direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beckum 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0097-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan Beckum is vastgesteld op 5 december 2006 en onherroepelijk geworden op 17 mei 2007. Bestemmingsplannen moeten binnen een periode van 10 jaar worden herzien en opnieuw zijn vastgesteld. Om deze reden wordt het bestemmingsplan Beckum in zijn geheel herzien. Bij deze actualisatie vindt tevens het juridisch en beleidsmatig uniformeren van het bestemmingsplaninstrumentarium voor het totale gebied binnen de huidige ruimtelijke structuur plaats.

Het bestemmingsplan is een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldende bestemmingsplan voor het plangebied wordt geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan Beckum 2015 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Beckum 2015 is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door het dorp Beckum (Beckumerschoolweg, Haaksbergerstraat, Pastoor Geertmanstraat, de Hagmolenbeek en het Buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0001.png"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel het bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld   Onherroepelijk  
Bestemmingsplan Beckum   05-12-2006   17-05-2007  
Bestemmingsplan Wozoco Beckum   26-01-2010   30-04-2010  
Bestemmingsplan Kamerbewoning   06-07-2010   27-08-2010  
Bestemmingsplan Buitengebied   21-09-2010   12-04-2012  

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0002.png"

Afbeelding 2: Vigerende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

Op het platteland rond het Huys te Hengelo bestonden op en rond de essen boerengemeenschappen waarvan de leden onderling afspraken hadden gemaakt over onder andere het gebruik van de grond. Een dergelijke gemeenschap noemde men een marke. Hengelo kende meerdere marken, zoals Woolde, Driene Oele Twekkel, Hasselo èn Beckum. De boerengemeenschappen hielden zich in leven met landbouw, veeteelt en huisnijverheid. Het wapen van Hengelo verwijst daar naar.

De boerengemeenschap van Beckum bestond uit een aantal grote erven gericht op de landbouw en veeteelt. In de luwte van de ontwikkelingen van Hengelo naar een industriestad ontwikkelde Beckum zich pas vanaf 1850 naar het dorp met de huidige omvang. Het zijn kleine ontwikkelingen waarbij het eigen voornamelijk agrarisch en landelijke karakter behouden is gebleven.

Uit gegevens rond 1899 is er sprake van in totaal 12 woningen met hierin 44 bewoners. Inmiddels is het dorp uitgegroeid tot een gemeenschap met ruim 2000 inwoners (waarvan ruim 500 in de dorpskern verdeeld over 170 huishoudens) en zijn er diverse voorzieningen (horeca, toerisme) in het dorp te vinden naast de agrarische activiteiten.

2.1.1 1885-1905

In deze periode is kern Beckum een klein kerkbuurtschap met als voornaamste gebouwen de Rooms Katholieke kerk, de Beckumerschool en de verschillende erven in een landelijk en agrarisch gebied dooraderd door de Wolfkaterbeek. Het dorp ligt aan de grens van het Altenabos. Vermeldingen van het kerkgebouw zijn terug te vinden op oude kaarten van 1823, met hieromheen de verschillende erven vermeld. Eén van de oudste erven is het erve Annink.

2.1.2 1905-1910

Er zijn slechts een paar kleinschalige uitbreidingen in de kern die nog steeds bestaat uit een klein aantal verspreide woningen rondom de kerk en de school. Het karakter blijft vrij dorps. In het agrarisch gebied zijn er alleen een aantal kleine wijzigingen in de verkaveling.

2.1.3 1935-1937

Een nieuwe door de Enschedese architect Sluymer ontworpen Rooms Katholieke kerk met bijbehorende pastorie wordt gebouwd. Een verbinding wordt gemaakt tussen Haaksbergen en Hengelo en loopt dwars door het dorp. Hierdoor wordt de ontsluiting van de school verbeterd. Steeds meer wordt het landelijk gebied gecultiveerd en worden meer agrarische kavels opgericht.

2.1.4 1954-55/1965/1975

Na de oorlog krijgt de Haaksbergenstraat meer het karakter van een provincieweg en worden er meer landelijke routes hiermee verbonden. Aan weerszijden van de weg worden woningen en enkele kleine winkels gebouwd. In deze periode wordt met name de aan de westzijde van de Haaksbergerstraat, in de omgeving van de Beckumerschool, de dorpskern verder verdicht.

2.1.5 1989-2005

Na 1989 vindt de ontwikkeling en uitbreiding plaats van de woonbuurt Eeckendiekske aan de oostzijde van de Haaksbergerstraat.

2.1.6 2006 - heden

In 2005 is uit een enquete gebleken dat er behoefte bestaat in Beckum aan een wooncomplex met zorg. Naar aanleiding van deze enquete is er een woonzorgcomplex, bestaande uit 17 seniorenwoningen met een ontmoetingsruimte en een zorgkantoor gerealiseerd aan de Haaksbergerstraat.

Daarnaast zijn aan de Beckumerschoolweg tegenover nummer 64 drie appartementen en vijf starterswoningen gerealiseerd.

Verder is er sprake van enkele kleine ontwikkelingen, zoals uitbreidingen van woningen en horeca en het realiseren van bijgebouwen.

2.2 Ruimtelijke karakteristiek

De dorpskern Beckum is een voornamelijk agrarisch dorp gebleven. In de kern zijn een aantal karakteristieke panden te vinden die verwijzen naar de eerste ontwikkeling als kerkdorp met een eigen school. Vooralsnog is de ontwikkeling vrij bescheiden gebleven waardoor het dorp een eigen sfeer is uit blijven ademen.

Net als bij andere kerkdorpen vormt de Katholieke Kerk een belangrijk en herkenbaar centraal punt in het gebied. De roomskatholieke kerk is een belangrijk zichtelement en herkenningspunt voor het dorp en is tevens bijzonder waardevol als object. De huidige Rooms Katholieke Kerk is gebouwd in 1936 en is ontworpen door de architect Sluymer. Karakteristiek is de zware baksteenarchitectuur, de pseudo-kruiskerk onder het geknikte zadeldak. De grote toren heeft een vierkante grondslag en een traptorentje. Het absis is vijfzijdig met hoog geplaatste ronde vensters met glas in lood. De vensters zijn spitsbogig, in het schip hebben zij een tracering. Het interieur bestaat uit baksteen met een kruisribgewelf.

Andere belangrijke herkenningspunten in Beckum zijn:

  • de pastorie (adres Haaksbergerstraat 187): de pastorie is tevens door de architect Sluymer ontworpen en is gebouwd in 1936. Het pand met verdieping heeft een dwarskap met daktegels bedekt en schoorstenen op de hoeken (geknikt zadeldak). Via een lager bouwdeel wordt het pand verbonden met de kerk. Het pand heeft een erker met een balkon. De entree heeft in de portiek een sementboog.
  • de oude Schoolmeesterswoning (Beckumerschoolweg 45): het pand is gebouwd in 1905 en bestaat uit slechts één verdieping. Karakteristiek is de gepleisterde bovenbouw en de vensters met versierde lateien, de dubbele deuren in de zijgevel en de hoog opgaande middenrisaliet onder het uitkragend zadeldak.
  • ‘t Proggiehoes (Beckumerschoolweg 38): het parochiehuis, ofwel ’t Proggiehoes, werd gebruikt als school en is gebouwd in 1915. Het pand is verdiepingloos en heeft een zadeldak met een tuile du nord. Het pand heeft een rechts risaliet met een beschoten geveltop en samengestelde kozijnen. Momenteel wordt het pand nog steeds gebruikt als dorpscentrum en vinden er allerlei activiteiten plaats.
  • Voormalig Annink Pot (Haaksbergerstraat 166): de erve Annink wordt vermeld op een landmeetkaart uit 1823, naast een aantal andere erven en is als locatie daarmee cultuurhistorisch waardevol. In de loop der jaren hebben een aantal wijzigingen aan het pand plaats gevonden waarmee het pand zelf minder historisch waardevol is geworden. Het voormalig Annink Pot ligt buiten de plangrenzen van het onderhavig bestemmingsplan.

Kenmerkend binnen het kerkdorp zijn een aantal horecagelegenheden, zowel bij de entrees als centraal in het dorp. De horeca-activiteiten vormen samen met de agrarische activiteiten de basis van de economie van het dorp.

