Plan: | Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0164.BP0091-0301 |
Het vigerende bestemmingsplan in het plangebied zijn grotendeels verouderd, hierdoor zijn ongewenste ontwikkelingen niet tegen te houden en gewenste ontwikkelingen moeilijk realiseerbaar. Daar komt bij dat de vigerende regelingen onderling sterk van elkaar verschillen, waardoor er een behoefte is aan standaardisering. Tot slot heeft de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geresulteerd in een verplichting tot het actualiseren en digitaliseren van bestemmingsplannen.
Tegen deze achtergrond startte de gemeente Hengelo met het actualiseren van haar bestemmingsplannen. Eén van deze actualisatiebestemmingsplannen is het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Twentekanaal'. De gemeenteraad heeft op 2 juli 2013 dit bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Bij de Raad van State zijn twee beroepschriften binnengekomen. Op 23 april 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan en de beroepen deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard, waardoor het plan onherroepelijk is geworden.
Tijdens de procedure van het plan bleek echter dat de Noordelijke Kanaalzone buiten de voornoemde actualisatie gehouden diende te worden omdat de bestemmingsplanprocedure de lopende ontwikkelingen in dat gebied doorkruiste en daardoor vertraging zou gaan opleveren. Voorliggend bestemmingsplan heeft tot taak het hiaat in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal te vullen door te voorzien in een passend planologisch toetsingskader voor de Noordelijke Kanaalzone.
Het bestemmingsplan dat ter plaatse geldt, dateert uit eind jaren '50. Dit plan maakt onder andere realisatie van zware industrie mogelijk in het plangebied. Dat is niet langer wenselijk, gelet op de huidige milieu-eisen. Voorliggend plan voorziet derhalve ook in de behoefte om de gebruiksmogelijkheden aan te laten sluiten bij de actuele inzichten ten aanzien van milieuzonering.
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone' bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Het Masterplan Verbetering Twentekanaal (2004) dat is opgesteld door de gemeente Hengelo en de Belangenvereniging Industrieterrein Twentekanaal (BIT) heeft mede ten grondslag gelegen aan de juridische regeling in het bestemmingsplan. Aan het masterplan is een uitvoeringsplan gekoppeld, waarin maatregelen worden benoemd die de positie en het ruimtelijk-economisch functioneren van het bedrijventerrein blijven verbeteren. In 2010 zijn het masterplan en uitvoeringsplan geactualiseerd (zie ook paragraaf 3.3.2).
Naar aanleiding van vragen van omwonenden van het bedrijventerrein Twentekanaal over de mogelijke gevolgen voor hun gezondheid als gevolg van diverse bedrijfsactiviteiten heeft de gemeente de GGD Regio Twente, de RIVM en de VROM-inspectie gevraagd het 'Milieugezondheidsonderzoek bedrijventerrein Twentekanaal Hengelo' uit te voeren. Voor het volledige Milieugezondheidsonderzoek en de aanbevelingen voor milieu wordt verwezen naar de Milieuaspectenstudie in bijlage 5. Het milieugezondheidsonderzoek maakt daar als bijlage V deel van uit.
Geconcludeerd wordt in het onderzoek dat de bestemmingsplannen voor het bedrijventerrein Twentekanaal verouderd zijn en niet tijdig zijn geactualiseerd. De gemeente was destijds in 2011 al begonnen met een totale herziening van deze bestemmingsplannen en heeft toegezegd om daarbij gebruik te maken van de aanbevelingen uit dit GGD-rapport.
Aanbevolen wordt om in het nieuwe bestemmingsplan een zonering op te nemen zodat zware industrie op voldoende afstand van de woonbebouwing wordt gevestigd. Ook wordt aanbevolen om kritisch te kijken naar bestaande uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven aan de noordzijde van het bedrijventerrein.
In het actualisatiebestemmingsplan 'Bedrijventerrein Twentekanaal' zijn de adviezen vanuit het Milieugezondheidsonderzoek overgenomen. Aangezien ook de woningbouw direct ten noorden van het plangebied Noordelijke Kanaalzone bij het Milieugezondheidsonderzoek is meegenomen en het plangebied deel uitmaakt van het bedrijventerrein Twentekanaal, worden ook voor het voorliggende bestemmingsplan de aanbevelingen vanuit dat onderzoek overgenomen.
Het plangebied wordt aan de oost-, noord- en zuidzijde begrensd door de grenzen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal en aan de westzijde door het tracé van de door te trekken Laan Hart van Zuid.
Een begrenzing van het bestemmingsplan is weergegeven in afbeelding 1.
Afbeelding 1: Begrenzing plangebied
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone' vormt een actualisatie van het ter plaatse geldende plan.
Naam bestemmingsplan | Tekeningnummer | Vaststelling Raad | Goedkeuring GS |
Berflo Es, partieel uitbreidingsplan | 48-01-05 | 18-03-1958 | 03-06-1958 |
Afbeelding 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan
Afbeelding 2 geeft een uitsnede weer van het geldend bestemmingsplan. Het plangebied is bestemd als industrie. Dit houdt in dat fabrieken, werkplaatsen, pakhuizen, opslagplaatsen, bedrijfsgarage's en dergelijke, al dan niet met bijbehorende kantoren en labaratoria mogen worden opgericht. Elk perceel dat tot industrie is bestemd, moet voor ten minste 30% onbebouwd en onoverdekt blijven.
Het plangebied maakt in zijn geheel deel uit van het bedrijventerrein Twentekanaal Noord. Dit is het oudste deel van het bedrijventerrein Twentekanaal. De ligging van het gehele bedrijventerrein aan het kanaal trok grote bedrijven aan, met een duidelijke relatie met het water (transport, op- en overslag). Het plangebied biedt ruimte aan één bestaand bedrijf, Stork Thermeq, en een aantal kavels waar bedrijven zich kunnen vestigen.
Een veel gebruikte methode om de invloed van bedrijven op de omgeving in beeld te brengen is de methode die door de VNG in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" wordt beschreven. Voor verschillende bedrijfstakken is de effectafstand op woningbouw voor de indicatoren "geur", "stof", "geluid" en "gevaar" in beeld gebracht. Op basis hiervan zijn bedrijfstakken ondergebracht in categorieën, waarbij aan iedere categorie een afstand is gekoppeld. In deze systematiek is categorie 1 het lichtst en categorie 6 het zwaarst. In het geval van het plangebied geldt dat het onderdeel uitmaakt van het geluidgezoneerde bedrijventerrein Twentekanaal (industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder). Het geluidaspect van bedrijven die op het gezoneerde bedrijventerrein liggen, wordt geregeld in de vastgestelde geluidszone. In geval van een wettelijke geluidzone dient voor het aspect geluid de Wet geluidhinder als toetsingskader en niet de systematiek van bedrijven en milieuzonering. Bij het toekennen van milieucategorieën wordt het aspect geluid dus niet meegenomen, maar wel de overige aspecten geur, stof en gevaar. Het in het plangebied reeds aanwezige bedrijf, Stork Thermeq, valt voor wat betreft de overige aspecten van de milieuzonering in categorie 3.
Het plangebied kent een goede ontsluiting. Door het gebied loopt een ontsluitingsweg in de vorm van een ringweg waar de bedrijven op zijn ontsloten. Die ring takt op dit moment nog aan op de Boekeloseweg, maar zal op termijn worden aangesloten op de door te trekken Laan Hart van Zuid. Zowel nu als in de toekomst zal het plangebied via de genoemde wegen goed te bereiken zijn via de snelweg A35. In de
In het plangebied zelf zijn geen burgerwoningen of bedrijfswoningen gelegen. Ten noorden van het plangebied ligt de woonbuurt Berflo Es Zuid. Evenmin zijn sport- en recreatievoorzieningen in het gebied aanwezig.
In het plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel ligt ten noorden van het plangebied de Omloopleiding/Bornsebeek en ten zuiden van het plangebied het Twentekanaal. Aan de zijde van het Twentekanaal is een kade aangelegd. De Omloopleiding / Bornsebeek is een watergang van het waterschap waarvoor de keur geldt. Deze strook van 5 meter ligt echter buiten het plangebied.
In april 2013 is het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende kaart hoofdgroenstructuur vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. Deze structuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.
Belangrijke dragers van de hoofdgroenstructuur zijn beken en groenzones langs wegen. Aan de westzijde van het projectgebied is dat de Boekelose Weg. Deze wordt begrensd door een houtwal met opgaande beplanting (o.a. zomereik, veldesdoorn, Hollandse iep en gewone plataan). De noordzijde van het projectgebied wordt gevormd door de Omloopleiding en de opgaande beplanting langs deze beek (o.a. zomereik, Hollandse linde, gewone plataan en haagbeuk). Beide groenzones vormen een essentieel onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Zij zorgen voor herkenbaarheid en oriëntatie, bieden schaduw en verkoeling, schuil- en nestelgelegenheid voor vogels, insecten en andere dieren. In het plangebied zelf is echter geen Hoofdgroenstructuur gelegen.
De in het gebied aanwezige kabels zijn geconcentreerd langs de in het gebied aanwezige ringweg. In het plangebied zijn verder geen doorgaande hoofdleidingen aanwezig.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).
Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.
Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.
Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 vastgesteld. Het vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de diverse daarop gebaseerde beleidsdocumenten. Het beleid van het Nationaal Waterplan is gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit en het veiligstellen van strategische watervoorraden. Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie artikel 4.1).
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.
De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.
Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat dan om:
Het plangebied draagt als ontwikkelingsperspectief 'bedrijventerrein'. Bedrijventerreinen kenmerken zich als werk- of voorzieningengebieden, te onderscheiden in industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen. De verkaveling en inrichting is functioneel. De terreinen zijn slechts beperkt aangesloten op omliggende wijken en landschappen. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.
Het plangebied draagt het gebiedskenmerk 'dekzandvlakte en ruggen'. Voor de dekzandruggen en -vlaktes geldt dat vanuit de omgevingsvisie een bestemmingsregeling wordt gevraagd gericht op het beschermen en instandhouden van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Binnen het plangebied zijn genoemde kwaliteiten als zodanig niet (meer) aanwezig. Dit in verband met ingrepen in de jaren 90 van de vorige eeuw.
Het overgrote deel van het plangebied valt in de stedelijke laag en is met name aangemerkt als "bedrijventerreinen 1955 - nu". De zone rond de omloopleiding ten noorden van het plangebied is aangemerkt als "woonwijken 1955-nu". De ambitie van de provincie richt zich op vitale werklocaties. Sleutelwoorden daarin zijn verbeteren van de interne structuur, verbeteren van de aansluiting op het landschap. verdichting en intensivering, profilering en differentiatie en het verbeteren van de kwaliteit van de buitenruimte en architectuur. Ten aanzien van de vaarwegen wordt geconstateerd de hoofdvaarwegen een steeds belangrijker rol krijgen in het transport van goederen. Enkele scharnierpunten met hoofdwegen en spoorlijnen worden regionale overslagcentra. Bedrijventerrein Twentekanaal is een goed voorbeeld. Het beleid is gericht op het behoud van de functie van vaarwegen. de landschappelijke uitstraling dient hier bij aan te sluiten. In de lust- en leisurelaag is het Twentekanaal aangemerkt als "recreatieve route en vaarweg".
