direct naar inhoud van Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
Plan: Timmersveld, Beitelstraat 28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0075-0301

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
6.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) en ten dienste van de grondwaterwinning worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.
6.1.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is het niet toegestaan -door middel van in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen- wijzigingen aan te brengen in het toegestane gebruik van gronden, uitgezonderd indien het vormen van gebruik betreft die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening als vermeld in bijlage 1.

6.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals damwanden, diepwanden of schermen, alsmede het verwijderen van deze voorwerpen;
    • 2. het maken en/of het buiten gebruik stellen van boorputten;
    • 3. het realiseren van ondergrondse bouwwerken;
    • 4. het realiseren van funderingswerken dieper dan 1 meter beneden peil, zoals het aanbrengen van palen in de grond;
    • 5. het draineren, afgraven of vergraven van gronden;
    • 6. het graven, vergraven of dempen van sloten.

De onder 1. tot en met 6. bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig worden aangetast.

  • b. Het onder 6.1.4 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke betreffen het normale onderhoud en/of beheer.
  • c. Overtreding van het bepaalde in artikel 6.1.4 onder a. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.