Karakteristiek voor de dorpskern Beckum is de Haaksbergerstraat, die dwars door de kern heen loopt. De meeste belangrijke gebouwen en functies zijn aan deze hoofdstraat gesitueerd en zijn vanaf deze hoofdstraat zichtbaar. De meest recente ontwikkeling aan de Haaksbergerstraat betreft het woonzorgcentrum (wozoco). De Haakbergerstraat zelf vormt zo een belangrijke zichtas dwars door het dorp. Langs de Haaksbergerstraat is de bebouwing vrij open en ruim van opzet, waardoor het landelijke karakter ook hier zichtbaar blijft.

De contouren van de kern worden bepaald door de oude agrarische landwegen waarlangs de verschillende woonkavels zijn gegroepeerd. Vanuit de randen van het dorp is er direct zicht op de landelijke omgeving. De oude agrarische landwegen lopen door in het buitengebied. De woonbebouwing in de dorpskern bestaat voornamelijk uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen in twee bouwlagen en een kap. In het oude gedeelte van het dorp is de bebouwing vrij ruim en open van opzet in vergelijking met de meer recentere uitbreidingen van het dorp.

Naast de wegen zijn de verschillende waterroutes door het gebied als de Wolfkaterbeek en de verschillende sloten belangrijke herkenbare structuren.

2.3 Verkeer en infrastructuur

Beckum is een kerkdorp met een minimale werkgelegenheid waar voornamelijk wordt gewoond. Hierdoor is een forenzendorp ontstaan van waaruit dagelijks naar een andere (werk)bestemming wordt gereisd. Zowel met de fiets als wel met de auto en bus (streeklijn 53) zijn er uitstekende directe verbindingen naar onder meer Hengelo, Haaksbergen, Boekelo en Hof van Twente.

De N739, de Haaksbergerstraat, gaat dwars door het dorp met een snelheid van 50km/h binnen de bebouwde kom en daarbuiten is het een provinciale 80km/h weg. De ligging dwars door het dorp biedt de inwoners een goede ontsluiting, maar zorgt tevens voor een fysieke scheiding van het dorp.

De Haaksbergerstraat verwerkt een aanzienlijke hoeveelheid doorgaand verkeer, wat met bestaand beleid en autonome groei de komende jaren gestaag zal toenemen. Maar de door de aanleg in 2018 van de nieuwe rijksweg N18 rondom Haaksbergen, zal de groei afnemen en omgebogen worden in een afname van het verkeer door de dorpskern. Met name het vrachtverkeer zal profiteren van de nieuwe directe route via de N18 naar Enschede en de A35. De N739 zal na realisatie van de N18 niet afgewaardeerd worden. Het blijft zijn verkeersfunctie behouden, maar belangrijk is om de verkeersveiligheid te blijven waarborgen door te monitoren en waar nodig voorstellen tot verbetering te doen.

De fiets/voetgangerstunnel onder de Haaksbergerstraat vormt een veilige langzaam verkeer verbinding tussen beide dorpsdelen.

De omliggende (verharde) wegen in het buitengebied Beckum/Oele zijn aangeduid en ingericht met verkeersmaatregelen als 60km/h erftoegangswegen. De Wolfkaterweg verwerkt van de wegen in het buitengebied het meeste regionale verkeer. De laatste jaren is er geen sprake van een bijzonder of afwijkend verkeersongevallenbeeld, maar de verkeersveiligheid vraagt wel periodieke monitoring en bijstelling.

De dorpskern zelf is 30 km zone en bestaat volledig uit erftoegangswegen. Het fiets- en autoverkeer wordt hier gemengd afgewikkeld.

Voor wat betreft het autoparkeren zijn in het dorp geen echte bedreigingen te verwachten. Parkeren geschiedt veelal op eigen terrein en behoeft geen gemeentelijke regulering.

Ook een groep verkeersdeelnemers zijn de recreanten zoals wandelaars, fietsers en ruiters. Er is (regionale) aandacht voor het vergroten van de samenhang en directheid van de fiets- en voetpaden.

2.4 Wonen

Beckum kent een vrij eenzijdige opbouw van de woningvoorraad. Er is weinig variatie in woningcategorieën. Het betreft in hoofdzaak vrijstaande woningen en twee onder een kap woningen.

In de afgelopen planperiode zijn er twee woningbouwontwikkelingen gerealiseerd in Beckum. Deze dragen bij aan enige variatie in de woningvoorraad, maar de samenstelling is niet substantieel gewijzigd.

In 2009 is er een kleinschalige inbreidingslocatie opgeleverd aan de Beckumerschoolweg, bestaande uit drie appartementen (koop) en vijf rijwoningen (koop).

In 2012 is een appartementengebouw (woonzorgcomplex), bestaande uit 14 huurappartementen opgeleverd. Het betreft 9 appartementen in de sociale huur en 5 appartementen in de vrije sector huur.

Welbions heeft naast de genoemde appartementen voor ouderen nog 29 eengezinswoningen in de verhuur (11 rijwoningen en 18 twee onder een kap woningen).

2.5 Werken / bedrijven

Het dorp Beckum is in de loop der jaren veranderd van een agrarisch dorp in een forenzendorp. Er is hierdoor nog nauwelijks bedrijvigheid in het dorp te vinden. Er is nog een aantal agrarische bedrijven dat zich buiten het plangebied bevindt. In het dorp Beckum willen we ruimte bieden voor het opzetten van kleinschalige bedrijvigheid aan huis. Vaak beginnen starters hun activiteiten vanuit huis en gaan pas daarna op zoek naar (veelal kleine) bedrijfspandjes.

2.6 Winkels en horeca

Beckum was tot 2006 zelfvoorzienend in de basisbehoeften. Na de sluiting van de supermarkt is dit niet meer het geval. De supermarkt wordt gemist zowel als winkelvoorziening als ontmoetingsplek. De vraag is echter of een dergelijke voorziening voldoende bestaansrecht heeft in Beckum. Na het verdwijnen van de commerciële supermarkt zijn er door diverse partijen pogingen ondernomen om (met een meer maatschappelijke insteek) een supermarkt in Beckum te starten. Inmiddels is duidelijk geworden, dat deze pogingen op niets zijn uitgelopen. Nu komt er twee maal per week een mobiele supermarkt uit Haaksbergen. De planologische mogelijkheid blijft aanwezig om een winkel in levensmiddelen te starten. Aan de Pastoor Ossestraat is een bakker gevestigd.

De horeca in de kern Beckum, binnen het plangebied, bestaat uit een restaurant-partycentrum-cateringbedrijf (het Wapen van Beckum) en uit een café-cafetaria (Café Halfweg).

2.7 Sport en recreatie

Hengelo beschikt over negen sportparken, met een goede spreiding over alle wijken. Gemeentebreed zijn er voldoende wedstrijdvelden en trainingsvelden. Aangetoond is dat de wijkgebondenheid van sportparken vooral belangrijk is voor de jongste jeugd.

Er zijn gemeenten, die als uitgangspunt een maximale afstand hemelsbreed van circa 2,5 km hanteren. Deze afstand is ook voor de jongste jeugd een alleszins overbrugbare afstand. Volwassenen zijn vooral verenigingsgebonden.

In Beckum zijn kwantitatief voldoende sportvoorzieningen en derhalve is er beleidsmatig geen aanleiding tot een actieve rol voor de gemeente. Binnen de gemeenschap is echter wel behoefte aan een echte sporthal. Het sportpark “Kruud’n hof” is in eigen beheer bij de sportvereniging TVO. Dit deel van Hengelo vormt een belangrijke uitvalsbasis voor de wandeltochten in de omgeving.

2.8 Groen en water

Kenmerkend voor Beckum is de landelijke sfeer. Een klein dorp, gelegen in agrarisch gebied, ervaart vrijwel overal de invloed van de omgeving. Deze uitstraling is van grote waarde voor het dorp. Straten als de Beckumerkerkweg, het Kerkpad en Eekendiekske, alsook de Beckumerschoolweg lopen deels langs de rand van de bebouwing en zorgen voor een groene overgang van bebouwing naar buitengebied. De straten worden geheel of gedeeltelijk begeleid door opgaand groen in de vorm van karakteristieke lanen van inlandse eiken of oude houtwallen.