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. Uitgangspunt is dat bestemmingsplannen niet voorzien in de mogelijkheid voor nieuwe bedrijventerreinen, wanneer deze geen onderdeel uitmaken van de gemeentelijke bedrijventerreinenvisie en wanneer daarover geen afstemming heeft plaatsgevonden met buurgemeenten en de provincie. Het voorliggende plan betreft bestaand bedrijventerrein. De voor dit plan relevante principes staan hieronder samengevat:
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de Structuurvisie Hengelo 2030 wordt verslag gedaan van de visie op de ontwikkeling van de stad. Als gevolg van allerlei ontwikkelingen, waaronder een afnemende groei van de bevolking is uitbreiding minder noodzakelijk geworden. De behoefte aan een hoogwaardige woon- en werkomgeving blijft onverminderd hoog. Hengelo wil daarom haar ontwikkelingen ombuigen van "Groei naar Kwaliteit". De toekomstige koers voor de gemeente is beschreven aan de hand van een vijftal kernopgaven. In relatie tot het bedrijventerrein Twentekanaal zijn een tweetal kernopgaven specifiek van belang:
De economische ontwikkeling zal niet langer gebaseerd zijn op oude industrieën die in Hengelo zo belangrijk waren. Nieuwe markten en producten nemen die rol over. Het faciliteren van een netwerkeconomie is de komende jaren een belangrijke opgave (versterken van de economische structuur). Deze veranderingen brengen kansen met zich mee voor de economie in Hengelo. Om deze kansen te kunnen verzilveren is kwaliteit een voorwaarde. De wensen van bedrijven veranderen als het gaat om de situering en inrichting van bedrijfslocaties. Er zal meer behoefte ontstaan aan toplocaties voor kantoren, congres- en bestuurscentra bij knooppunten van infrastructuur, kennis en economie (ruimtelijke kwaliteit).
Diverse oorzaken, waaronder veroudering en veranderende eisen van (en aan) bedrijven, hebben er toe bijgedragen dat er op Twentekanaal situaties zijn ontstaan die de kwaliteit van het terrein aantasten. Dit kan tot gevolg hebben dat zich negatieve ontwikkelingen gaan voordoen, zoals het vertrekken van bedrijven of het verlies van werkgelegenheid. Met de juiste maatregelen kunnen deze ontwikkelingen in positieve zin worden bijgebogen.
Een masterplan, met daaraan gekoppeld een uitvoeringsprogramma moet een bijdrage leveren aan de doelstelling dat Twentekanaal ook in de toekomst een strategische rol blijft spelen in het ruimtelijk-economisch functioneren van Hengelo. In dit kader is in 2004 het Masterplan verbetering Bedrijventerrein Twentekanaal opgesteld. In 2011 zijn het masterplan en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma geactualiseerd.
De hoofddoelen uit het masterplan 2004 zijn:
Het masterplan heeft daarbij een richtinggevend karakter. Vanuit het masterplan komen een aantal hoofdthema's naar voren. De belangrijkste thema's met een relatie voor het bestemmingsplan zijn:
Herstructurering wordt in het masterplan genoemd als een instrument om te komen tot een invulling van het bedrijventerrein die beter aansluit bij de huidige eisen. De belangrijkste structuur bepalende projecten binnen de herstructurering van Twentekanaal zijn:
De verplaatsing van de puinbreker is van de baan. Het is wenselijk om de kwaliteit in dit gebied te verbeteren. Deze verbetering heeft betrekking op de inpassing van de puinbreker op de huidige locatie. Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 9 november 2011 het bestemmingsplan Boekeloseweg - Toermalijnstraat vastgesteld.
Voor dit gebied is de Ontwikkelingsvisie Boeldershoek Oost vastgesteld (november 2008). Het deelgebied Boeldershoek Oost valt grotendeels buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan. In deze visie is voor het deel dat gelegen is binnen het plangebied bedrijvigheid vanaf 2012 voorgesteld.
Op enkele plaatsen, met name op de terreinen van AKZO Nobel, Thales en Twence bevinden zich vrijkomende of braakliggende bedrijfspercelen. Het ontwikkelen van een visie op het gebied is echter wel van belang.
Voor wat betreft de gronden van AKZO Nobel is de visie Boeldershoek Oost opgesteld (vastgesteld november 2012). Voor de gronden van het voormalige technology center is het bestemmingsplan Strootbeekpark (ten behoeve van bedrijvigheid) in voorbereiding.
Voor de gronden van Twence is het bestemmingsplan Boeldershoek 2009 vastgesteld (december 2011). Hierin is de ontwikkeling van de kop Boeldershoek, ten behoeve van afvalgerelateerde bedrijven opgenomen.
Het complex van Thales wordt gedeeltelijk gerenoveerd. Met de herstructurering van Thales wordt gestart in 2012. Definitieve plannen zijn nog niet bekend.
Naast de bovengenoemde herstructureringsmaatregelen zijn voor de korte en middellange termijn nog diverse maatregelen benoemd
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed.
De Wamz introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Wamz staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Wamz heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend.
Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage, met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
Op 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad het vGRP 2013-2017 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.
In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het vGRP.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.
· regenwaterhergebruik op individuele schaal;
· directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen.
· Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is:
· een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers.
· De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers.
· Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf.
De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
· Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
· Per project moet in overleg met de afdeling wegen, groen en water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
Een goede verkeers- en vervoersinfrastructuur is van groot belang voor het behouden en versterken van de kwaliteiten van de stad. Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) van juli 2003 is ontwikkeld om bestaande en te verwachten verkeers- en vervoersknelpunten op te lossen. Voor het sociaal en economisch functioneren van Hengelo is een goede bereikbaarheid van grote waarde. Behoud en versterking van bereikbaarheid in de toekomst is zeer belangrijk om de sociale en economische motorfunctie tezamen met Enschede en Almelo, voor de eigen bewoners en voor de inwoners van de regio, te kunnen vervullen. Regionaal gezien vervult Hengelo hierin een centrale positie. Ook (flankerende) maatregelen als dynamisch verkeersmanagement, vervoersmanagement, parkeermaatregelen (sturend parkeerbeleid), locatiebeleid, stadsdistributie en tariefexperimenten openbaar vervoer spelen een belangrijke rol om de leefbaarheid en verkeersveiligheid samen met het vraagstuk bereikbaarheid te verbeteren.
Voor een toekomstige uitbreiding van de A35 is een bebouwingsvrije zone van 100 meter, gemeten uit de as van de hoofdrijbaan, gereserveerd. Bij de op- en afritten geldt een afstand van 50 meter uit de zijkant van de naastgelegen verharding. In deze zone mag geen bebouwing worden gerealiseerd, tenzij hierover overeenstemming met Rijkswaterstaat is bereikt.
De gemeente Hengelo heeft voor de lokale hoofdwegenstructuur gekozen voor een tangentensysteem (Oost- en Westtangent). Bedrijventerrein Twentekanaal is gelegen aan de Oosttangent. De Oosttangent wordt gevormd door de Verlengde Kuipersdijk, Kuipersdijk, Laan van Driene en Verlengde laan van Driene, de Diamantstraat en een verlenging van de Diamantstraat. De tangenten hebben de functie de verschillende stadsdelen met elkaar te verbinden met een wegensysteem, waarop het gemotoriseerd verkeer zich vlot kan afwikkelen.
In verband met de ontwikkeling van "Hart van Zuid" is een nieuwe wegverbinding noodzakelijk tussen de Breemarsweg en de Centrumring-Zuid. Deze verbinding zal zorgdragen voor ontlasting van de bestaande buurtontsluitingswegen in Zuid en tevens een verbinding zijn tussen rijksweg A35 en het station Hengelo, als centraal openbaar vervoerknooppunt van Twente.
Ten aanzien van het goederenvervoer streeft de gemeente naar "modal shift", dat wil zeggen naar verschuiving van wegtransport naar watertransport en railtransport. Een belangrijke stap daartoe is de water/wegterminal aan het Twentekanaal. Het Twentekanaal is vergroot tot vaarklasse 5a. Daartoe zijn een aantal bruggen verhoogd, zodat grotere schepen Hengelo kunnen bereiken via de IJssel en het Twentekanaal.
In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
Parkeernormering (motorvoertuigen)
Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.
De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd.
Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies op bijvoorbeeld meer perifere locaties is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.
Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.
Er is veel discussie geweest over een aantal maatregelen die getroffen zijn uit de in december 2008 door de raad vastgestelde Nota Autoparkeren 2008 – 2012., zoals het betaald avondparkeren en het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. Er is dan ook een evaluatie uitgevoerd naar het parkeerbeleid. Het beleid is met name gewijzigd voor de parkeerregulering in de schilwijken. Uit de evaluatie blijkt dat er weinig draagvlak is voor het invoeren van betaald parkeren in de schilwijken. De verwachting is dat er meer draagvlak is voor blauwe zones als reguleringsvorm in de schil. Alhoewel een blauwe zone fraude gevoeliger is dan betaald parkeren is het een reguleringsvorm die momenteel redelijk tot goed functioneert in Hengelo en goed zou passen in de schilwijken rondom de binnenstad. In de huidige blauwe zones worden de ontheffingen gratis verstrekt. Met de invoering en het goed laten functioneren van een blauwe zone zijn kosten gemoeid, zoals handhaving en uitgifte van ontheffingen. Het verstrekken van gratis ontheffingen is dan ook niet meer haalbaar. Zowel voor de nieuwe als bestaande blauwe zones zullen ontheffingen worden verstrekt tegen betaling. Gekozen wordt voor vraagvolgend beleid in de schilwijken. Dit betekent dat bewoners zelf initiatief moeten nemen voor het aanvragen van een blauwe zone in hun wijk waarbij een meerderheid voorstander moet zijn. Daarnaast is het betaald avondparkeren afgeschaft. Ook hiervoor was nagenoeg geen draagvlak.
Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.
November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
De Nota Economisch Beleid is sinds 2003 aaangevuld met verschillende beleidsstukken. Eén daarvan is de Visie bedrijventerreinen Netwerkstad Twente uit 2011 (zie paragraaf 3.3.10).
