direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Zuid (oeverwoningen)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0079-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

Het uitwerkingsplan Kern Zuid is op 15 april 2010 vastgesteld door de sectormanager Beleid en Projecten. De zogenaamde oeverwoningen maken deel uit van dit uitwerkingsplan. De uitgifte van de kavels is na vaststelling van het uitwerkingsplan gestart. De verkoop van de kavelwoningen en erfwoningen in Kern Zuid liep volgens verwachting. De verkoop van de oeverwoningen blijft achter bij de verwachting. Dit heeft naar onze inschatting te maken met de huidige bouwregels en beeldkwaliteitplan.

Het beeldkwaliteitplan is om deze reden reeds aangepast. Nu rest nog de aanpassing van het uitwerkingsplan. Voorgesteld wordt om het aantal woningen van 19 terug te brengen naar 18 waardoor de kavels iets breder worden, met daarbij een passend bouwvlak. Daarnaast is het niet meer een verplichting om aan de beekzijde de gevel over de volle breedte van het bouwvlak in de bouwgrens te bouwen. De minimale goothoogte is gewijzigd van 6 meter naar 4,5 meter.

Aangezien er al gebouwd is binnen de grenzen van het uitwerkingsplan Kern Zuid kan deze aanpassing van de oeverwoningen niet binnen een nieuw uitwerkingsplan plaatsvinden maar moet er een herziening van het bestemmingspan Dalmeden worden gemaakt waarin wordt voorzien in het bouwen van 18 oeverwoningen.

Het bestemmingsplan Kern Zuid (oeverwoningen) bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

Tussen de woongebieden Kern-Noord en Kern-Zuid stroomt de Dalbeek. In Kern-Zuid bestaat de bebouwing aan de beekzijde uit erfwoningen en oeverwoningen. De kavels van de oeverwoningen liggen naast elkaar aan weerszijden van de Vlierbes aan respectievelijk de Aalbes en de Aardbei.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0079-0301_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Dalmeden, uitwerking Kern Zuid.

Hoofdstuk 2 Wijzigingen

2.1 Karakteristiek

Evenals andere steden en dorpen in de omgeving is Hengelo sinds het begin van de vorige eeuw, fors uitgedijd. Grote stukken voormalig agrarisch gebied werden getransformeerd tot woonwijk, waardoor de meest waardevolle karaktertrekken verdwenen en het buitengebied zelf steeds kleiner werd. In Dalmeden is gekozen voor een andere aanpak. Het nieuwe woongebied moet passen in het kleinschalige cultuurlandschap van Twente –een mozaïek van akkers en weilanden, boerderijen en dorpen, bosjes en houtwallen, waterlopen en poelen, wegen en paden. Het is dus niet zo dat de stadsrand wordt opgeschoven, maar er is juist voor gekozen om nieuwe uitdrukking te geven aan wonen in het buitengebied. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat Dalmeden grotendeels op basis van particulier opdrachtgeverschap gebouwd gaat worden: alle nieuwe bewoners ontwikkelen hun eigen huis en krijgen hierbij een grote mate van vrijheid. In aansluiting hierop biedt Dalmeden ook plaats aan kleinschalig ondernemerschap. Bedrijfjes aan huis, zoals een galerie, tandartsenpraktijk of een klein ontwerpbureau zijn in sommige gevallen mogelijk.

In Dalmeden ligt de omvang van de nederzettingen tussen de één en de twintig hectare. Dit is direct afgeleid van de grootte van de bestaande boerenerven, landgoederen, buurtschappen en dorpskernen in Twente. Daarbij is er een sterke samenhang tussen de gesteldheid van het terrein en de wijze waarop een nederzetting is georganiseerd, ofwel: het landschap bepaalt de nederzettingsvorm. Het landschap is ook in de nieuwe woonbuurten leidend, de bebouwing is volgend. Variatie in woningtype en woonomgeving is van groot belang om te kunnen tegemoetkomen aan de uiteenlopende wensen van toekomstige bewoners, de één voelt zich thuis in een gezellige buurt, een ander wil zoveel mogelijk ruimte om zich heen en een derde wil vooral zijn eigen gang kunnen gaan.