De noord-zuid lopende Haaksbergerstraat vormt een scheiding tussen twee los van elkaar liggende bebouwingskernen. De brede weg met een open profiel is een duidelijke barrière tussen het oostelijke en het westelijke deel van Beckum.

Dwars op deze noord-zuid verbinding lopen de beken. Zij stromen van oost naar west en zijn belangrijke dragers van landschaps- en natuurwaarden. Aan de noordzijde van de dorpskern (buiten het plangebied) ligt de Wolfskaterbeek. Aan de zuidkant, tevens buiten het plangebied, ligt de Hagmolenbeek en nog zuidelijker ligt de Buitenbeek.

Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig (watergangen 20-5-5-7 en 20-5-5-8), grofweg gelegen ten noorden en ten zuiden van de Pastoor Eppinkstraat, ten zuiden van de Meester Verbernesrraat en ten oosten van de Pastoor Geertmanstraat. De watergangen zijn aangegeven op de legger van het waterschap Vechtstromen. Op deze waterstromen is de keur van het waterschap van toepassing.

Bosjes, houtwallen, beken, bermen en groene 'eilanden' maken deel uit van de hoofdgroenstructuur. De zones worden versterkt door de doorgaande wegen en hebben ook via die wegen een verbinding met het buitengebied. Vermeldenswaard en ecologisch zeer waardevol zijn de bossen en landerijen van landgoed Twickel en heidegoed 't Kluenven.

Naast grotere groengebieden en -zones staan er in Beckum vier beschermwaardige bomen. Op het terrein bij de Blasiuskerk, eigendom van de RK Heilige Geestparochie, staan drie beeldbepalende rode beuken. In 2013 is een koningslinde geplant, ter gelegenheid van de kroning van koning Willem Alexander.

2.9 Spelen

In Beckum wonen relatief veel kinderen en jongeren. Van alle Hengeloërs is 27% jonger dan 23 jaar. In Beckum en het buitengebied bedraagt dit percentage zelfs 30%. Goede speelmogelijkheden zijn daarom belangrijk. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte, als formele speelruimte die is ingericht met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2008. Deze wordt geactualiseerd in 2015.

2.9.1 Speelbeleid

De gemeente stelt in de Speelnota dat alle kinderen recht hebben op speelruimte. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren.

Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

2.9.2 Informele speelruimte

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden).

Het plangebied kent, door het landelijke karakter, veel mogelijkheden voor informeel buitenspelen. In bos en veld, langs beken en op de rustige straten en pleintjes wordt vrij gespeeld zonder dat daarvoor veel georganiseerd hoeft te worden.

2.9.3 Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert. De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

In Beckum liggen drie formele speelplekken: een kleine speelplek in het westelijk deel, aan de Borgelinkstraat, een middelgrote speelplek in het oostelijk deel, aan de Meester Verbernestraat, en het schoolplein van basisschool De Bleek. De schoolpleinen vervullen in Hengelo een openbare functie: buurtkinderen kunnen er buiten schooltijden spelen. Bij de speelplek aan de Meester Verbernestraat ligt bovendien een jeu de boulesbaan, die voornamelijk een functie vervult voor volwassen bewoners.

2.10 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen geen ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Op circa 300 meter van het plangebied ligt een aardgastransportleiding. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van deze leiding.

In het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig. Nabij het plangebied ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding. Een klein deel van het plangebied ligt binnen de belemmeringenstrook van deze leiding. Binnen deze strook worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In het Besluit ruimtelijke ordening wordt in artikel 3.1.6, lid 2 gesteld dat de toelichting bij een
bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende
voorwaarden:

  • a. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale
    behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied
    van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door
    herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b. blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet
    binnen het bestaand stedelijk gebeid van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt
    beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van
    verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd:
ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel,
woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In het bestemmingsplan Beckum 2015 is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro. Het betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan.

3.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

3.1.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie beschrijft welke richting de provincie Overijssel inslaat voor de komende tientallen jaren op het terrein van ruimtelijke ontwikkeling, economie, milieu en water. De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten. Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord 'Kracht van Overijssel 2011-2015' uit 2011, heeft de provincie besloten om de Omgevingsvisie op een aantal onderdelen aan te passen. De Actualisatie Omgevingsvisie is door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013.

3.2.1.1 Sturingsfilosofie

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel welke gebaseerd is op drie niveaus, te weten:

1. generieke beleidskeuzes;

2. ontwikkelingsperspectieven;

3. gebiedskenmerken.

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd.

De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De
ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. De grenzen
van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun
structuurvisies en bestemmingsplannen daaraan nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de
ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of
sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat de ruimtelijke kwaliteit
conform gebiedskenmerken wordt versterkt.

In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en de te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0003.png"


Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

3.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot Beckum

In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes (1) genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in Beckum belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief (2) voor Beckum is in kaart en tekst weergegeven.

Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als woonwijk. Ten aanzien van dit ontwikkelingsperspectief gelden de volgende ambities:

  • aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag;
  • voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag.

Hoofdlijn van het beleid is een differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen.

Een klein deel is aangewezen als 'buitengebied accent veelzijdig ruimtegebruik: mixlandschap'. In het mixlandschap is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant is melkveehouderij en akkerbouw een belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In het voorliggende bestemmingsplan Beckum 2015 zijn de noordelijke agrarische en groene gronden en de begraafplaats gelegen in het 'mixlandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0005.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0006.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0007.png"  

Afbeelding 4: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Overijssel - ontwikkelingsperspectieven

De omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken (3) in beeld te
brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een lust- en leisurelaag.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van een 'dekzandvlakte en -rug' en 'beekdalen en natte laagtes'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand bebouwd gebied geen rol.

In de laag van het agrarisch cultuurlandschap is het plangebied aangewezen als jonge heide- en broekontginningslandschap. Ook voor deze natuurlijke elementen geldt dat deze voornamelijk van grote waarde zijn voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand bebouwd gebied geen rol.

Het plangebied is in de stedelijke laag aangewezen als woonwijken 1955 - nu.

De lust- en leisurelaag voegt eigen kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes, waarbij vooral de kwaliteiten van de andere lagen wordt benut. Het stelt andere kwaliteiten van het landschap in een ander daglicht en maakt deze beleefbaar en tot een belevenis. De recreatieve sector is een belangrijke economische factor geworden tot een evenredig aandeel aan de agrarische sector. Hiermee verandert de betekenis van het buitengebied. Het oude en nieuwe erfgoed van de provincie is in deze laag belangrijk. In deze laag is de parallelweg van de Haaksbergerstraat en de Beckumerschoolweg aangewezen als recreatieve route.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0009.png"  

Afbeelding 5: Uitsnede kaart Omgevingsvisie Overijssel - Lust en leisurelaag

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De Omgevingsverordening Overijssel (hierna: 'Omgevingsverordening') van de Provincie Overijssel wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0011.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0012.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0013.png"  

Afbeelding 6: Uitsnede kaart Omgevingsverordening - ontwikkelingsperspectieven

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit.

Naast het versterken van een aantal hoofdstructuren zet de gemeente Hengelo in op een aantal kernprojecten:

  • Parelsnoer: Gericht op het realiseren van een stadscentrum voor ontmoetingen. Met activiteiten die van het centrum weer dé plek maken waar mensen van binnen en buiten Hengelo elkaar ontmoeten;
  • Vitale wijken, Hengelo Zuid: Gericht op duurzame en vitale wijken met een eigen karakter en een compleet aanbod aan voorzieningen en -waar acceptabel- diverse mogelijkheden voor bedrijvigheid;
  • Stadsranden, het landschap de stad in: Gericht op de groene inbedding en dooradering van de stad is een van de leidende principes op weg naar Hengelo 2030. In dit kader is het 'actief recreatielandschap Twekkelo-Driene' uitgelicht. De bebouwingsranden van Hengelo en Enschede worden hoogwaardig vormgegeven;
  • Archipunctuur: Gericht op het injecteren van de stad met hoogwaardige plekken en gebouwen.
3.3.2 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.

De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.

Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.

3.3.3 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012

Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.

Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.

3.3.3.1 Dagelijks winkelen

Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.

Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.

3.3.3.2 Recreatief winkelen

De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven.

In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.

3.3.3.3 Doelgericht winkelen

Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.

Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.