Hengelo wil haar positie als grote binnenhaven versterken door het vervoer over water te stimuleren en ruimte te creëren voor watergebonden bedrijvigheid direct grenzend aan het Twentekanaal. De openbare kade en de damwanden van de insteekhavens zullen daartoe (gedeeltelijk) worden vernieuwd. Het terrein van KMS in Twentekanaal-Noord, dat momenteel tijdelijk is ingericht als opslagruimte, wordt ontwikkeld voor bedrijven met watergebonden activiteiten. Nieuwe laad- en loskades worden aangelegd, het kanaal wordt verdiept en een goede openbare ontsluiting wordt gerealiseerd. De herontwikkeling van de locatie Kanaalzone is mogelijk gemaakt door bijdragen van het rijk (Quickwin-middelen) en de provincie Overijssel (IMG).
Op 8 oktober 2013 is de nieuwe welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen).
Het plangebied maakt deel uit van de ontwikkeling Hart van Zuid en voor dit gebied zijn 'Richtlijnen voor Beeldkwaliteit' opgesteld (raad, 1 februari 2005). In deze richtlijnen wordt een aantal spelregels geformuleerd op gebied van beeldkwaliteit. Deze spelregels gelden als richtlijn voor de toekomstige ontwerpers van de bouw- en inrichtingsplannen voor het gehele Hart van Zuid. Daarnaast dienen deze richtlijnen als toetsingskader voor de Welstand.
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.
De kaderrichtlijn Water (KRW, richtlijn 2000/60/EC) is in 2000 van kracht geworden en heeft als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. De KRW gaat uit van het stand-still principe: De waterkwaliteit mag niet meer achteruitgaan ten opzichte van de kwaliteit zoals die aanwezig was in 2000.
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het gehele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten is ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een watertoets is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Voor het plangebied is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Dit plan is als bijlage 1 bij voorliggend plan gevoegd. Op basis van het plan heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap.
In overleg met het waterschap zijn de volgende afspraken gemaakt over de omgang met het hemelwater:
Door de beekzone in te richten als gebied dat bij hogere beekafvoeren en natte perioden onderloopt, wordt de ecologische kwaliteit van de beek verbeterd. Bij de uitwerking van de inrichting kan rekening worden gehouden met specifieke wensen van in de beek voorkomende soorten.
Op basis van deze uitgangspunten is vervolgens door de gemeente een bestektekening opgesteld. Bij zowel de bestekstekening alsook de verdere planvorming rondom de maatregelen ten aanzien van de bergingsopgave is het Waterschap Vechtstromen altijd betrokken geweest.
In het kader van de herinrichting van de Omloopleiding is de bergingsopgave van de Kanaalzone opnieuw met het waterschap besproken. Het beeld zoals dat is vastgelegd in het waterhuishoudingsplan van waterberging in de beekzone kan vanwege de beperkte beschikbare ruimte niet worden gerealiseerd. Er is gekozen voor berging in een (soms) droogvallende retentievijver met overloop naar de Omloopleiding. Er wordt aanvullend een zuiverende voorziening (helofytenfilter) aangebracht in de nevengeul naast de Omloopleiding. De bergingsvijver wordt middels een knijpconstructie verbonden met deze nevengeul die uiteindelijk overstort op de beek. Aan de noordzijde van de vijver wordt een noodoverstort gemaakt naar de beek.
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van eventuele werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:
Om inzicht te krijgen in de antwoorden op bovenstaande vragen is in 2011 een Quickscan Flora- en Faunawet uitgevoerd. Dit bestond uit een bureauonderzoek en een terreinbezoek. De resultaten van het onderzoek zijn als bijlage 2 bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. Geconcludeerd wordt dat het projectgebied een geschikt leefgebied vormt voor een aantal beschermde planten- en diersoorten. Het gaat vooral om algemene en licht beschermde soorten. Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen gaat weliswaar leefgebied verloren, maar van negatieve effecten op populaties is geen sprake. Wel kunnen op individueel niveau (tijdelijk) negatieve effecten optreden, bijvoorbeeld door verlies van leefgebied. Deze licht beschermde soorten behoren tot de categorie ‘niet ontheffingsplichtig bij ruimtelijke ingrepen’. Wel geldt ook voor deze soorten de algemene zorgplicht. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet aan de orde. Voor een aantal diersoorten is het echter niet uit te sluiten dat met de ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten kunnen optreden. Nader veldonderzoek naar deze diersoorten moet dit uitwijzen. Dit betreft nader onderzoek naar verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroute van vleermuizen binnen het plangebied (en rond de bomen langs de Boekeloseweg), langs de oevers van het Twentekanaal en het te slopen gebouw bij de ingang van het plangebied. Ook is nader veldonderzoek noodzakelijk naar de steenmarter. Er worden geen negatieve effecten verwacht op de overige zwaarder beschermde soorten in en rondom het plangebied. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet aan de orde.
Gelet op de conclusies uit de Quickscan is in 2011 een aanvullend onderzoek naar vleermuizen en steenmarters uitgevoerd, dat als bijlage 3 bij voorliggend bestemmingsplan is gevoegd. Tijdens de veldbezoeken zijn drie vleermuissoorten aangetroffen in en rondom het plangebied. Dit betroffen de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis. Allen zijn in kleine aantallen passerend en jagend in het plangebied waargenomen. Het plangebied en de directe omgeving wordt door een klein aantal vleermuizen gebruikt als vliegroute en foerageergebied. Er zijn geen belangrijke vliegroutes of foerageergebieden vastgesteld. Negatieve effecten worden niet verwacht, omdat de functionele leefomgeving van vleermuizen behouden blijven. Daarnaast zijn in de omgeving genoeg alternatieven voorhanden (o.a. de groenstructuur en omloopleiding langs de Wethouder Kampstraat). Naast het veldonderzoek van vleermuizen is tevens gelet op de aanwezigheid van steenmarter en andere (nachtactieve) beschermde soorten. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde soorten, verblijfplaatsen of sporen waargenomen. Mogelijk dat het plangebied wel onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van de steenmarter. De steenmarter beschikt echter over een zeer groot leefgebied (gemiddeld 75 hectare) en kan in een nacht grote afstanden afleggen. Vanwege de grootte van het plangebied zal dit maar een klein onderdeel uitmaken van het leefgebied van de steenmarter. In de omgeving blijft genoeg foerageergebied voorhanden. Negatieve effecten zijn dan ook niet te verwachten op de steenmarter of andere te verwachten beschermde soorten. Geconcludeerd werd dan ook dat er noch voor vleermuizen, noch voor steenmarters aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Evenmin hoeft er een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 3.
Afbeelding 3: uitsnede archeologische verwachtingskaart
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Hengelo is in het plangebied een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde aanwezig. Het gaat hier om een natuurlijke dekzandrug waarop na de middeleeuwen een dik plaggendek is ontstaan. Dergelijke zogenaamde oude bouwlanden (essen) zijn van oudsher geschikte gronden voor bewoning en landbouw. Deze dekzandrug ligt in een gebied beekdalgronden die van nature veel minder voor bewoning en landbouw geschikt waren en daarom een lage archeologische verwachtingswaarde hebben. Voor zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek verricht te worden indien bodemingrepen dieper dan 40 cm over een oppervlak van meer dan 2500 m2 zijn te voorzien. De horizontale arcering in arfbeelding 6 geeft verder aan dat in het onderzochte gebied geen archeologische waarden meer verwacht worden en dat geen onderzoek meer nodig is.
In 2011 is er door Grontmij een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (Grontmij Archeologische Rapporten 1048). Het betrof een verkennend booronderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 4 bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. Op grond van de resultaten daarvan werd door Grontmij de volgende conclusie getrokken: "Op basis van de bodemkundige situatie in het plangebied kan de middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde worden bijgesteld naar laag. Door de aanwezigheid van verschillende leemlagen kan infiltrerend grondwater stagneren, waardoor het gebied in het verleden vermoedelijk natter is geweest. De vaak in relatief dunne lagen aangetroffen plantenresten bevestigen dat er slechts een relatief korte drogere periode moet zijn geweest. Daarnaast geeft het ontbreken van duidelijke bodemvorming aan dat het plangebied in het verleden geen gunstige locatie voor bewoning is geweest (hoog en droog). Ook zijn er geen indicatoren aangetroffen die op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied duiden."
Op basis van de conclusies uit het rapport van Grontmij is door de regio-archeoloog aan de gemeente geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren en het plangebied voor wat betreft archeologische waarden vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Daarom is op de actuele versie van de archeologische waardenkaart door middel van een horizontale lijnarcering aangegeven dat er geen archeologische waarden meer verwacht worden en geen onderzoek meer nodig is.
De noordelijke strook van het plangebied viel niet binnen het onderzoek van Grontmij. Op grond van historische gegevens is af te leiden dat in deze zone een nieuwe waterloop is gegraven, de Omloopleiding, en is er langs de zuidkant een groenzone aangelegd. In het bestemmingsplan wordt de groenzone gehandhaafd en zijn er geen wezenlijke bodemingrepen voorzien die tot aantasting van eventueel aanwezig archeologische waarden leiden.
Dat laat onverlet dat bij eventuele toevalsvondsten bij grondwerken altijd nog volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007), een melding van de desbetreffende vondsten gedaan moet worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
In de verbeelding van het bestemmingsplan hoeft geen rekening gehouden te worden met archeologische waarden door middel van een aanduiding of medebestemming.
Verder is voor de gemeente Hengelo een inventarisatie uitgevoerd naar locaties waar conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig kunnen zijn (CE-bodembelastingkaart (Riel Explosive Advice & Services Europe B.V., 2011) Ter plaatse van de aanduiding met de letter Z moet een Duitse luchtdoelstelling ter verdediging van de Boekelose brug aanwezig zijn geweest. Hiervan kunnen in de bodem nog sporen aanwezig zijn. Direct langs de noordzijde van de huidige Wethouder Kampstraat lage loopgraven en stellingen (aanduiding AA). Deze vallen buiten het onderhavige plangebied.
Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt ingeklemd in een gebied dat door ontwikkelingen in de afgelopen decennia vanuit het oorspronkelijke agrarische landschap grondig is getransformeerd van een landelijk gebied naar een bedrijvengebied met bijbehorende infrastructuur. Alleen in het plangebied bevond zich tot vrij recente tijden een open gebied waarin een op een wat hogere dekzandrug een bouwland lag, omgeven door weilanden. Dit gebied werd 'het Balkt' genoemd. De gronden waren in de 19e eeuw in bezit van en gebruik door de boeren van het aan de noordzijde gelegen en verdwenen erve Ter Balkt.
In de jaren negentig van de vorige eeuw is het gebied vanwege andere ontwikkelingen bewerkt (vermoedelijk egalisaties). Daarmee is ook het laatste stukje van het oorspronkelijke oude hoevenlandschap verdwenen.
