenkant van de bandbreedte mag door gemeenten worden opgezocht indien het plannen betreft binnen de bebouwde kom van de gemeente, er een deprogrammeerplan is, en er de komende 10 jaar sprake is van een groei van het aantal huishoudens. Het voorliggende bestemmingsplan maakt deel uit van de deprogrammeringsopgave van de gemeente Hengelo.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0127-0301_0003.png"

De woonvisie is vastgesteld als structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. De woonvisie bestaat uit drie delen: het beleidskader, het afwegingskader voor nieuwe initiatieven en het woningbouwprogramma.

Het kwalitatief afwegingskader vormt het toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Met behulp van het kader worden plannen beoordeeld op hun bijdrage aan het woonbeleid. Het kader kent een aantal directe weigeringsgronden zoals bouwen op achterterreinen en bouwen in de hoofdgroenstructuur. De gemeenteraad heeft de toetsingscriteria vastgesteld. Het college kan binnen dit kader nuanceringen aanbrengen, om daarmee in te kunnen spelen op actuele vragen. Zo kunnen plannen voor specifieke doelgroepen naar voren worden gehaald, of producten waarvoor overaanbod dreigt naar achteren worden gezet.

In het afwegingskader is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beparkt is. Dit betekent dat de komende jaren ruimte moeten worden vrijgemaakt. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaan moet ruimte worden gecreëerd. Dit wordt onder meer gedaan door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken. De onderhavige parapluherziening draagt hiertoe bij.

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Het bestemmingsplan

4.1 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Een parapluherziening is in feite het maken van een gedeeltelijke herziening van meerdere bestemmingsplannen. Om een digitale herziening te maken, moet er een verwijzing mogelijk zijn naar het identicicatienummer van de vigerende bestemmingsplannen die herzien worden. Alle bestemmingsplannen die in het voorloggende parapluplan worden herzien hebben een eigen identificatienummer. (zoals opgenomen in bijlage 1). Er kan aldus worden volstaan met alleen een digitale parapluherziening.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

4.2 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

4.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

4.2.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

4.2.1.2 Reikwijdte

Dit artikel regelt op welke bestemmingsplannen de regels van toepassing zijn. Hierbij wordt verwezen naar bijlage 1 bij de regels.

4.2.2 Algemene regels

Hoofdstuk 2 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

4.2.2.1 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt het toevoegen van een zone aan de te wijzigen bestemmingsplannen.

4.2.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 3 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

4.2.3.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

4.2.3.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

4.3 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

4.3.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.

Het plan is in het kader van het vooroverleg besproken met de accounthouder van het provinciaal ruimtelijk overleg en is op 14 maart 2019 voorlegd aan het team RBBR van de provincie Overijssel. Beiden hebben aangegeven akkoord te gaan met het onderhavige plan. Met dit plan zijn geen rijksbelangen in het geding. Daarnaast heeft dit plan geen invloed op de waterhuishouding en is derhalve vooroverleg met het Waterschap Vechtstromen niet noodzakelijk.

4.3.2 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond. Het is niet noodzakelijk om een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro vast te stellen.