3.3.3.4 Detailhandels beleid in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied ligt geen aangewezen winkelcluster voor het dagelijkse winkelen. Er is wel sprake van verspreide detailhandel in de wijk en met name langs de majeure invalswegen. De verspreide winkels in de wijken vergroten de levendigheid in de wijk of buurt, maar kunnen ook kwetsbaar zijn vanwege hun vaak solitaire ligging. Wij proberen daarom in de toekomst de winkels zoveel mogelijk te concentreren bij cluster in wijken en buurten. Zodoende kunnen winkels elkaar versterken en zo een hogere economische levensvatbaarheid nastreven. De aanwezige commerciële panden kennen zoveel mogelijk een gemengde bestemming zodat panden –bij het vervallen van de winkelfunctie- ook een andere invulling kunnen krijgen.

3.3.4 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021

De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.

3.3.4.1 Aanbod vrijetijdsvoorzieningen in Hengelo

Hengelo beschikt over een breed palet aan toeristische en recreatieve voorzieningen. De nadruk ligt hierbij op het dagrecreatieve aanbod en is vooral te vinden in de binnenstad en directe omgeving ervan. Grotendeels zijn dit voorzieningen die behoren bij een stad van zo'n 80.000 inwoners. Voor een deel overstijgen deze voorzieningen die van een stad als Hengelo. Omdat ze niet alleen voor Hengelo van betekenis zijn, maar ook voor de regio en/of omdat ze op een kwalitatief goed niveau opereren.

3.3.4.2 Visie vrijetijdseconomie Hengelo

Hengelo richt zich op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad, geconcentreerd in de binnenstad. Om dit te bereiken is het nodig om een duidelijk en herkenbaar beeld van Hengelo neer te zetten. Een beeld dat Hengelo past; het DNA van Hengelo. Daarnaast is het nodig om de basisinfrastructuur op orde te houden en de aantrekkelijke bezienswaardigheden aantrekkelijk te houden en te laten zien.

Hengelo heeft de volgende missie: Hengelo is een aantrekkelijke plaats om te bezoeken, te verblijven, te ontmoeten en te waarderen.

Daarbij is de volgende ambitie geformuleerd: De inwoners en (regio)bezoekers meer belevingswaarde bieden, waardoor ze vaker en langer aan Hengelo gebonden worden. Hierdoor wordt de locale economie gestimuleerd.

Deze ambitie wordt concreet gemaakt in een aantal hoofd- en subdoelen.

3.3.5 GroenPlan Hengelo 2013 (GGP)

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan. De hoofdgroenstructuur is in het bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming.

3.3.6 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) (2013-2017)

Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.

3.3.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee al gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo: opstellen Nota van Uitgangspunten;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal): concreet project voor realisatie.
3.3.8 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.8.1 Beleid

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
3.3.8.2 Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.

Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

3.3.8.3 Evaluatie

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.

3.3.9 Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 (2005)

In de nota "Horecavisie en beleid Hengelo 2005-2015" van november 2005 is het horecabeleid van de gemeente Hengelo geformuleerd. Ten behoeve van de juridische regeling in bestemmingsplannen wordt ten aanzien van horeca onderscheid gemaakt in twee categorieën; horeca I en horeca II. Horeca I is lichte horeca met een dienstverlenend karakter waar muziek niet centraal staat. Horeca II is zware horeca waar (versterkte) muziek een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Horeca I bestaat uit restaurants, eetcafés en hotels. De activiteiten vinden veelal in de dagperiode plaats en er ontstaat geen overlast door muzieklawaai. In horeca II vindt de aantrekkende werking met name plaats in de avond- en nachturen. De overlast van deze bedrijven bestaat uit muzieklawaai en arriverende en vertrekkende bezoekers. Er zijn ook horecabedrijven die gelieerd zijn aan de nachthoreca die dezelfde overlast kunnen veroorzaken.

In relatie tot het plangebied wordt gestreefd het horeca-aanbod zoveel mogelijk te laten aansluiten op de verzorgingsfunctie binnen de wijk. Binnen het plangebied is er ruimte voor beperkte dag en avond horeca waar naast het eten en drinken ook het ontmoeten in de buurt centraal moet staan. Gelet op het bestaande aanbod, voornamelijk gesitueerd aan Haaksbergerstraat is uitbreiding van horeca niet of slechts beperkt mogelijk. Binnen het plangebied, met daarin een overheersende woonfunctie, wordt door middel van handhaving overlastgevende horeca ingedamd.

3.3.10 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

3.3.11 Nota kunst en cultuur, "Vrij spel voor verbeelding" (2007)

De missie voor de komende jaren is:

  • 1. de culturele identiteit van Hengelo verder versterken;
  • 2. zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur;
  • 3. het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo stimuleren;
  • 4. kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.

De strategie verloopt via investeringen in de culturele basisinfrastructuur, in de deelname aan kunst en cultuur en in de productie en presentatie van kunst. Uitgangspunt daarbij is dat Hengelo zich cultureel profileert op drie dimensies: beeldende kunst, theater en amateurkunst en cultuureducatie. Belangrijke beleidsvoornemens zijn onder meer:

  • 1. transformatie van het Kunstcentrum tot Centrum Beeldende Kunst binnen de ontwikkeling van De Creatieve Fabriek op het voormalig Holec-Hazemeyerterrein;
  • 2. planvorming voor een nieuw centrum voor kunsteducatie in Hart van Zuid;
  • 3. ontwikkeling van integraal beleid op het gebied van cultuur, diversiteit, onderwijs en welzijn.

Het college van B&W verwacht dat de kunst- en cultuurvisie een goed ijkpunt is bij het maken van creatieve keuzes, maar ook voldoende ruimte geeft aan spontane ontwikkelingen voor de verdere versterking van de culturele identiteit van Hengelo.

3.3.12 Woonvisie 2012-2022

Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.

  • Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
  • Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
  • Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
  • Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
  • Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
  • Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
  • Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
  • Samenwerken in nieuwe coalitiesMet bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
  • Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.

De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:

  • Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
  • Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
  • Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
  • Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
  • Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.

Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma.

3.3.13 Notitie "Een wijk voor iedereen" (2007)

De gemeente Hengelo streeft ernaar een aantrekkelijke stad te zijn voor iedereen, ook voor mensen met een handicap en de steeds groter wordende groep ouderen. Bovendien moet iedereen kunnen meedoen aan de Hengelose samenleving. 'Een zo gewoon mogelijk leven leiden ondanks beperkingen door ouderdom of handicap', vormt de kern van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit betekent dat het burgers mogelijk moet worden gemaakt om zelfstandig thuis te (blijven) wonen, ook als zij zorg nodig hebben.

In de notitie "Een wijk voor iedereen" is de visie van de gemeente verwoord over deze ontwikkelingen. De notitie gaat nader in op het begrippenkader, de gemeentelijke ambities en formuleert de uitgangspunten voor de ontwikkeling van zogenaamde woonzorgzones in onze stad. Geformuleerde ambities zijn in steekwoorden: gewoon leven, zorg thuis, scheiden wonen en zorg, voor iedereen en samenwerken.

3.3.14 Prostitutiebeleid (2004)

Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten. De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten.

3.3.15 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015

In de Nota Wijkeconomie wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.

Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.

Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.

3.3.15.1 Ambitie en doelen

Hengelo heeft de volgende ambitie met betrekking tot wijkeconomie:
Hengelo heeft vitale wijken waarin ruimte is voor ondernemerschap en waarin werkgelegenheid wordt gestimuleerd.

Deze ambitie is vertaald naar de volgende doelen:

  • Stimuleren van werkgelegenheid in de wijken
  • De wijk als broedplaats voor ondernemerschap
  • Vitale wijken (levendig en multifunctioneel)
3.3.15.2 Plan van aanpak

Om deze doelen te bereiken gaat het vooral om het stimuleren en faciliteren van ondernemerschap in de wijk. Natuurlijk met behoud van de leefbaarheid in de wijk. We zetten hierbij in op twee strategische lijnen: huisvesting en het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap.

De huivestingslijn gaat met name om de ruimtelijke fysieke omgeving van bedrijven. Functiemenging is onlosmakelijk verbonden met wijkeconomie. De gemeente wil de mogelijkheden voor functiemenging verruimen, maar dat mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid in de wijk. Maar dit betekent ook aandacht voor bedrijfsruimte in nieuwe ontwikkelingen, stimuleren van combinaties wonen en werken en de regels hiervoor vereenvoudigen. Daarnaast richt de gemeente zich op het ondersteunen en stimuleren van ondernemerschap door onder meer begeleiding van startende ondernemers en het intensiveren van het accountmanagement voor ondernemers in de wijk.