In het plangebied en de directe omgeving zijn geen kenmerken, objecten en structuren aanwezig met cultuurhistorische waarden. Vanwege de afwezigheid van cultuurhistorische waarden gelden geen aanbevelingen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Deze paragraaf is een samenvatting van de Milieuaspectenstudie, welke als bijlage 5 aan het bestemmingsplan is toegevoegd. In deze Milieuaspectenstudie zijn de afzonderlijke onderwerpen uitgebreid beschreven.
Voordat een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein kan worden gemaakt dient in kaart te
worden gebracht welke bedrijven zich in het gebied bevinden of mogelijk zijn en of deze mogelijk een knelpunt kunnen veroorzaken ten opzichte van omliggende (woon)bebouwing.
In deze paragraaf wordt inzichtelijk gemaakt welke bedrijven zich op welke locatie binnen het bedrijventerrein bevinden en wordt bepaald of ze een knelpunt (kunnen) vormen wanneer een nieuw
bestemmingsplan wordt vastgesteld. Anderzijds kunnen binnen het plangebied aanwezige
(bedrijfs)woningen ook zorgen voor beperkingen in de milieuzonering van bedrijven.
Toetsing van de bedrijven vindt plaats op basis van de VNG - publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering
2009’. De VNG - publicatie is op de volgende wijze opgebouwd. Ieder bedrijf is door middel van haar bedrijfsactiviteiten door het Centraal Bureau voor de Statistiek ingedeeld in de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Op basis van deze SBI - indeling is vervolgens door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) sinds 1986 de publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ opgesteld, welke onder andere door veranderingen in wetgeving inmiddels verschillende keren is bijgewerkt.
In de meest recente publicatie uit 2009 zijn de richtafstanden geactualiseerd. Met het oog op een betere toepassing nabij gemengde gebieden (gebieden met verschillende functies) en in gebieden met functiemenging is informatie opgenomen over kleinschalige bedrijvigheid met een relatief geringe milieubelasting. Deze kleinschalige bedrijven vallen veelal onder milieucategorie 1 en 2 en zijn over het algemeen goed verenigbaar met woningbouw. Ten opzichte van de vorige editie is er een differentiatie door middel van subcategorieën opgenomen binnen de milieucategorieën 3, 4 en 5. In onderstaande tabel (tabel 1) zijn de richtafstanden van de verschillende milieucategorieën weergegeven.
Categorieën | Categorieën | Richtafstanden |
Categorie 1 | Categorie 1 | 10 m |
Categorie 2 | Categorie 2 | 30 m |
Categorie 3 | Categorie 3.1 | 50 m |
Categorie 3 | Categorie 3.2 | 100 m |
Categorie 4 | Categorie 4.1 | 200 m |
Categorie 4 | Categorie 4.2 | 300 m |
Categorie 5 | Categorie 5.1 | 500 m |
Categorie 5 | Categorie 5.2 | 700 m |
Categorie 5 | Categorie 5.3 | 1.000 m |
Categorie 6 | Categorie 6 | 1.500 m |
tabel 1: Effectafstanden milieucategorieën
De richtafstand wordt gevormd door een viertal aspecten, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Voor ieder van deze aspecten wordt indicatief aangegeven welke afstand tot de dichtstbijzijnde woning men aan kan houden. De grootste van deze vier waarden bepaald uiteindelijk in welke milieucategorie het bedrijf wordt ingedeeld. Ook de waarde die hieruit naar voren komt is indicatief, dit betekend dat, indien van toepassing, gemotiveerd van deze afstand afgeweken kan worden.
In het bestemmingsplan is tevens in de bepalingen een afwijkingsmogelijkheid en verzoek tot omgevingsvergunning opgenomen voor vestiging van bedrijven in een zwaardere milieucategorie dan op grond van de bestemming is toegestaan. Er kan uitsluitend een verzoek tot afwijking of omgevingsvergunning worden gedaan wanneer het bedrijf kan aantonen middels nader onderzoek dat het qua milieuomvang gelijk gesteld kan worden aan de milieucategorie die ter plaatse is toegestaan.
In het geval van bedrijventerrein Twentekanaal, waar het plangebied onderdeel van uit maakt, geldt dat het gehele bedrijventerrein geluidgezoneerd is. (industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder) Het geluidaspect van bedrijven die op het gezoneerde bedrijventerrein liggen wordt geregeld in de vastgestelde geluidszone (zie 4.4.3.3). In geval van een wettelijke geluidzone dient voor het aspectgeluid de Wet geluidhinder als toetsingskader en niet de systematiek van Bedrijven en milieuzonering.
Voor andere aspecten, zoals geur, stof en gevaar zal de systematiek van Bedrijven en milieuzonering wel als toetsingskader dienen.
In deze paragraaf wordt de bedrijvigheid op het industrieterrein in beeld gebracht en wordt getoetst in hoeverre hierbij knelpunten aanwezig zijn. De basistoetsing van deze lijst is uitgevoerd op het milieubedrijvenbestand. In het bestand zijn de bedrijven ingedeeld per milieucategorie op basis van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering 2009’. De bedrijven zijn in tabel 2 weergegeven.
Naam | Hoofd CBI | Naam | Categorie en grootste afstand zonder geluid |
Categorie zonder geluid |
Adres |
Stork Thermeq | 27,38,33 (29 oud) | Machine- en apparatenfabrieken incl. Reparatie – p.o. >= 2000 m2 | 4.1 - 50m | 3.1 | Ketelmakerij 2 |
Warmtenet | 35 (40 oud) | bio energie installaties –vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 3.2 - 50m | 3.1 | Ketelmakerij nabij 2 |
tabel 2: Bedrijvenlijst Noordelijke Kanaalzone situatie d.d. 28 mei 2015
In de kolom categorie staat de categorie aangegeven van het desbetreffende bedrijf. De afstand die daarachter is opgenomen is de grootste afstand indien het aspect geluid buiten beschouwing wordt gelaten. Immers, deze is in de systematiek van de zonering industrielawaai opgenomen. De afstand slaat dus op geur, stof of het aspect gevaar. Er zijn geen bedrijven die desondanks een zoneringsafstand hebben die ligt over een woonwijk of individuele woningen buiten het industrieterrein.
Teneinde te kunnen beoordelen of zich knelpunten voordoen, is de bovenstaande lijst van de gemeente van september 2014, op basis van de VNG publicatie uit 2009, als volgt toegepast. In het Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone is –en blijft- de bedrijvenbestemming de meest toegepaste bestemming. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 en 2 bedrijven en veelal ook categorie 3.1 en 3.2 zonder meer toegestaan. De mogelijkheden voor categorie 4.1 bedrijven zijn beperkt tot de gebieden waar deze zwaardere vormen van bedrijvigheid geen belemmering vormen voor gevoelige functies als wonen (en vice versa).
Allereerst is op basis van de bevindingen van de GGD en de VROM-inspectie gewerkt met zoneringen vanuit de omliggende woonbebouwing. Hiertoe is gewerkt met zoneringslijnen van 50 meter, 100 meter, 200 meter en 300 meter. Dit komt overeen met cat. 3.1, cat. 3.2, cat. 4.1 en 4.2. De afstand van 300 meter beslaat bijna het gehele noordelijke deel van het bedrijventerrein Twentekanaal (boven het Twentekanaal). Aldus zijn bedrijven met een categorie 4.2 niet wenselijk op dit deel, tenzij conform de vrijstellingsregeling afdoende is aangetoond dat de werkelijke milieuafstanden kleiner zijn.
Als gevolg van deze werkwijze komen wij tot de conclusie dat het kleine gedeelte in het noorden van het plangebied een bestemming dient te krijgen van maximaal cat. 2. Het gedeelte ten noorden van de Ketelmakerij is cat. 3.1 mogelijk. Op een afstand van 100 meter is cat. 3.2 mogelijk en van 200 meter, cat. 4.1. Er zijn op dit moment geen situaties waarin een bestaand bedrijf op basis van de milieucategorie als niet-passend moet worden beschouwd.
Opmerking: bij de indeling van de sbi-codering hebben wij gekeken naar de aard en omvang van een bedrijf. Tevens baseren wij ons bij ongewijzigde bedrijven ook op vorige bestemmingsplannen en locaties. Bij samengestelde bedrijven kunnen meerdere activiteiten plaatsvinden. Wij gaan dan uit van de beschrijving van het totale bedrijf dat het beste er bij past. Wij benaderen een samengesteld bedrijf anders dan bijvoorbeeld een bedrijf dat enkel alleen maar straalactiviteiten heeft. Een dergelijk bedrijf zou bij de groep metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven horen. Dergelijke bedrijven hebben hoofdzakelijk maar één activiteit.
Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor de bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. In onderhavig geval is op de locatie een bodemsanering uitgevoerd. De doelstelling van de sanering was om het terrein geschikt te maken voor het huidige gebruik. De resultaten van deze bodemsanering zijn beschreven in diverse deelsaneringplannen. De doelstelling van deze plannen is het terrein geschikt te maken voor het beoogde gebruik als bedrijfsterrein. Omdat nog niet alle saneringen zijn afgerond is de evaluatie nog niet opgesteld en ter goedkeuring aangeboden aan bevoegd gezag. Het bevoegd Wbb zal op basis van de evaluatie een beschikking opstellen. In deze beschikking staan o.a. de gebruiksbeperkingen omschreven zoals deze gelden voor een aantal deelgebieden binnen het plangebied.
Wanneer binnen het conserverend bestemmingsplan (incidenteel) nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid. In eerste instantie moet minimaal een historisch onderzoek van de locatie, die van bestemming verandert en de directe omgeving ervan worden uitgevoerd. Mocht uit het historisch onderzoek blijken dat de locatie verdacht is, dan dient alsnog een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Als er binnen het conserverend bestemmingsplan grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, dient altijd een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Binnen het voorliggende bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die niet al mogelijk waren op basis van de thans vigerende plannen en verleende vrijstellingen.
Het aspect bodemkwaliteit is geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Deze geeft de normen voor industrielawaai (op een geluidgezoneerd bedrijventerrein), wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Wet luchtvaart (Wlv) geregeld. Binnen de zones van industrieterreinen, wegen en spoorwegen dient bij het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen of bij het ontwikkelen van industrieterreinen, wegen en spoorwegen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De Wet geluidhinder toetst plannen op geluidsbelastingen aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen of aan de rand van de locatie waarbinnen het realiseren van dergelijke bestemmingen mogelijk is.