2.2 Nieuwe situatie

Woongebied Kern bestaat uit twee delen aan weerszijden van de beek: Kern-Noord en Kern-Zuid. In Kern-Zuid worden erfwoningen, lintwoningen, kavelwoningen en oeverwoningen gebouwd. Elke type woning heeft zijn eigen bijzonderheid. Zo heeft een Oeverwoning eigenlijk twee voorkanten: één aan de straatzijde en één aan de beekzijde. Met uitzicht op de beek en over de brede groene strook die tussen Kern-Noord en Kern-Zuid ligt. De kavelgrootte varieert. Een aantal kavels is breder gemaakt en de vorm van het bouwvlak is aangepast waardoor er meer mogelijkheden voor het ontwerp ontstaan. Daarnaast is de minimale goothoogte verlaagd. De voorgevels van de oeverwoningen worden nu naast elkaar gebouwd aan de straatzijde, waardoor het straatbeeld rustiger wordt. Aan de straatzijde wordt, op gemeentegrond, een haag aangeplant en (aan de openbare zijde) onderhouden.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren. In haar waterbeheersplan heet het Waterschap regge en Dinkel het gebied Dalmeden aangewezen als retentiegebied. Een belangrijke onderlegger voor de inrichting van het plangebied is dan ook de waterhuishouding en de opwaardering van de Dalbeek. Het Waterschap ondersteunt het voornemen tot ontwikkeling en inrichting van het gebied. Met de openstelling van de haalbaarheidsstudies, het waterhuishoudkundig plan geeft een blauwdruk voor de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Dalmeden. Het onderhavige bestemmingsplan is opgesteld in volledige overeenstemming met het waterhuishoudkundige plan.

3.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal plant- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om afwijking aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.

Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • welke beschermde plant- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • kan het plan of kunnen de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het plan voorziet niet in het slopen van gebouwen, kappen van bomen, dempen van sloten of overige verstorende handelingen waardoor beschermde soorten zouden kunnen worden aangetast.

3.3 Milieu

3.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Onderhavig plan betreft een herziening van het bestemmingsplan Kern Zuid. De herziening is noodzakelijk omdat het aantal woningen wordt gewijzigd van 19 naar 18 en de bouwblokken en goothoogtes worden gewijzigd. Om een goede afweging te kunnen maken tussen enerzijds gevoelige bestemmingen en anderzijds bedrijvigheid dienen de afstanden zoals genoemd in de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering in acht te worden genomen. Hiervoor is onderzocht of in de directe omgeving van de locatie bedrijven zijn gelegen en welke zoneringsafstand bij deze bedrijven hoort. Nabij de woningen bevinden zich geen bedrijven met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over de woningen. De woningen liggen buiten de geurcontouren van agrarische bedrijven.

3.3.2 Bodem

In het kader van een herziening van het bestemmingsplan Kern Zuid Oeverwoningen is een bodemtoets uitgevoerd. Het gebied is gelegen aan de Aalbes en de Aardbei. In het verleden was dit agrarisch gebied. Nu wordt dit gebied verdeeld in kavels welke bestemd zijn voor woningbouw. De bodemkwaliteit van dit gebied is in 2009 voor het laatst onderzocht. Een onderdeel van dit rapport is een opsomming van alle uitgevoerde onderzoeken in dit gebied.

De resultaten zijn beschreven in verkennend bodemonderzoek Vlierbes Kern Zuid, kenmerk 09042415, Kruse Milieu, d.d. november 2009. Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat in de boven- en ondergrond een lichte verontreiniging aanwezig is met arseen. Vanwege de aanwezigheid van ijzerhoudende bodemlagen wordt verwacht dat het arseen van nature aanwezig is. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Voor de bestemmingsplanwijziging is de locatie voldoende onderzocht. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik.

3.3.3 Geluid

Wegverkeerslawaai

Binnen de zones van wegen dient bij het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De Wet geluidhinder toetst plannen op geluidbelastingen aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen of aan de rand van de locatie waarbinnen het realiseren van dergelijke bestemmingen mogelijk is.

De geluidbelasting dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder en het vastgestelde gemeentelijk geluidbeleid van Hengelo. Een goed woon- en leefklimaat betekent voor het aspect geluid niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van de binnenstad of van een bedrijfswoning op een bedrijventerrein zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Om die reden zijn in de geluidnota gebiedstypen onderscheiden en wordt per gebiedstype een passende bescherming tegen overmatige geluidbelasting geboden. In Hengelo zijn vijf gebiedstypen onderscheiden:

  • 1. Wonen;
  • 2. Binnenstad en winkelgebieden;
  • 3. Industrie en bedrijven;
  • 4. Buitengebied en stadsparken;
  • 5. Verkeerszones.


Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan. In de nota geluid zijn de gebiedstypen en ambitie- en plafondwaarden opgenomen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet in beginsel aan de ambitiewaarde voor het gebiedstype worden voldaan. Daartoe moet, zonodig, eerst worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de geluidemissisie bij de bron (bijv. stil asfalt) terug te dringen. Als dat niet mogelijk is of onvoldoende resultaat geeft, moet worden onderzocht of in de overdracht maatregelen mogelijk zijn (verder van de (spoor)weg bouwen, geluidsschermen plaatsen e.d.). Als ook overdrachtmaatregelen onvoldoende effect hebben of niet mogelijk zijn, kan in bepaalde situaties onder voorwaarden een hogere waarde tot maximaal de plafondwaarde worden toegestaan. Voor het gebied Dalmeden kan niet worden voldaan aan de criteria die gelden voor het vaststellen van hogere waarden. Daarom is in de milieuaspectenstudie voor het bestemmingsplan Dalmeden de minimaal benodigde afstand berekent die aangehouden moet worden tussen de woningen en de weg zodat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en de ambitiewaarde. De 48 dB-contour van de Beneluxlaan ligt op een afstand van 32 meter uit de weg-as. De oeverwoningen liggen buiten deze geluidcontour.

Voor de ontsluitingswegen, met een wettelijke snelheid van 60 km/uur, zijn berekeningen uitgevoerd bij welke verkeersintensiteit en verhardingstype de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt bereikt. De contouren waarbinnen geen woningen mogen worden geprojecteerd zijn bij de verschillende verhardingstypen als volgt:

- fijn asfalt 8 meter;

- klinkers 19 meter;

- stille elementen verharding 6 meter.


Voor de overige 60 km/uur wegen alsmede voor de 30 km/uur wegen zal vanwege de geringe verkeersintensiteit in combinatie met de afstand tussen de weg en de rooilijn de geluidsbelasting (ruim) onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB liggen. Als bovenstaande afstanden in acht worden genomen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en de ambitiewaarde voor dit gebied en is het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering. De toekomstige verkeersintensiteit van de wegen wijkt niet noemenswaardig af van de intensiteiten waarmee gerekend is ten tijde van de milieuaspectenstudie voor het bestemmingsplan Dalmeden. De berekende minimale afstanden tussen de woningen en de wegen kunnen daarom nog steeds gebruikt worden.

Railverkeerslawaai, Luchtvaartlawaai, Industrielawaai.

Het plangebied ligt niet binnen de wettelijk zone van een spoorweg, vliegveld of industrieterrein. De onderwerpen railverkeerslawaai, luchtvaartlawaai en industrielawaai behoeven daarom niet te worden getoetst.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit plan.

3.3.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt. De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheidsnormering rond transportassen is nog niet wettelijk geregeld; wel is door de ministeries van V&W, Vrom en BZ een circulaire opgesteld: de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze circulaire wordt een met het Bevi vergelijkbare systematiek geadviseerd. Voor het transport via buisleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb). In de directe omgeving van de woningen liggen geen bedrijven die vallen onder het Bevi. Evenmin ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van Bevi-bedrijven. Toetsing aan het Bevi kan dan ook achterwege blijven. De woningen liggen buiten het invloedsgebied van (spoor)wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een nadere toetsing aan de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet noodzakelijk. De woningen liggen buiten het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen of andere ondergrondse leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er zijn geen hoogspannings-leidingen aanwezig. Het aspect externe veiligheid is daarom niet van belang voor dit plan.

3.3.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) in werking getreden. De wet is de Nederlandse implementatie van Europese richtlijnen over luchtkwaliteit. Bijlage 2 bij de Wet milieubeheer geeft grenswaarden voor concentraties in de buitenlucht van diverse stoffen. Bestuursorganen dienen rekening te houden met deze grenswaarden bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit. In Nederland zijn de maatgevende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Overschrijdingen van de grenswaarden van de andere genoemde stoffen komen in Nederland nagenoeg niet voor. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

3.4 Duurzaam bouwen

Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.

Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd. Door de ontwikkelaar dient onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.

3.5 Economische uitvoerbaarheid

Op 30 maart 2001 is tussen provincie en gemeente een bestuursovereenkomst aangegaan in het kader van Ruimte voor Ruimte (RvR). Kern van deze bestuursovereenkomst is de ontwikkeling van een ca. 68 hectare groot gebied t.b.v. de woningbouw teneinde uit de opbrengsten vanuit deze grondexploitatie bij te dragen in de schadeloosstelling van agrariërs, die besluiten de bedrijfsvoering te staken en op grond daarvan schadeloos gesteld worden voor de sloop van stallen. Voor Dalmeden is een kostendekkende grondexploitatie opgesteld, welke correspondeert met de uitgangspunten zoals in het bestemmingsplan zijn verwoord. De grondexploitatie is in augustus 2006 per 01.01.2006 opgesteld en is in november 2006 door de Raad vastgesteld. De grondexploitatie is op 11 juni 2013 per 01.01.2013 voor het laatst door de Raad herzien. Het bruto woongebied van Dalmeden is ongeveer 42,2 hectare, waarvan 33,4 hectare uitgegeven zal worden. De gemeente heeft 63,5 hectare van het totale exploitatiegebied in bezit. In 2008 is begonnen met het bouw- en woonrijp maken van het gebied. Tot en met 2012 zijn er al meerdere deelgebieden bouwrijp gemaakt. In de hoofdstructuur wordt 8 hectare gereserveerd voor de beken (temporeel en permanent) en 17 hectare voor de openbare ruimte. Verder worden de plankosten, de bodemsaneringen, de afdrachten aan de provincie en afdrachten aan de verschillende reserves meegerekend. In 2008 is gestart met de uitgifte van de 33,4 hectare terrein. Tot en met 2012 is er ongeveer 4,3 hectare verkocht. Eén van de gebieden die nu wordt uitgegeven is het bestemmingsplan Oeverwoningen. Bij dit bestemmingsplan wordt de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd middels de in de grondexploitatie opgenomen uitgangspunten.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.2 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 omgevingsvisie (2009)