3.3.16 Beleid kamerbewoning

Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.

De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (gebruiksbesluit).

3.3.17 Welstandsnota

Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zij hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).

3.3.18 Kadernota Spelen (2008)

De gemeente stelt in de speelnota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren. Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, grootouders en verzorgers ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

In het plangebied liggen gespreid formele speelplekken en plekjes voor de leeftijdscategorie tot 12 jaar. In het voorgaande bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken is aangegeven dat met name aandacht gevraagd wordt voor de oudere jeugd (12+). Inmiddels is in het plangebied een digitale voetbalmuur (sutu) gerealiseerd, in de wijk Woolde aan de Boerhaavelaan / Resedastraat. De sutu vervult een wijkoverstijgende functie. Gespreid in de vooroorlogse wijken vinden we verder onder andere diverse trapvelden, basketbal- en volleybalvoorzieningen en tafeltennistafels. Extra aandacht is gewenst voor beweegmogelijkheden voor senioren, liefst gecombineerd met voorzieningen voor de andere leeftijdsgroepen. Dit komt de ontmoetingsfunctie in de openbare ruimte ten goede. Gedacht kan worden aan meer jeu de boulesbanen, beweeg- of fitnessapparaten, maar ook aan bijvoorbeeld schaaktafels en meer bankjes langs wandelroutes.

3.3.18.1 Informele speelruimte

In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat dan om zowel formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar in redelijkheid gespeeld kan worden). Denk daarbij aan grasvelden, parken, pleinen, stoepen of woonerven.

  • 1. Parken
    Parken zijn grote recreatieve plekken in het openbaar groen. Hadden parken, plantsoenen en perken vroeger voornamelijk een ruimtelijke (visueel-esthetische) functie, tegenwoordig is de gebruiksfunctie voornaam als belevingsvorm. Parken zijn ontmoetingsplekken (o.a. groenvoorzieningen waar ruimte is om gebruikfuncties te realiseren, bv. hondenrenveld). Het Broekpark is als Jungle Park een dergelijk park.
  • 2. Plantsoenen
    Naast visueel-esthetisch, functioneren zij ook in geleding, geleiding en afscherming. In de nota Groenuitgifte wordt deze functie rondom speelvoorzieningen beschermd. Door de tijdsgeest
    worden aan plantsoenen meer natuurlijke en recreatieve functies toegekend zoals; biotoop,
    habitat of leef-/vertoefplek. Hieraan zijn taken gekoppeld als leefbaarheid, slaap-/rustplek en / of eet-/foerageerplek. Dit gebruik is voor plantsoenen een minder wenselijke ontwikkeling.
  • 3. Water

Gronden bestemd tot 'Water' zijn vaak gekoppeld aan de hoofdgroenstructuur uit het Gemeentelijk Groen Plan. Water heeft een grote speelwaarde, maar kent ook een speelrisico. Het is ideaal als informele speelruimte, maar vraagt als formele speelruimte een erg goede inrichting.

  • 4. Pleintjes

Naast gronden met de bestemming 'Groen' zijn gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijf' onontbeerlijk om de intensiteit van het speelgebruik op te vangen, zoals straatvoetbal. Tevens geeft het een andere speelfunctie. Woonstraten (30-km zone), hoven, voetpaden en pleintjes
zijn zeer geschikt als informele speelruimte (hinkelen / touwtjespringen). Ook zijn deze gronden geschikt te maken voor formele speelruimte.

  • 5. Schoolpleinen

Gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn als wijkwelzijnsvoorziening bij uitstek
geschikt als formele speelruimte. Soms zijn ze openbaar toegankelijk, soms semi-openbaar en soms ook niet openbaar. Zij vormen een sociale ontmoetingsplek in de wijk waar vele activiteiten worden georganiseerd. In het plangebied ligt overigens geen school die openbaar
toegankelijk is.

3.3.18.2 Formele speelruimte

De verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van als zodanig met speeltoestellen ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een zogenoemde spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een denkbeeldige cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogenoemde verzorgingsgebied markeert.

De inrichting met speeltoestellen wordt getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

3.3.19 Hengelo Verduursamen; Duurzaamheidsagenda 2012-2016

In deze Duurzaamheidsagenda staat het veranderproces naar een duurzame en toekomstbestendige stad centraal. Het gaat om een essentiële verandering van het Hengelose sociaal-economisch systeem naar een systeem dat anders en zuiniger omgaat met zijn grondstoffen, dat draait op hernieuwbare energiebronnen, en waarin maatschappelijke en ecologische waarden even belangrijk zijn als economische waarden. Voor een verandering van een traditionele economie naar een duurzame economie is een beweging noodzakelijk waarin belangenafweging op lange termijn belangrijker is dan korte termijn winst. Dit alles gaat zowel op voor de bedrijven, organisaties en instellingen als voor de burgers cq consumenten.

De meeste aandacht leek lange tijd uit te gaan naar een defensieve aanpak, gericht op vermindering van de milieubelasting. De laatste jaren zien we zien echter een belangrijke stroming ontstaan die zich baseert op nieuwe inzichten, kennis en technologie. Die opereert vanuit het besef dat het denken in samenhangende ketens (wat heeft effect op wat) noodzakelijk is om effectief te zijn en èchte oplossingen te vinden.

Het is onze gezamenlijke opgave te zoeken naar maatregelen die ervoor zorgen dat onze samenleving vitaal blijft, zowel economisch gezien (profit) als waar het gaat om de gezondheid van mensen (people) en die van de natuur (planet). Zo kunnen we bijvoorbeeld zoeken naar manieren om lucht- en water- en bodemkwaliteit te verbeteren. We kunnen manieren vinden om de stad te vergroenen en de biodiversiteit in de stad te laten toenemen. Dit heeft niet alleen waarde voor de natuur, maar heeft ook een positief effect op de inwoners van Hengelo. We kunnen onze producten opnieuw leren ontwerpen zodat alle materialen na gebruik demontabel zijn en weer hernieuwbare grondstof worden. We kunnen zoeken naar alternatieven voor toxische materialen zodat de omgeving schoon blijft en producten goed zijn voor onze gezondheid. We kunnen inzetten op nieuwe technologie voor het opwekken van hernieuwbare energie. We kunnen op zoek naar nieuwe werkvormen waar mensen naast hun kwaliteiten ook hun behoeften in mogen brengen en waar de potentie van mensen volledig tot zijn recht kan komen.

Zo kan Hengelo op weg naar een duurzame en toekomstbestendige stad in 2030 en daarmee een bijdrage leveren aan de gewenste voorbeeldfunctie van Twente op het gebied van technologie en innovatie.

Het natuurlijk systeem van de aarde is steeds sterker door menselijk handelen beïnvloed en daardoor in een kritische situatie terechtgekomen. De vitaliteit van natuurlijke mondiale systemen zoals het klimaatsysteem en de grote ecosystemen is in het geding. Voor een belangrijk deel wordt dat veroorzaakt door onze eigen levensstandaard die er voor zorgt dat we meer voedselproductieruimte innemen, meer energie verbruiken, meer materie verbruiken en meer schoon water consumeren dan verantwoord is. Ook de groeiende wereldbevolking en de groeiende welvaart in niet-westerse delen van de wereld draagt daaraan bij.

De C2C principes die wij daarbij inhoudelijk hanteren zijn:

  • Voorkomen van schaarste door grondstoffen terug te brengen in biologische of technische kringlopen;
  • Voorkomen van schade door gebruik van toxische stoffen zoveel mogelijk te vermijden of niet in de leefomgeving te laten lekken als afval, uitstoot of emissie;
  • Gebruik maken van hernieuwbare of oneindige energiebronnen als biomassa, zon, wind en aardwarmte;
  • Stimuleren van biodiversiteit o.a. door vitaliseren van bodem, water en lucht;
  • Stimuleren van diversiteit in mensen, kwaliteiten, expertise, ideeën, en innovatieve oplossingen.