Geluidsgevoelige bestemmingen zijn;
Er zijn ook geluidsongevoelige bestemmingen zoals:
De Wet geluidhinder kent de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare waarde. Indien de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde is realisatie van geluidgevoelige bestemmingen op grond van de Wet geluidhinder zonder meer mogelijk. Het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen met een geluidsbelasting die hoger is dan de maximaal toelaatbare waarde is wettelijk niet toegestaan. Een geluidsbelasting in de bandbreedte van de voorkeursgrenswaarde tot de maximaal toelaatbare waarde is aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. Bij het beantwoorden van de vraag wat wel en wat niet is toegestaan is het onderscheid tussen bedrijfswoningen en burgerwoningen van belang.
Daarnaast heeft de gemeente Hengelo geluidbeleid. De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:
In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.
In het kader van het Milieugezondheidsonderzoek is specifiek aandacht besteed aan het aspect geluid. De bewoners van Hengelo-Zuid klagen regelmatig over geluidhinder door wegverkeer (vooral vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein) en industrielawaai (onder andere van ACH, HKS Metals, C.T.T. en de puinbreker). Daarom is er een geluidonderzoek uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van het instrument GES (= GezondheidsEffectScreening).
Uit de aangereikte gegevens blijkt dat het geluid van het beperkte aantal schepen op het kanaal wegvalt tegen het achtergrondgeluid. Het scheepvaartverkeer is daarom niet verder meegenomen in het geluidonderzoek. De aangeleverde gegevens zijn verwerkt in een model. Vervolgens zijn er met dit model zogenaamde geluidcontourkaarten gemaakt voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en de gecumuleerde geluidbelasting van wegverkeer- en industrielawaai.
Gezien het verschillende karakter van het geluid van industrielawaai en wegverkeerslawaai mogen deze niet zomaar bij elkaar worden opgeteld. Daarvoor wordt de geluidbelasting door industrielawaai met een bepaalde formule omgezet in een vervangende geluidbelasting, als ware deze geluidbelasting het gevolg van wegverkeer. Vervolgens zijn deze vervangende geluidbelastingen energetisch bij elkaar opgeteld. De gecumuleerde geluidbelasting wordt beoordeeld als wegverkeerslawaai. De gecumuleerde geluidbelasting geeft een indicatie van de totale geluidbelasting.
Op grond van wet- en regelgeving bestaat er geen normstelling voor gecumuleerde geluidbelasting.
Woningen op het industrieterrein zijn in de systematiek van de zonering industrielawaai uitgesloten van beoordeling. Bij de individuele vergunningverlening wordt echter wel bekeken wat de geluidbelasting en de totale geluidbelasting is. Er wordt conform het geluidbeleid gestreefd naar maximaal totaal 65 dB(A) etmaalwaarde.
Bedrijventerrein Twentekanaal is geluidgezoneerd. De begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Afbeelding 8. Begrenzing industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder, ondanks dat zich niet overal grote lawaaimakers kunnen vestigen.
Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevel van woningen (in het gebied ten noorden van het bedrijventerrein maar binnen de zone) door industrielawaai niet hoger mag zijn dan 55 dB(A). Buiten de zone mag het geluidniveau door industrielawaai niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor enkele woningen geldt een ontheffing tot 56 dB(A) en voor één woning tot 57 dB(A). Activiteiten buiten de inrichtingen (bijvoorbeeld vrachtverkeer op de openbare weg) vallen niet onder industrielawaai maar onder wegverkeerslawaai. De gemeente Hengelo zorgt er voor dat er blijvend wordt voldaan aan deze geluidniveaus op de gevels van woningen binnen de zone. In bijlage VI bij de Milieuaspectenstudie is een kaart van de geluidzone en de geluidbelasting weergegeven. Opgemerkt dient te worden dat dit een theoretisch opgetelde geluidbelasting is. De werkelijke geluidbelasting zal in de praktijk lager uitvallen. Verschillen van 2 – 5 dB(A) zijn mogelijk.
Het is belangrijk vast te stellen dat het gehele plangebied waar zich bedrijven kunnen vestigen onderdeel uit maakt van een industrieterrein in de zin van de wet Geluidhinder. Dus ook al zijn er delen waar het vestigen van grote lawaaimakers niet mogelijk is, maken deze delen toch onderdeel uit van het industrieterrein. Dit is in het belang van de omgeving en doet recht aan de feitelijke situatie. Ook niet grote lawaaimakers maken geluid en dienen te worden meegenomen in de systematiek van de zonering industrielawaai.
De afweging voor geluidhinder van industrieterreinen op grond van de Wet geluidhinder is beperkt: deze gaat alleen over het gemiddeld geluidniveau, niet over bijvoorbeeld pieklawaai, laag frequent geluid of het verkeer van en naar inrichtingen. Daarom moet het aspect geluid in het kader van een ruimtelijk besluit zelfstandig worden beoordeeld.
Piekgeluiden, laagfrequent geluid en trillingen worden voorzien van beperkende voorschriften bij omgevingsvergunningen. Er zijn dus voldoende randvoorwaarden aanwezig om er voor te zorgen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect verkeer is onderzocht en beschreven onder 4.4.3.4.
Door een verdere invulling van het industrieterrein met nieuwe bedrijven kan de geluidbelasting voor die gebieden toenemen waar nu nog niet het maximale niveau van 55 dB(A) is bereikt. In 2020 kunnen er daardoor meer woningen zijn die een geluidbelasting hebben van 55 dB op de gevel. Het industrielawaai zorgt zowel in 2010 als in 2020 voor ‘een lichte deken’ van geluidhinder in vooral het gebied tussen het bedrijventerrein en de Breemarsweg. De milieugezondheidskwaliteit is in het betreffende gebied vrij matig of zeer matig. Uit het onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van strijdigheid met de Wet geluidhinder.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat bepaalde typen wegen in stedelijk en buitenstedelijk gebied een zone kennen. Indien er een bestemmingsplan wordt opgesteld en er is in het plangebied een weg aanwezig met een zone, dan kan het noodzakelijk zijn om een akoestisch onderzoek te verrichten. Het onderzoek is noodzakelijk wanneer sprake is van woningen binnen de zone, andere geluidsgevoelige gebouwen, of door geluidsgevoelige terreinen. Het onderzoek heeft betrekking op het bepalen van de geluidsbelasting, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen of in de aanleg van nieuwe wegen. De wegenstructuur in het plangebied is reeds aangelegd op basis van het vigerende bestemmingsplan.
Als bijlage I bij de Milieuaspectenstudie is de rapportage “Bestemmingsplan Laan Hart van Zuid Geluid- en luchtonderzoek” van 19 maart 2015 gevoegd. Hierin is tevens onderzoek uitgevoerd naar Wegverkeerslawaai ten gevolge de Ketelmakerij (zie o.a. paragraaf 4.1.5 in voornoemde bijlage).
De berekende geluidsbelasting vanwege de Ketelmakerij op maatgevende geluidsgevoelige objecten wordt weergegeven in onderstaande tabel. De geluidsbelasting is weergegeven na aftrek conform artikel 110g Wgh en artikel 3.5 RMG 2012.
Uit de tabel blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de Ketelmakerij nergens wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 44 dB. Omdat er geen overschrijdingen aanwezig zijn is het niet nodig maatregelen te treffen.
In het kader van de GES is gekeken naar het wegverkeerslawaai in het gebied ten noorden van het bedrijventerrein Twentekanaal. Ondanks het wegverkeer is er sprake van een redelijke milieugezondheidskwaliteit in een belangrijk deel van het gebied. Vooral rond de Breemarsweg en op de verschillende kruisingen met de Breemarsweg is de milieugezondheidskwaliteit matig tot onvoldoende. Het verschil in wegverkeerslawaai in 2010 en 2020 wordt in hoofdzaak veroorzaakt door veranderingen in de wegenstructuur. Het wegverkeer zal meer gebruik gaan maken van de Laan Hart van Zuid en de Industriestraat en minder van de Boekeloseweg. De toename van het wegverkeer de komende jaren is nauwelijks terug te zien op de contourkaarten wegverkeer. In de modellen wordt er van uit gegaan dat de toename van het aantal auto’s en de geluidreductie door stillere auto’s en ander wegdek per rato nauwelijks een verhoging van de geluidbelasting zal veroorzaken.
Door het bij elkaar ‘optellen’ van industrielawaai en wegverkeerslawaai ontstaat er een meer reëel beeld van de werkelijk ervaren geluidhinder in de woonwijken ten noorden van het bedrijventerrein. Vooral de woningen rondom de doorgaande en de wat grotere wegen en de woningen direct ten noorden van het bedrijventerrein (onder meer in de Groenhofstraat, Leurinkplantsoen en Wethouder Kampstraat) kunnen een behoorlijke geluidhinder ervaren. Het wegverkeer is in de beleving grotendeels bepalend voor de ervaren geluidshinder. In de gebieden rond de hoofdwegen is sprake van een zeer matige tot ruim onvoldoende milieugezondheidskwaliteit.
De hoogste percentages gehinderden zijn te vinden in het oostelijke deel van de Breemarsweg en rondom de kruisingen met de Breemarsweg. De daadwerkelijk ervaren hinder kan per woning verschillen omdat dit onder andere afhangt van de mate van isolatie van een woning en het gebruik van de woning (ventileren, gebruik tuin, en dergelijke).
Daarnaast zal de ervaren geluidhinder ook hoger kunnen zijn door onder andere:
Onder piekgeluiden wordt verstaan kortstondige of incidentele verhogingen van het geluidsniveau als gevolg van vallende voorwerpen, in werking treden van veiligheidsventielen, bonkende geluiden bij laden en lossen, e.d. Ook wordt wel gesproken over incidentele verhogingen. De berekende geluidbelasting voldoet aan de wettelijke eisen. De GGD is in haar berekeningen niet uitgegaan van een reductie van ± 5 dB die gemeenten mogen hanteren vanwege te verwachten geluidreductie in de komende jaren door technische maatregelen (stillere auto’s en stiller wegdek).
Indien er wel rekening wordt gehouden met deze reductie, is de berekende milieugezondheidskwaliteit nergens meer onvoldoende.
De cumulatieve geluidsbelasting is berekend conform bijlage 1 van het Reken- en meetvoorschrift 2012.
Om een eerste indruk te krijgen van de aanvaardbaarheid van de cumulatieve geluidsbelasting, is deze cumulatieve waarde vergeleken met de normen die gelden voor de bronsoort waarvoor het onderzoek wordt uitgevoerd (wegverkeerslawaai). Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dat de normen zijn gesteld voor toetsing van één bron afzonderlijk, zodat letterlijke toepassing van de normen bij de beoordeling van cumulatie niet aan de orde is maar enkel ter beoordeling van de optredende cumulatieve geluidsbelastingen worden gebruikt.
