direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: P&R garage Gieskesstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0068-0301

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie (2009)

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0068-0301_0005.png"


Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

4.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot P&R garage Gieskesstraat

Indien het plan P&R garage Gieskesstraat in bestaand stedelijk gebied wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel, ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken.

De opgave, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.

De volgende afbeelding is een fragment van de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0068-0301_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0068-0301_0007.png"

Afbeelding 4: uitsnede kaart omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief historische kern, binnenstad en stationsgebied. Dit ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen de realisatie van een P&R garage.

Gebiedskenmerken

Bij toetsing van het plan aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) is van belang dat de locatie is gelegen in stedelijk gebied. Dit betekent dat de natuurlijke laag en de laag van het agrarische cultuurlandschap buiten beschouwing kunnen blijven. De lust- en leisurelaag geeft geen bijzondere kenmerken in het plangebied.

De Omgevingsvisie kent aan het perspectief 'historische kern, binnenstad' de volgende richting toe:

Als ontwikkelingen plaats vinden in historische centra, binnensteden en landstadjes, dan dragen deze bij aan het behoud en versterking van de mix van functies, het historisch gegroeide patroon van wegen en openbare ruimten en de leefbaarheid. Grote bouwopgaven, zoals bij herstructurering, inbreiding of intensivering van woon-, werk-, en voorzieningen milieus worden ingepast met respect voor de historie, het individuele karakter van de bebouwing en de leefbaarheid, in relatie tot de problematiek van verkeer en parkeren.

De Omgevingsvisie kent aan het perspectief 'stationsomgeving' de volgende richting toe:

Als ontwikkelingen plaats vinden in de stationsomgeving, dan dragen deze bij aan versterking van de ‘brandpunt’-werking van stations. Aandachtspunten:bereikbaarheid van stationsgebieden, vergroting van de kwaliteit van publieke ruimtes en benutting van erfgoed en architectonische waarden. Grotere stationsomgevingsprojecten zijn integrale gebiedsopgaven.

De ontwikkeling van een P&R garage past binnen deze ontwikkelingsrichtingen.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

Binnen de stedelijke laag valt het plangebied onder "Historische centra, binnensteden en landstadjes en Stationsgebied". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier in hoofdzaak "bijzondere gebiedscondities benutten - stationsgebied". Onderhavig plan past binnen dit genoemde ontwikkelingsperspectief.

Uit de "Functiekaart water" wordt duidelijk dat het plangebied niet is gelegen in in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied ligt.

In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de watersituatie en de wijze waarop daarmee in dit plan wordt omgegaan.