Uitgaande van de eerder genoemde C2C principes willen we de verandering in Hengelo inzetten vanuit 3 invalshoeken;

  • Economie;
  • Klimaat en energie;
  • Leefomgeving - natuur, water, biodiversiteit.

Wat we nodig hebben om te veranderen is educatie, creativiteit en innovatie. We hebben niet alleen technische innovatie nodig, maar ook innovatieve business- en verdienmodellen, nieuwe creatieve financiële constructies, nieuwe multidisciplinaire samenwerkingsverbanden en cross-sectorale verbindingen.

3.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is op 26-05-2015 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden. Zie Bijlage 1 Watertoets.

Op het oppervlaktewater (20-5-5-7 en 20-5-5-8), grofweg gelegen ten zuiden en ten noorden van de Pastoor Eppinkstraat, ten zuiden van de Meester Verbernesrraat en ten oosten van de Pastoor Geertmanstraat is de keur van het waterschap Vechtstromen van toepassing. Die keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met daarbij opgenomen een aantal voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur.

Binnen het plangebied Beckum is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Waar mogelijk wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen het hemelwater en het afvalwater gescheiden afgevoerd. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied is geen sprake van hoge grondwaterstanden. Het oppervlaktewater zal daar waar dat mogelijk is weer zichtbaar worden gemaakt en natuurvriendelijker worden ingericht.

4.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om afwijking aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Aangezien het bestemmingsplan een beheersmatig karakter kent, zullen er naar verwachting geen consequenties zijn voor de actuele natuurwaarden in het plangebied.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

4.3.2 Archeologie; beleid

De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied.

Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is in paragraaf 4.3.3 weergegeven. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.

4.3.3 Archeologie; het plangebied
4.3.3.1 Archeologische verwachtingswaarden

Binnen het plangebied liggen meerdere zones met verwachtingswaarden. In het zuidelijke deel ligt een gebied met dekzandhoogten met plaggendekken. Het betreft hier relatief hoge en grote dekzandruggen waarop sinds de middeleeuwen bouwlanden zijn aangelegd en waarop vanaf het einde van de late middeleeuwen dikke enkeerdgronden zijn ontstaan. Dergelijke dekzandruggen met oude bouwlanden blijken van oudsher de meest gunstige condities voor vroege landbouwers geboden te hebben en doorgaans worden op die ruggen, onder een dik plaggendek, sporen van bewoning, landbouw en begravingen gevonden, soms teruggaand tot in het Midden-Neolithicum. Gezien de grote kans op de aanwezigheid van archeologische sporen hebben deze gebieden een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien zijn eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen door de beschermende werking van een dik plaggendek ook vaak redelijk goed in de bodem behouden.

Een dergelijke dekzandrug bevindt zich ook in het noordoostelijke deel van het plangebied, met dien verstande dat daarop geen oude bouwlanden zijn ontstaan en daardoor ook geen plaggendek aanwezig is. Ook deze zone heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde.

Binnen het plangebied liggen bovendien nog enkele verdwenen boerderij-erven die reeds aan het einde van de late middeleeuwen vermeld worden. Oudere voorgangers van deze erven , uit de volle middeleeuwen of de vroege middeleeuwen lagen doorgaans binnen een straal van 200 meter rond de vermelde erven. Daarvan kunnen nog de archeologische resten en sporen aanwezig zijn. Daarom is er een bufferzone opgenomen die een hoge archeologische verwachting heeft.

Het overige deel van het plangebied ligt in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden waren kennen niet de lange bewonings- en gebruik continuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0014.png"

Afbeelding 7: Uitsnede uit de archeologische verwachtingskaart

4.3.3.2 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vindplaatsen gemeld in het landelijk datasysteem ARCHIS.

4.3.3.3 Uitgevoerde onderzoeken in het plangebied

Binnen het plangebied is een archeologische onderzoek uitgevoerd: ARCHIS-onderzoeksmelding 33381: Vanwege bouwwerkzaamheden uitgevoerd karterend booronderzoek. Er zijn geen behoudenswaardige archeologische resten aangetroffen en besloten is om geen vervolgonderzoek uit te voeren.

4.3.3.4 Archeologie in het bestemmingplan Beckum 2015

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 geldt een onderzoeksverplichtingen met vrijstellingsgrenzen voor zones met een hoge verwachtingswaarde en zones met een middelhoge verwachtingswaarde.

Bij het opstellen van de archeologische verwachtingswaardenkaart is rekening gehouden met gebieden en locaties waar de bodem, als gevolg van graafwerkzaamheden in recente tijden, zodanig is vergraven dat er geen archeologische resten en sporen meer aanwezig kunnen zijn. Dit kon echter niet voor het gehele centrum tot in detail en op perceelsniveau worden geïnventariseerd. Voor maar een beperkt aantal locaties is op de kaart aangeduid waar dit het geval is.

Hoewel er per verwachtingszone onderzoeksverplichtingen gelden indien bij initiatieven waarvoor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure nodig is en waarbij de omvang van de te voorziene bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen ligt, is het niet altijd zinvol om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Er zal aan de hand van historische gegevens gekeken moeten worden naar de recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse en op basis daarvan kan blijken dat onderzoek niet nodig is.

In een quick-scan zal de regio-archeoloog namens het bevoegd gezag beoordelen of er archeologisch onderzoek nodig is. De initiatiefnemer wordt gevraagd om relevante gegevens aan te leveren. Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde

In zones met een hoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uit gevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 2500 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is. Ook de bufferzone rond erven valt hieronder.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde

In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uit gevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

4.3.4 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

4.3.5 Cultuurhistorie; het plangebied
4.3.5.1 Historische ontwikkeling van het plangebied

Tot in de 19e eeuw was Beckum een buurtschap in de marke Beckum met een aantal boerderijerven op een aantal grotere en kleinere dekzandruggen langs de Hagmolenbeek. Vanuit deze erven, die voor het merendeel al uit de Late Middeleeuwen dateren zijn er op de dekzandruggen bouwlandcomplexen ontstaan ('essen') en werden tussenliggende lagere gronden ontgonnen en ingericht als weide- en hooilanden. De essen en weide- en hooilanden van Beckum vormden een eiland in een uitgestrekt gebied van droge en natte heidegronden die door de gewaarde erven van de marke Beckum in gedeeld gebruik waren.

Met de oprichting van een eigen waterstaatskerk in 1820, en een school ontstond in de voortgaande 19e eeuw geleidelijk het kerkdorp Beckum. Desondanks bleef de bebouwing tot na WOII nog zeer beperkt. In 1899 telt het dorp Beckum 12 woningen met hierin 44 bewoners. Pas vanaf het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw, na het rechttrekken van de weg Hengelo-Haaksbergen neemt de verdichting met huizen toe maar pas na de jaren zeventig ontwikkeld het dorp Beckum pas tot het dorp zoals we het nu kennen.

Een toename van bebouwing wordt pas na het rechttrekken van de weg Hengelo-Haaksbergen na de Tweede Wereldoorlog gerealiseerd. De eerste verdichting werd vanaf 1974 tussen deze straat en de doorgaande Haaksbergerstraat aangelegd. Vanaf 1982 werd ook ten oosten van de Haaksbergerstraat bebouwing gerealiseerd in de vorm van de woonbuurt Eekendiekske. De eerste dorpsvorming vond plaats in de bocht van de doorgaande zandweg tussen Delden en Haaksbergen. Dit is globaal de nog bestaande Beckumerschoolweg, genoemd naar het schooltje dat daar in het begin van de 19e eeuw is opgericht. Ook de Beckumerkerkweg is een weg die in het begin van de 19e eeuw al als een weg aanwezig te zijn. Dit is de weg waaraan de Kerkhoek lag. Het gesloopte waterstaatskerkje uit 1820 lag iets ten noordoosten van de huidige Blasiuskerk . Ook de huidige begraafplaats aan de Beckumerkerkweg is oorspronkelijk aangelegd gelijktijdig met de oprichting van het waterstaatskerkje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0015.png"

Afbeelding 8: Situatie aan het einde van de 19e eeuw

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0097-0301_0016.png"

Afbeelding 9: Situatie in 1937

4.3.5.2 Historisch geografische kenmerken

In de huidige situatie vormen de Beckumerschoolweg en de Beckumerkerkweg nog de ruimtelijke relicten van de twee oude wegen uit de 19e eeuw. Ook de begraafplaats aan de Beckumerkerkweg dateert uit de 19e eeuw.