Voor de onderzochte woningen geldt een vastgestelde hogere geluidbelasting van 55 dB(A) voor industrielawaai. De geluidbelasting ten gevolge wegverkeer is dus voor alle woningen veel lager. De gecumuleerde geluidbelasting is maximaal 57 dB. De woning Petroleumhavenstraat 44 is een bedrijfswoning op een gezoneerd industrieterrein en als zodanig is hier geen hogere grenswaarde vastgesteld. De geluidbelasting ten gevolge het industrieterrein zal hier hoger zijn dan 55 dB(A), er geldt voor industrielawaai geen wettelijke limiet.
Daarnaast moet bovendien worden opgemerkt dat in de bijdrage(n) van de wegverkeersbron(nen) aan het cumulatieve niveau geen rekening is gehouden met de aftrek op grond van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Voor de woningen waarvoor een hogere waarde is vastgesteld voor industrielawaai, kan worden geconcludeerd dat het industrielawaai maatgevend is voor de cumulatieve geluidsbelasting. Voor geen enkele woning wordt de maximaal te ontheffen grenswaarde vanwege wegverkeer, evenals de plafondwaarde uit het geluidbeleid van de gemeente Hengelo, overschreden. Omdat de cumulatieve geluidsbelasting lager is dan de maximaal te ontheffen grenswaarde wordt de geluidsbelasting aanvaardbaar geacht.
Rondom vliegvelden liggen zones waarbinnen het geluidsniveau niet hoger mag komen dan een bepaalde eenheid, uitgedrukt in Ke.
Een klein deel van bedrijventerrein Twentekanaal is gelegen binnen de 35 Ke contour. Op afbeelding 4.4.3.6 is de 35 Ke-contour ingetekend op een luchtfoto.
Afbeelding 4.4.3.6: 35 Ke-contour ingetekend op een luchtfoto
Daaruit valt op te maken dat het plangebied buiten de 35 Ke contour ligt. Derhalve vormt vliegtuiglawaai geen belemmering voor het bedrijventerrein.
Vliegveld Twente is als zodanig niet meer in bedrijf. Echter zijn de wettelijke zones nog steeds van kracht maar hebben geen feitelijke betekenis meer. Tevens is door een recente wetwijziging vast komen te staan dat in november 2016 de wettelijke contouren geen status meer hebben.
Het aspect geluid is bij dit bestemmingsplan geen belemmering. Bovendien worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico’s worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De regelgeving met betrekking tot de externe veiligheid is vastgelegd in verschillende regelgeving.
Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting of transportas zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen die inrichting of transportas waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Aan het plaatsgebonden risico is een (wettelijke) grenswaarde verbonden: een overlijdenskans van 10P-6 (1 op een miljoen) per jaar. Dit betekent dat binnen de 10-6 contour geen kwetsbare objecten aanwezig mogen zijn of mogen worden geprojecteerd.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een inrichting of transportas in één keer het dodelijk slachtoffer worden van een incident met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of op de transportas. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken: de bevolkingsdichtheid, de bebouwing en de zelfredzaamheid. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van een calamiteit wordt afgezet tegen de kans dat deze gebeurtenis optreedt. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde.
De raad heeft op 20 juni 2006 het “Beleid externe veiligheid” vastgesteld. Uitgangspunt is dat het invloedsgebied van een inrichting op een bedrijventerrein in beginsel niet mag reiken tot buiten de grens van dat bedrijventerrein. Daarmee wordt voorkomen dat het groepsrisico buiten het bedrijventerrein toeneemt als gevolg van ontwikkelingen op het bedrijventerrein. Dit uitgangspunt is verwoord in de regels.
De brandweer Twente is om advies gevraagd mbt de aspecten verantwoording groepsrisico, rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Dit advies is ontvangen op 14 november 2014 en als bijlage III bij de Milieuaspectenstudie gevoegd. Het advies geeft geen aanleiding tot het treffen van aanvullende maatregelen.
Risicovolle bedrijven
Op het bedrijventerrein Twentekanaal zijn op dit moment vijf inrichtingen aanwezig die zijn opgenomen in het risicoregister en staan vermeld op de risicokaart. Geen van deze bedrijven heeft een invloedsgebied dat reikt tot over het plangebied. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven toegestaan waarbij het groepsrisico buiten de grens van het bedrijventerrein Twentekanaal valt.
Risicovolle situatie ten gevolge van vervoer gevaarlijke stoffen
Het bedrijventerrein Twentekanaal ligt binnen het invloedsgebied van het Twentekanaal. Over het Twentekanaal wordt een relatief geringe hoeveelheid gevaarlijke stoffen vervoerd, o.a. de bevoorrading van het brandstoffendepot van de Argos. Het Twentekanaal is opgenomen in het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Langs het Twentekanaal geldt geen veiligheidszone. Alleen bij ontwikkelingen die gepaard gaan met zeer hoge personendichtheden vormt het groepsrisico een belemmering. Voor de voorliggende ontwikkelingen is dit geen relevante factor.
Toetsing gasleidingen
Onderstaande afbeelding laat de situering van de gasleidingen binnen bedrijventerrein Twentekanaal zien.
Afbeelding 4.4.4.2. Situering gasleidingen binnen Bedrijventerrein Twentekanaal
Ter hoogte van de Boekeloseweg ligt een aftakking naar het noorden, richting Hart van Zuid. Deze gasleiding loopt langs het plangebied.
In de volgende afbeelding is de leiding met bijbehorende diameter en druk weergegeven.
Afbeelding 4.4.4.2. Ligging gasleiding N-528-54 (6 inch/40 bar)
Het Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone is een consoliderend plan en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de leiding of de externe veiligheid. Bij het bestemmingsplan bedrijventerrein Twentekanaal is de veiligheidssituatie onderzocht van alle aardgasleidingen in en nabij dit plangebied. Gasleiding N-528-54 maakte onderdeel uit van dit onderzoek. Met behulp van het programma Carola is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald. De resultaten zijn weergegeven in een QRA. Deze QRA is als bijlage bij deze MAS gevoegd. Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.
Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Met behulp van het programma CAROLA is een berekening gemaakt van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. Uit de berekening blijkt het volgende:
Omdat het bestemmingsplan conserverend is, het GR niet toeneemt en het GR onder de oriëntatiewaarde ligt, volstaat een beperkte verantwoording van het GR.
Verantwoording van het groepsrisico
Personendichtheid
Binnen het invloedsgebied van de gasleidingen zijn diverse bedrijfsgebouwen gelegen. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van een leiding is weergegeven in de QRA. Daarnaast loopt er binnen het invloedsgebied van de leiding een aantal wegen. Het gebruik van deze wegen levert een bijdrage aan het aantal personen binnen het invloedsgebied. Het is niet precies bekend om hoeveel personen het gaat. De verblijftijd van deze groep is in ieder geval (zeer) kort, waardoor de bijdrage van het GR te verwaarlozen is.
GR per kilometer buisleiding
Het maximale GR per kilometer buisleiding is weergegeven in de QRA. Het GR is ruimschoots kleiner dan 0,1X oriëntatiewaarde.
Bestrijding en beperking van rampen
De aardgasleiding voldoet aan de geldende wet- en regelgeving. Er zijn voldoende bronmaatregelen getroffen om de risico’s beperkt te houden. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet realistisch. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Zoals aangegeven in het brandweeradvies zal de brandweer zich, bij een calamiteit, primair richten op het redden van mens en dier, ontruimen van het gebied en het bestrijden van secundaire branden. Hiervoor zijn geen extra maatregelen nodig.
Zelfredzaamheid
Binnen het invloedsgebied van de gasleiding zijn geen groepen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Ook maakt het bestemmingsplan de vestiging van objecten met verminderd zelfredzame personen niet mogelijk. Er zijn voldoende mogelijkheden om te vluchten. Binnen het plangebied zijn voldoende wegen aanwezig die van de gevaarbron af leiden. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de aanwezige aardgasleiding geen knelpunt veroorzaakt. De PR 10-6 contour ligt binnen de belemmerde strook. Het groepsrisico is ruimschoots kleiner dan 0,1 x oriëntatiewaarde en vormt daarmee geen knelpunt. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR. Voor de aanwezige leiding is een zakelijk recht strook in de planregels en op de verbeelding opgenomen. De brandweer Twente is om advies gevraagd mbt de aspecten verantwoording groepsrisico, rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Dit advies is ontvangen op 14 november 2014 en als bijlage III bij de Milieuaspectenstudie gevoegd . Het advies geeft geen aanleiding tot het treffen van aanvullende maatregelen.
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit), van de Wet Milieubeheer. De regelgeving behorend bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en Ministeriële Regelingen:
Verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen hierbij zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) uiterlijk medio 2011 en voor stikstofdioxide (NO2) uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerk van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.
De Wet Luchtkwaliteit is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit dienen bestuursorganen rekening te houden met deze grenswaarden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande mogelijkheden worden herbestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande mogelijkheden heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. De effecten zijn in die zin mogelijk zelfs positief omdat de te bestemmen bedrijvencategorie omlaag gaat ten opzichte van de huidige mogelijkheden.
Als bijlage I bij de Milieuaspectenstudie is de rapportage “Bestemmingsplan Laan Hart van Zuid Geluid- en luchtonderzoek” van 19 maart 2015 gevoegd. Hierin is tevens onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ten gevolge de Noordelijke Kanaalzone en de Ketelmakerij.
Algemeen
Omwonenden van het bedrijventerrein Twentekanaal klagen al enige jaren over de overlast (geluid, geur, stof, veiligheid) die zij toeschrijven aan diverse bedrijfsactiviteiten op en rond het bedrijventerrein. Naar aanleiding van deze klachten heeft de GGD samen met de VROM-inspectie en het RIVM de milieusituatie nader onderzocht.
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar het aspect luchtkwaliteit. Dit onderzoek is weergegeven in een afzonderlijk rapport onder de titel ‘Luchtkwaliteit rondom industrieterrein Twentekanaal’. Het nummer van dit RIVM Briefrapport is: 609021112/2011. In dit hoofdstuk is een samenvatting van het RIVMonderzoek en –rapport opgenomen.
Op het industrieterrein is een groot aantal bedrijven gevestigd. GGD en VROM-Inspectie hebben de milieuaspecten van deze bedrijven geïnventariseerd. Hieruit is gebleken dat drie bedrijven mogelijk de lokale luchtkwaliteit beïnvloeden: een asfaltcentrale, een producent van glasvezelversterkte kunststof producten en een producent van hulpstoffen voor de metaalindustrie. Het onderzoek heeft zich daarom voornamelijk op deze drie bedrijven gericht.