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0079-0301_0002.png"


Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)

In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.

In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.

4.3.2 Gemeentelijk waterplan (2006)

Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;

  • 1. Het herstel van de Hengelose beken;
  • 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
  • 3. Het oplossen van grondwateroverlast.

Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.

Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.

Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.

Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.

Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.

4.3.3 Woonvisie 2012-2022

Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.

  • Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
  • Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
  • Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
  • Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
  • Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
  • Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
  • Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
  • Samenwerken in nieuwe coalitiesMet bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
  • Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.

De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:

  • Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
  • Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
  • Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
  • Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
  • Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.

Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma. Vooruitlopend hierop heeft het college begin 2012 het woningbouwprogramma 2012-2016 en de prioriteitenlijst woningbouwlocaties 2012 opnieuw vastgesteld.

4.3.4 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;
4.3.5 Welstandsnota

De welstandsnota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria. Omdat de criteria enkel betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa. Voor het plangebied Kern Zuid (oeverwoningen) geldt het beeldkwaliteitplan Kern Zuid.

4.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

De Vlierbes is de hoofdontsluiting die vanaf de Beneluxlaan tussen verschillende woongebieden door in noordelijke richting loopt. Van hieruit worden de aanliggende woongebieden met buurtweggetjes ontsloten. De Aalbes en Aardbei zijn zulke weggetjes. Hieraan liggen de oeverwoningen. Tien woningen aan de Aalbes, westelijk van de Vlierbes en acht woningen oostelijk aan de Aardbei. De rij oeverwoningen wordt aan beide zijden afgesloten door erfwoningen die weer grenzen aan respectievelijk Weide en Brink. De oeverwoningen worden in de rooilijn aan de straatzijde gebouwd. Deze rooilijn ligt op 6,5 meter vanaf de perceelsgrens, zodat er voldoende ruimte ontstaat om twee auto's te parkeren op eigen terrein. De breedte van de kavels is nagenoeg gelijk maar de diepte varieert. In oostelijke richting neemt de diepte toe waardoor kavelkopers ook voor een diepere achtertuin kunnen kiezen. De kavels heten 'oever'woningen omdat ze gelegen zijn aan de oever van de beek en omdat er een hoogteverschil bestaat tussen de voor- en de achterzijde van de kavels.

Voor de oeverwoningen wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Aanvankelijk was het vastgestelde uitwerkingsplan Kern-Zuid ook voor de oeverwoningen van kracht. Inmiddels is een aantal kavels verkocht en bebouwd. Door een andere verkaveling, andere bouwvlakken en andere bestemmingsplanbepalingen is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk geworden.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om 18 vrijstaande oeverwoningen, met bijbehorende aan-uit en bijgebouwen te bouwen, met een minimale goothoogte van 4,5 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. In het ontwerp bestemmingsplan Kern Zuid (oeverwonigen) was de mogelijkheid opgenomen om een aantal kavels samen te voegen om er een 2 onder 1 kap woning op te bouwen. Naar aanleiding van ingediende zienswijzen is deze mogelijkheid komen te vervallen. Om toch de verkoopbaarheid van de kavels te bevorderen zijn de bouwvlakken nog iets verbreed en aangepast, zodat de mogelijkheden voor de bouw van vrijstaande woningen wordt vergemakkelijkt.

5.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

5.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

5.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

5.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemmingen die voorkomen in het plangebied, in dit plan alleen "wonen". In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is.

5.3.2.1 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om vrijstaande woningen met bijgebouwen op te richten, met inbegrip van ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf. Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van erkers, balkons en luifels. De grond buiten het bouwvlak is bedoeld voor tuin, verharding, e.d. Verder zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot maximale bebouwde oppervlakte en goot- en bouwhoogte en met betrekking tot de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

5.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

5.4 Handhaving van het plan

5.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.5 Vooroverleg en verder verloop van de procedure

5.5.1 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.