4.3.5.3 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 90 rijksmonumenten (RM), 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 10 met de status voorgedragen), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn er door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/ de Noork.

In het plangebied bevinden zich geen monumenten en karakteristieke panden.

4.3.5.4 Aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

4.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, lucht en geluid.

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te voorkomen dat er knelpunten ontstaan tussen bedrijvigheid en gevoelige functies (zoals wonen), moet tussen deze functies voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden. In de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering worden voor een groot aantal activiteiten zoneringsafstanden geadviseerd. Deze VNG-uitgave wordt algemeen geaccepteerd als richtlijn voor de aan te houden afstanden. Aan de hand van deze richtlijn zijn de bedrijfsactiviteiten in- en rondom het plangebied geïnventariseerd.

In en nabij het plangebied Beckum bevinden zich enkele bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.

Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Beckum specifiek rekening gehouden moet worden.

4.4.2 Bodem

Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

4.4.3.1 Verkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan Beckum is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt.

Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.

4.4.3.2 Railverkeer

In of nabij het bestemmingsplan Beckum zijn geen spoorwegen aanwezig. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

4.4.3.3 Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geluidgezoneerde industrieterreinen. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

4.4.3.4 Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan Beckum is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

4.4.4 Externe veiligheid
4.4.4.1 Risicovolle bedrijven

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen( Bevi). Ook zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied.

4.4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van (spoor)wegen waarover routeplichtige stoffen worden vervoerd. Het plangebied wordt doorsneden door de Haaksbergerstraat. Over deze weg worden diesel en benzine vervoerd ten behoeve van bevoorrading van een tankstation. Gelet op het geringe aantal vervoersbewegingen en het conserverende karakter van dit plan is het aspect externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen niet relevant.

4.4.4.3 Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen.

Op circa 300 meter van het plangebied ligt een aardgastransportleiding. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van deze leiding.

4.4.4.4 Hoogspanningsleidingen

In of nabij het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Beckum is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering voor dit plan.

4.4.6 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. In het bestemmingsplan Beckum worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.

4.4.7 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die van invloed zijn op de ongestoorde werking van de radar, vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.4.8 Invliegfunnel

De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. In elke baanrichting ligt een landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. Omdat het beginpunt van beide vlakken verschillend kan zijn (afhankelijk van de ligging van de landingsdrempel) kunnen beide vlakken verschoven ten opzichte van elkaar liggen. Dit laatste is een wijziging ten opzichte van de funnel zoals die tot nu toe werd gebruikt, daar lagen het start- en naderingsvlak op elkaar. De toegestane hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de desbetreffende landingsdrempel. Het plangebied ligt in het deel van de funnel waar de maximaal toelaatbare hoogte 180 meter boven NAP bedraagd. De toegestane bouwhoogte op basis van het bestemmingsplan blijft hier ruimschoots onder. De funnel heeft derhalve geen consequenties voor het bestemmingsplan. Een weergave van de funnel van het vliegveld is als Bijlage 3 Invliegtunnel bijgevoegd.

4.5 Beheer

Aangezien het bestemmingsplan Beckum 2015 een conserverend karakter kent, heeft het geen consequenties voor het beheer en onderhoud van het openbaar gebied.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Beckum 2015 is conserverend van karakter. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. Derhalve is het plan financieel haalbaar.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

De geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken zijn niet ouder dan 10 jaar. Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken uit 2005. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2005 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

5.3.2.1 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden

Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden is (hobbymatig) agrarisch gebruik mogelijk. Daarnaast is extensief recreatief medegebuik ook toegestaan. Het oprichten van kleine bouwwerken ten dienste van de bestemming is mogelijk.

5.3.2.2 Bedrijf

Binnen het plangebied is één bedrijf gelegen, het bezineservicestation aan de Haaksbergerstraat. Binnen de bestemming Bedrijf is uitsluitend dit bedrijf toegestaan. De bijbehorende bedrijfswoning is specifiek aangeduid.

5.3.2.3 Bos

Op de gronden met de bestemming Bos zijn bos, bebossing en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming Bos zijn, met uitzondering van nutsgebouwen, geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan.

5.3.2.4 Gemengd

Op de gronden met de bestemming Gemengd is een verzameling van functies toegestaan, zoals bijvoorbeeld winkels, dienstverlenende instellingen, bedrijven en kantoren. Wonen is tevens toegestaan.

Café Halfweg aan de Pastoor Ossestraat 40 heeft de aanduiding 'horeca' gekregen, zodat hier horeca is toegestaan.

5.3.2.5 Groen

Op de gronden met de bestemming Groen is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voetpaden en fietspaden is eveneens toegestaan. Gelet op het toenemende belang van waterberging is ook de afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater toegestaan binnen de bestemming.

Binnen de bestemming is de schuur behorende bij het perceel Beckumerkerkweg 13 specifiek aangeduid. Ook zijn nutsvoorzieningen toegestaan. Voor het overige zijn regels opgenomen ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.3.2.6 Horeca

Het Wapen van Beckum is bestemd als Horeca. Binnen deze bestemming zijn horeca 1 activiteiten en horeca 2 activiteiten toegestaan. De bijbehorende bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid.

5.3.2.7 Maatschappelijk

Op de gronden met de bestemming Maatschappelijk zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In het plangebied hebben de aanwezige begraafplaats, school, kerk en parochiehoes deze bestemming gekregen.

Onderwijs en educatieve doeleinden zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' op de verbeelding.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' is een begraafplaats toegestaan.

5.3.2.8 Sport

De gronden behorende tot het sportpark de 'Kruud'n hof' zijn bestemd als Sport. De bestemming laat sportterreinen ten behoeve van balsport toe. Op de gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen buiten het bouwvlak worden opgericht.

5.3.2.9 Verkeer

Op de gronden met de bestemming Verkeer zijn verkeerszones toegestaan, die een doorgaand karakter hebben. In het plangebied is de Haaksbergerstraat bestemd als Verkeer. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk binnen deze bestemming.

5.3.2.10 Verkeer-Verblijfsgebied

Op de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn woonstraten en woonerven toegestaan. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied.

5.3.2.11 Water

De waterlopen die op de legger van het waterschap Vechtstromen zijn aangeduid zijn bestemd als Water. Gebouwen mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

5.3.2.12 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen zijn woningen toegestaan. Het is toegestaan om binnen de woonbestemming een vrij beroep uit te oefenen. .

Binnen de bestemming Wonen zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 40 m2 in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Op de verbeelding zijn onder andere bouwgrenzen, maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. In de regels zijn de overige bebouwingsregels aan te treffen. De maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen wordt gerelateerd aan de kavelgrootte. Verder wordt, indien er aan-/uit- en bijgebouwen worden opgericht op dat gedeelte van het perceel waar het hoofdgebouw nog als hoofdgebouw uitgebreid kan worden, deze oppervlakte niet meegeteld in de maximaal toegestane oppervlakte aan aan-/uit- en bijgebouwen.

5.3.2.13 Leiding - Hoogspanning

In dit bestemmingsplangebied ligt een heel klein deel van de belemmeringsstrook van een hoogspanningsleding. De belemmeringsstrook is op de verbeelding bestemd met de dubbelbestemming 'Leiding- hoogspanning'. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Ter bescherming van de leiding is voor bepaalde werken een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

5.3.2.14 Waarde - Archeologie Hoog

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.15 Waarde - Archeologie Middel

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

5.3.2.16 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt de aanvullende werking van de bouwverordening voor zover betrekking hebbend op de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening buiten werking gesteld. Zou dit niet het geval zijn dan zouden deze stedenbouwkundige bepalingen automatisch de in de, in het bovenstaande beschreven, bestemmingen geboden ruimte inperken. Voor een aantal stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening is echter een uitzondering opgenomen: deze blijven wel gelden.

5.3.3.3 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.3.4 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.

5.3.3.5 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

5.3.3.6 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

5.3.3.7 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.4.2 Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit"

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Wijkzaken, veiligheid en leefomgeving (WVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

5.5 Retrospectieve toets

5.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

5.5.2 Plangebied

Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt.