Conclusies RIVM-rapport
Beoordeling gezondheidsrisico’s stoffen
Geen van de berekende concentraties stoffen (zwaveldioxide, stikstofoxide, fijn stof, totaal koolwaterstoffen, styreen, isopropylalcohol) overschrijdt de normen voor blootstelling van lange of korte duur, noch nabij woningen noch op de plaats waar de hoogste concentratie in de leefomgeving voorkomt. Ook niet als rekening wordt gehouden met de ongunstige situaties en de diverse onzekerheden in de berekende concentraties. Negatieve effecten voor de gezondheid op zowel korte als lange termijn zijn op basis van de verspreidingsberekeningen niet te verwachten. De (beperkte) resultaten van de meetcampagne ondersteunen deze conclusie.
Beoordeling geurbelasting
Sommige stoffen kunnen geuroverlast veroorzaken beneden de grenswaarden waarbij negatieve effecten voor de gezondheid kunnen optreden. Op basis van de verspreidingsberekeningen kan geurhinder in de woonomgeving optreden als gevolg van de styreenemissies bij Plasticon en de geuremissies uit diffuse bronnen bij de asfaltcentrale. De grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden.
Conclusies onderzoek luchtkwaliteit ten gevolge wegverkeer
Uit de berekeningsresultaten volgt dat er nergens een overschrijding van grenswaarden wordt berekend. De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie NO2 bedraagt 23,5 µg/m³, de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 22,0 µg/m³ en de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie PM2,5 bedraagt 13,4 µg/m³. De 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m³ wordt op geen enkel toetspunt meer dan 35 keer overschreden. Deze concentraties worden aangetroffen ver buiten het plangebied. Binnen het plangebied en aan de rand van het plangebied zijn de concentraties nog lager.
Er zijn geen overschrijdingen van grenswaarden berekend. Derhalve zijn er vanuit de wet geen belemmeringen ten aanzien van het milieuaspect luchtkwaliteit. Omdat er wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden die gelden voor de luchtkwaliteit zijn er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmeringen om het bestemmingsplan vast te stellen.
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in Nederland gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn hierin geïmplementeerd. Voor elk Natura 2000-gebied geldt een afzonderlijk aanwijzingsbesluit waarin het gebied wordt begrensd en waarin de instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd.
Binnen de grenzen van de gemeente Hengelo liggen geen Natura 2000 gebieden. Wel zijn een aantal Natura 2000 gebieden aanwezig in de buurgemeenten. Het betreft het Lonnekermeer, Boddenbroek, Buurserzand & Haaksbergerveen, Aamsveen en Witte Veen. Het dichtstbij gelegen gebied is het Lonnekermeer op een afstand van circa 4,5 kilometer. De overige gebieden zijn op grotere afstand gelegen.
Voor deze Natura 2000 gebieden gelden de volgende algemene instandhoudingsdoelstellingen:
Bij de beoordeling van een bestemmingsplan moet worden gekeken naar de mogelijke significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Als blijkt dat een ontwikkeling negatieve effecten kan hebben, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt.
In de ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden zijn een aantal vormen van gebruik buiten de begrenzing gelaten. Zij heten te zijn “geëxclaveerd”. Het betreft de bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en wegen. Van belang is voorts dat een Natura 2000-gebied ook een externe werking heeft, ook ontwikkelingen buiten een Natura 2000-gebied kunnen een effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied.
Het Bedrijventerrein Twentekanaal van de gemeente Hengelo is conserverend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000-gebieden.
Luchtkwaliteit vormt geen knelpunt voor dit plan.
Omwonenden van het bedrijventerrein Twentekanaal klagen al enige jaren over de overlast (geluid, geur, stof, veiligheid) die zij toeschrijven aan diverse bedrijfsactiviteiten op en rond het bedrijventerrein. Naar aanleiding van deze klachten heeft de GGD samen met de VROM-inspectie en het RIVM de milieusituatie nader onderzocht.
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar het aspect luchtkwaliteit en geur. Dit onderzoek is weergegeven in een afzonderlijk rapport onder de titel ‘Luchtkwaliteit rondom industrieterrein Twentekanaal’. Het nummer van dit RIVM Briefrapport is: 609021112/2011. In het rapport wordt geconcludeerd dat in de omgeving van het industrieterrein geurhinder kan optreden. De grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden.
In de hoofdstukken bedrijven en milieuzonering en luchtkwaliteit van de bij voorliggend plan gevoegde Milieuaspectenstudie wordt nader op het rapport ingegaan.
In de omgeving van het industrieterrein kan mogelijk geurhinder optreden ten gevolge van activiteiten op het industrieterrein; de grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden. Nieuw te vestigen bedrijven zullen moeten voldoen aan de milieuzoneringsafstanden voor geur.
In hoeverre een bestemmingsplan m.e.r.(beoordelings)plichtig is, moet worden bepaald aan de hand van het Besluit Milieu-Effectrapportage 1994. In dat besluit zijn de gronden weergegeven op basis waarvan een plicht tot het opstellen van een planMER, besluitMER en/of m.e.r.beoordeling ontstaat.
Het Besluit Milieu-Effectrapportage is per 1 april 2011 gewijzigd waardoor ook voor ontwikkelingen die beneden de drempelwaarden liggen, bezien dient te worden of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Zoals beschreven, is er in dit geval sprake van een conserverend bestemmingsplan dat op belangrijke onderdelen zelfs in de zwaarte van de bedrijven minder mogelijkheden biedt. Dit is afgezien van het aspect geluid. Dit aspect is geregeld door de zonering industrielawaai en als zodanig wettelijk begrensd. Daarnaast biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid van een afwijking als wordt voldaan aan de verplichting van nader onderzoek om aan te tonen dat een te vestigen bedrijf qua omvang en milieuimpact gelijk gesteld kan worden met de toegestane categorie bedrijven.
Onderhavige situatie is een andere dan waarbij het bestemmen van een nieuw bedrijventerrein of een bedrijventerrein waar zich zwaardere bedrijven kunnen vestigen. Immers, de kans dat de milieubelasting toeneemt ten opzichte van het actuele bestemmingsplan is dan reëel aanwezig.
Met het actualiseren van dit bestemmingsplan heeft de raad niet het voornemen meer m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten in dit van oudsher bestaande industrieterrein toe te staan. Eerder zal de kans dat een dergelijk bedrijf zich zal gaan vestigen kleiner worden. Deze veranderingen hebben niet tot gevolg dat de milieubelasting toeneemt t.o.v. de uitgangspunten in het vigerende plan. Een (vormvrije) Mer-beoordeling is daarom niet noodzakelijk. Overigens worden in deze milieuaspectenstudie alle onderdelen beschreven vergelijkbaar met een vormvrije Mer-beoordeling.
In dit laatste hoofdstuk worden de overige invloeden behandeld die mogelijk beperkend kunnen zijn voor de bedrijven binnen het plangebied.
De volgende aspecten zullen achtereenvolgens worden behandeld:
• Radarverstoringsgebied
Het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente. Dit houdt in dat om het ongestoord functioneren van radar en communicatieapparaat te waarborgen er rond dit radarstation beperkingen gelden m.b.t. de bouwhoogte. De beperkingen gelden voor een gebied met een cirkel met een straal van 15 km, gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit gebied geldt voor bouwwerken een maximale hoogte. De maximale hoogte wordt bepaald door de hoogte van de top van de radar (t.o.v. N.A.P.) vermeerderd met een variabele hoogte afhankelijk van de afstand tot de radar. Het plangebied ligt op circa 8 km vanaf het radarstation. In deze situatie bedraagt de maximale bouwhoogte 71 meter (top radar) + 35 meter (variabele hoogte) = 106 meter. Binnen het plangebied is geen bebouwing toegestaan met een hoogte van 106 meter.
Gelet daarop vormt de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering voor het radarstation Twente.
Er is bij de te bestemmen bedrijvencategorie rekening gehouden met de milieuzonering en de adviezen van de GGD en het RIVM. Er zijn op dit moment geen situaties waarin een bestaand bedrijf op basis van de milieucategorie als niet passend moet worden beschouwd.
Het aspect geluid is bij dit bestemmingsplan geen belemmering. Bovendien worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven toegestaan waarbij het groepsrisico buiten de grens van het bedrijventerrein Twentekanaal valt.
Langs het Twentekanaal geldt in het basisnet geen veiligheidszone. Alleen bij ontwikkelingen die gepaard gaan met zeer hoge personendichtheden vormt het groepsrisico een belemmering. Voor de voorliggende ontwikkelingen is dit geen relevante factor.
De aanwezige aardgasleiding veroorzaakt geen knelpunt. De PR 10-6 contour ligt binnen de belemmerde strook. Het groepsrisico is ruimschoots kleiner dan 0,1 x oriëntatiewaarde en vormt daarmee geen knelpunt. Vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een verhoging van het GR.
Het aspect bodemkwaliteit is geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In de omgeving van het industrieterrein kan mogelijk geurhinder optreden ten gevolge van activiteiten op het industrieterrein, de grenswaarden voor geur worden echter niet overschreden. Nieuw te vestigen bedrijven zullen moeten voldoen aan de milieuzoneringsafstanden voor geur.
De voorgenomen ontwikkeling is geen belemmering voor het radarstation Twente.
Dit bestemmingsplan heeft niet tot gevolg dat de milieubelasting toeneemt t.o.v. de uitgangspunten in het vigerende plan. Een (vormvrije) Mer-beoordeling is daarom niet noodzakelijk. Overigens worden in deze milieuaspectenstudie alle onderdelen beschreven vergelijkbaar met een vormvrije MER-beoordeling.
Het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van de grondexploitatie van de Kanaalzone. De grondexploitatie van de Kanaalzone is sluitend. Deze grondexploitatie is herzien per 1.1.2015. De herziening grondexploitaties is op 10 juni 2015 vastgesteld door de gemeenteraad.
Bepalend voor de economische uitvoerbaarheid is de vraag of de ruimtelijke mogelijkheden van het onderhavig bestemmingsplan uitgevoerd kunnen worden binnen de financiële kaders zoals vastgelegd in de actuele grondexploitatie. Op basis van een toets aan de exploitatiegrenzen, het ruimtegebruik en de programmatische mogelijkheden mag gesteld worden dat het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden binnen de financiële kaders van de grondexploitatie Kanaalzone Hart van Zuid.
Het onderhavig bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
Voorliggende ontwikkeling voorziet in een herontwikkelling van een reeds bestemde mogelijkheid voor een bedrijventerrein. Daarbij worden tevens de bestaande gebruiksmogelijkheden teruggebracht zodat er opnieuw sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woongebieden. Ten aanzien van een eventueel te verwachten leegstand als gevolg van voorliggende bestemmingsplanherziening, zal deze niet groter zijn van bij een invulling van het gebied conform het geldende bestemmingsplan. Er valt dan ook geen dusdanige toename van bestaande leegstand te verwachten dat de bedrijvenstructuur zodanig wordt aangetast dat een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat ontstaat.