In die gevallen waarin het huidige gebruik strijdig is met het vigerende bestemmingsplan is het huidige gebruik ingepast als er hiervoor in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend. In sommige gevallen is in het vorige bestemmingsplan het destijds bestaande gebruik niet goed ingepast.

De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

Appelhof 2 t/m 40   Het bestemmingsplan Wozoco Beckum (bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer-Verblijfsgebied) is opgenomen in het bestemmingsplan Beckum 2015.  
Beckumerkerkweg 2   Noordelijk deel van het perceel bestemming 'Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde' gewijzigd in 'Wonen' zonder bouwvlak.  
Beckumerkerkweg 3   De bestemming 'Nutsvoorzieningen' is vervangen door de bestemming 'Maatschappelijk' en de aanduiding 'nutsvoorziening'  
Beckumerkerkweg 13   De bestemming van het achterste deel van het perceel is gewijzigd van 'Groenvoorzieningen' in 'Wonen'.  
Beckumerkerkweg 13   De bestaande schuur is aangeduid als 'bijgebouwen'.  
Beckumerkerkweg 20   De bestemming 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' is gewijzigd in 'Horeca'.  
Beckumerkerkweg 20   Het bouwvlak ten behoeve van de horeca is vergroot.  
Beckumerkerkweg 20   Het bouwvlak en de aanduiding ten behoeve van de bedrijfswoningen zijn vergroot.  
Beckumerkerkweg 20a en 24   De 'specifieke bouwaanduiding -1' is opgenomen.  
Beckumerkerkweg 27   Het bouwvlak is vergroot.  
Beckumerkerkweg 27   De peuterspeelzaal is specifiek aangeduid.  
Beckumerkerkweg 27 (sportvelden)   De bestemming van de gronden kadastraal bekend als gemeente Hengelo, sectie H, nummers 1022 en 1064, zijn gedeeltelijk gewijzigd van 'Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde' in 'Sport'.  
Beckumerkerkweg 27
(sportvelden)  
Het bebouwingspercentages binnen de bestemming 'Sport' zijn verwijderd.  
Beckumerkerkweg 27
(sportvelden)  
Ter plaatse van de gebouwen is een bouwvlak opgenomen met een maximum bouwhoogte.  
Beckumerschoolweg (ongenummerd)   De bestemming 'Groenvoorzieningen' is gewijzigd in 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Beckumerschoolweg (ongenummerd)   De bestemming 'Nutsvoorzieningen' is vervangen door de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'  
Beckumerschoolweg 1 t/m 7 (oneven)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 5 en 7   Voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Beckumerschoolweg 15 en 17   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 20 t/m 36a (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 28 en 30   De doorsteek tussen de percelen Beckumerschoolweg 28 en 30 is buiten het bouwvlak gelegd.  
Beckumerschoolweg 29 t/m 49 (oneven)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 31 t/m 37 (oneven)   Voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Beckumerschoolweg 50 t/m 66 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 51 en 53   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Beckumerschoolweg 57 t/ 71 (oneven)   De bestemming 'Gemengde doeleinden' is gewijzigd in 'Wonen' met een maximum bouwhoogte van 11 meter ter plaatse van de Beckumerschoolweg 57, 59 en 61 en een maximun goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter ter plaatse van de Beckumerschoolweg 63 tm 71 (oneven).  
Beckumerschoolweg 64 en 66   Het plangebied is uitgebreid met de percelen kadastraal bekend gemeente Hengelo sectie H, nummers 01158 (gedeeltelijk), 01609 en 01610 (gedeeltelijk).  
Borgelinkstraat (ongenummerd)   De bestemming 'Groenvoorzieningen' is gewijzigd in 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Borgelinkstraat 1 t/m 19 (oneven)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Borgelinkstraat 1 t/m 19 (oneven)   Voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Borgelinkstraat 8 t/m 12 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Haaksbergerstraat 179   De bestemming 'Bedrijf' (voorheen LPG vulpunt) ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie H, nummer 01457 is gewijzigd in 'Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde'.  
Haaksbergerstraat 179   De aanduiding 'uitsluitend benzineverkooppunt toegestaan' is verwijderd.  
Haaksbergerstraat 179   De wijzigingsbevoegdheid is verwijderd.  
Haaksbergerstraat 185   De bestemming 'Groen' grenzend aan de kerk is gewijzigd in 'Maatschappelijk'.  
Haaksbergerstraat 185   Het bouwvlak ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' is gewijzigd.  
Haaksbergerstraat 185   De maximum bouwhoogte ter plaatse van de woning behorende bij de kerk is gewijzigd naar 10 meter.  
Haaksbergerstraat 191 t/m 195 (oneven)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Haaksbergerstraat 191 t/m 195 (oneven)   Binnen het bouwvlak voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Haaksbergerstraat 197   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Haaksbergerstraat 197   De 'specifieke bouwaanduiding -1' is opgenomen.  
Haaksbergerstraat 197   Binnen het bouwvlak voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Haaksbergerstraat 199 en 199a   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Haaksbergerstraat 199 en 199a   Binnen het bouwvlak voor deze percelen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Haaksbergerstraat 199   Het plangebied is vergroot met het perceel kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie H 01066 (gedeeltelijk). Dit deel is bestemd als 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschappelijke waarden'.  
Kerkpad (ongenummerd)   De bestemming van de percelen kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie G, nummers 01010 01394 (gedeeltelijk) is gewijzigd van 'Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde' in 'Bos'.  
Kerkpad 9   De bestaande school is aangeduid als 'onderwijs'.  
Meester van Manenstraat (ongenummerd)   De bestemming 'Groenvoorzieningen' is gewijzigd in 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Meester van Manenstraat 1 t/m 9 (oneven)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Meester van Manenstraat 2 t/m 10 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Meester Verbernestraat 2 t/m 10 (even), 3 t/m 11 (oneven), 42 t/m 50 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Meester Verbernestraat (ongenummerd)   De bestemming 'Groenvoorzieningen' is gewijzigd in 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Pastoor Eppinkstraat (ongenummerd)   De bestemming 'Nutsdoeleinden' in de doorsteek tussen de Pastoor Eppinkstraat en het Kerkpad is gewijzigd in 'Bos'.  
Pastoor Eppinkstraat (ongenummerd)   De bestemming van de doorsteek tussen het Pastoor Eppinkstraat naar het Kerkpad is gewijzigd van 'Verkeer-Verblijfgebied' naar 'Bos'.  
Pastoor Eppinkstraat (ongenummerd)   De bestemming 'Groenvoorzieningen' is gewijzigd in 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Pastoor Eppinkstraat (ongenummerd)   Voor de percelen kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie H, nummer 01532 is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Pastoor Eppinkstraat 8 t/m 14 (even), 13 t/m 25 (oneven   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Pastoor Eppinkstraat 19 t/m 25 (oneven)   Voor het perceel kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie H, nummer 1275 is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen.  
Pastoor Geertmanstraat 10   Het bouwvlak is vergroot.  
Pastoor Geertmanstraat 2 t/m 22 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Pastoor Geertmanstraat (ongenummerd)   De bestemming van de doorsteek naar het Eekendiekske is gewijzigd van 'Groenvoorzieningen' naar 'Verkeer-Verblijfsgebied'.  
Pastoor Geertmanstraat 20 en 22, Meester Verbernestraat 40 t/m 50 (even) en Pastoor Eppinkstraat 64, 68 en 70   Bouwvlakken samengevoegd tot één bouwvlak.  
Pastoor Ossestraat 4 t/m 14 (even)   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Pastoor Ossestraat 16 en 18   De maximum goot- en bouwhoogte is gewijzigd naar respectievelijk 6 en 10 meter.  
Pastoor Ossestraat 22T01   De bestemming 'Nutsvoorzieningen' is vervangen door de bestemming 'Wonen'  
Pastoor Ossestraat 34   De bestemming 'Wonen' is gewijzigd in 'Gemengd' met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter.  
Pastoor Ossestraat 40   Het bouwvlak is vergroot.  
Pastoor Ossestraat 44   Het bouwvlak is vergroot.  

5.6 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Daarnaast zal tevens een inloopavond worden georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan.

5.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Vooroverleg heeft o.a. plaatsgevonden met de provincie Overijssel, het Waterschap, het Oversticht en de Gasunie. Er zijn geen op- of aanmerkingen binnengekomen.

5.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.