Duurzame ontwrichting speelt een rol als het gaat om het kunnen blijven voorzien in eerste levensbehoeften. Hiertoe dient een bedrijventerrein niet, waardoor duurzame ontwrichting bij voorliggend bestemmingsplan geen rol speelt.
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel de oude reeds bestemde gebruiksmogelijkheden ten behoeve van bedrijvigheid te actualiseren en daarbij ook beperkingen op te leggen teneinde sprake te laten zijn van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de afstand tot de woningen ten noorden van het plangebied, is het toestaan van zware bedrijven aan de zijde van de Wethouder Kampstraat niet langer wenselijk.
Bij voorliggende actualisatie is geen sprake van een wijziging van de bestemming en/of sprake is van extra bouwmogelijkheden. Derhalve is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 1.1.3 is het principe van inwaartse zonering het uitgangspunt geweest bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Dit in lijn met de adviezen van de GGD, het RIVM en de VROM-inspectie. Daarbij zijn afstanden voor toegestane maximale milieucategorieën bepaald vanaf de kwetsbare woonbebouwing ten noorden van het plangebied. In paragraaf 5.5.2 wordt de gebruikte systematiek nader toegelicht.
In het plan wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bouwhoogten en de bebouwingspercentages, zoals deze ook in de vigerende plannen is opgenomen.
De bouwhoogte in het gebied bedraagt 10 meter. De hoogte neemt in zuidelijke richting toe tot maximaal 20 meter op enkele plekken direct aan het Twentekanaal. In een groot deel van dit gebied is geen maximale bouwhoogte vastgelegd en moet daardoor terug worden gevallen op de bouwverordening. De maximaal toegestane bouwhoogte op basis van de bouwverordening bedraagt 15 meter. Het bebouwingspercentage bedraagt 70%.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
De gronden die op grond van de Wet geluidhinder behoren tot het gezoneerd industrieterrein Twentekanaal zijn bestemd als 'Bedrijventerrein - Industrie'. Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein - Industrie zijn bedrijven overeenkomstig Bijlage 1 Staat van Inrichtingen onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 én voor zover deze qua categorie overeenkomen met de ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie" aangeduide milieucategorieën, toegestaan. Tuinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en dergelijke worden aangemerkt als zijnde ondergeschikt aan de bestemming.
Binnen de geluidszone Twentekanaal zijn geluidsgevoelige gebouwen en/of terreinen uitgesloten. De bestemming 'Bedrijventerrein - Industrie' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn meerdere bouwvlakken gesitueerd. De toegestane boven- en ondergrondse gebouwen dienen binnen dit bouwvlak opgericht te worden, behoudens nutsvoorzieningen. Deze voorzieningen zijn binnen het bestemmingsvlak toegestaan.
Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van de bouwdiepte van een ondergronds gebouw of het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde buiten het bouwvlak.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bij recht toegestane bedrijven en toestaan dat bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst behorende bij dit artikel óf zijn opgenomen in één categorie hoger dan de maximaal toegestane categorie, mits wordt voldaan aan de daartoe gestelde voorwaarden.
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen waardoor de aanduidingsgrens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie' wordt verplaatst of komt te vervallen. Tevens is het mogelijk de bestemming te wijzigen ten behoeve van het verhogen of verlagen van de milieucategorie. Hierbij dient voldaan te worden aan de daartoe gestelde voorwaarden.
Op gronden met de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, bermen en beplanting en een telecommunicatiemast toegestaan.
De bestemming 'Groen' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan.
Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van de hoogte en de oppervlakte van een nutsgebouw.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.
Op gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn wegen, straten en paden en fiets- en voetpaden toegestaan.
De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn standplaatsen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.
Op gronden met de bestemming 'Water - Vaarweg' zijn waterstaatsdoeleinden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, drinkwatervoorziening, voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en het behoud en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden toegestaan.
De bestemming 'Water-Vaarweg' is op de verbeelding aangegeven met een bestemmingsvlak. Binnen het bestemmingsvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede nutsgebouwen toegestaan ten dienste van de bestemming.
Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd - onder voorwaarden - bij een omgevingsvergunning toe te staan dat wordt afgeweken van het de hoogte en de oppervlakte van een nutsgebouw.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmeting van gebouwen.
In de specifieke gebruiksregels is expliciet aangegeven voor welk gebruik het verboden is gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan te gebruiken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken en opslag van goederen toe te staan.
Hoofdstuk III bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.
In dit artikel zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.
Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot de gebruikte aanduidingen.
In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.
In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij het stellen van nadere eisen of bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.
In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.
Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.
Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Het plangebied betreft een grotendeels bestaand gebied. Deze bestaande situatie is bestemd. De bouwmogelijkheden, zoals die mogelijk zijn op basis van het voorliggende bestemmingsplan zijn afgestemd op de bestaande mogelijkheden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor een gedeelte van het plangebied de bouwverordening van toepassing was voor wat betreft de toegestane bouwhoogte.
De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn zoveel mogelijk overgenomen conform de vigerende bestemmingsplannen en verleende vrijstellingen. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de vigerende plannen dermate op leeftijd zijn, dat er bijvoorbeeld ten aanzien van de bedrijvenlijst wel een inhaalslag heeft plaatsgevonden.
Het bedrijventerrein Twentekanaal, waar het plangebied deel van uitmaakt, is gezoneerd op grond van de Wet geluidhinder. De planregels en de bedrijvenlijst zijn hier op afgestemd. Het bedrijventerrein heeft de bestemming Bedrijventerrein - Industrie gekregen. Binnen deze bestemming zijn de zogenoemde geluidzoneringplichtige inrichtingen bij voorbaat niet uitgesloten.
Het geluidsaspect van bedrijven die op het gezoneerde bedrijventerrein liggen wordt geregeld in de geluidszone. Ingeval van een wettelijke geluidzone dient voor het aspect geluid de Wet geluidhinder als toetsingskader en niet de systematiek van Bedrijven en Milieuzonering. Voor andere aspecten, zoals geur, stof en veiligheid kan de systematiek van Bedrijven en milieuzonering wel als toetsingskader dienen. De bedrijvenlijst is hier op aangepast.
Op grond van de systematiek van bedrijven en milieuzonering worden effectafstanden bepaald voor geur, stof, geluid en gevaar. De grootste effectafstand is bepalend voor de categorie waarin een bedrijf wordt ingedeeld. Omdat het aspect geluid is geregeld in de geluidzone, wordt het aspect geluid buiten beschouwing gelaten in de bedrijvenlijst. Voor het bepalen van de milieucategorie wordt gekeken naar de aspecten geur, stof en gevaar. Het aspect met de grootste effectafstand is maatgevend en bepalend voor de milieucategorie waarin een bedrijf wordt ingedeeld.
Ter illustratie: een bedrijf is aangemerkt als categorie 3.1 bedrijf, op grond van het aspect geluid. Op grond van de andere aspecten (geur, stof, gevaar) is het bedrijf aan te merken als categorie 2 bedrijf. In de bedrijvenlijst wordt het aspect "geluid" buiten toepassing gelaten en zijn de overige aspecten maatgevend. Het betreffende bedrijf is daarom in de bedrijvenlijst aangemerkt als categorie 2 bedrijf.
Een ander voorbeeld: Een bedrijf is op grond van zowel geluid als gevaar aangemerkt als categorie 4.1 bedrijf. De andere aspecten vallen in een lagere categorie. Dit bedrijf blijft, vanwege het aspect gevaar, aangemerkt als categorie 4.1 bedrijf.
Het bedrijventerrein kent een historisch gegroeide situatie waarin woonbuurten op zeer korte afstand liggen van het bedrijventerrein. De bewoners van deze wijk ondervinden overlast van bedrijven op het bedrijventerrein. Het is niet mogelijk om deze gegroeide situatie ongedaan te maken, bovendien is het ook niet de bedoeling om bedrijven onnodig op slot te zetten.
De aanwezigheid van veel woningen in de directe omgeving van het bedrijventerrein rechtvaardigt het hanteren van de systematiek van "bedrijven en milieuzonering" ten aanzien van de aspecten geur, stof en gevaar. Het is niet wenselijk dat hinder ten aanzien van deze aspecten toeneemt.
Anders ligt het ten aanzien van geluid (industrielawaai), wat is geregeld in de geluidzone. Rond een gezoneerd industrieterrein geldt een wettelijke geluidszone (50 dB(A) contour). Deze geluidzone is er enerzijds ter bescherming van de mogelijkheden van de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein en fungeert anderzijds ter bescherming van omliggende geluidgevoelige functies. Het bedrijventerrein Twentekanaal is een gezoneerd terrein. Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevel van woningen (in het gebied ten noorden van het bedrijventerrein maar binnen de zone) door industrielawaai niet hoger mag zijn dan 55 dB(A). Buiten de zone mag het geluidniveau door industrielawaai niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voor enkele woningen geldt een ontheffing tot 56 dB(A) en voor één woning tot 57 dB(A). Activiteiten buiten de inrichtingen (bijvoorbeeld vrachtverkeer op de openbare weg) vallen niet onder industrielawaai maar onder wegverkeerslawaai.
Dit heeft als gevolg dat het plangebied in dit bestemmingsplan een zonering heeft gekregen. In de omgeving direct grenzend aan de woonomgeving zijn bedrijven in categorie 2 toegestaan, oplopend naar categorie 4.1 aan het kanaal.
Voor het bepalen van de zonering is zoveel mogelijk aangesloten bij de kadastrale situatie, waarbij is getracht percelen zoveel mogelijk binnen één milieucategorie te laten vallen. In enkele gevallen is dit niet doelmatig, bijvoorbeeld in geval van braakliggende percelen, of grote percelen. In die gevallen is de zonering afgestemd op de afstand tot de maatgevende woningen volgens de afstanden zoals deze worden gehanteerd in de brochure "bedrijven en milieuzonering".
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties. Dit is gebeurd op basis van het ontwerpbestemmingsplan.
Een concept van het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wel voorgelegd aan onder andere het waterschap, de Provincie Overijssel, de Wijkraad Berflo Es en Stork Thermeq. Het concept van het ontwerpbestemmingsplan gaf voor het Staatstoezicht op de Mijnen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Voor een viertal andere instanties gaf het plan wel aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze opmerkingen zijn samengevat, voorzien van reactie en bijgevoegd bij voorliggend bestemmingsplan als bijlage 6.
Het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone is op 1 september 2015 gepubliceerd voor een inzagetermijn van 2 september tot en met 13 oktober 2015. Gedurende deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend. In de als bijlage 7 bij de toelichting van voorliggend plan gevoegde Nota beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerrein Twentekanaal, Noordelijke Kanaalzone' zijn deze zienswijzen gebundeld, samengevat en van een antwoord voorzien.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen: