direct naar inhoud van 4.4 Milieu
Plan: Langeler Erve - deelgebied Smederij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0063-0301

4.4 Milieu

4.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het instrument milieuzonering gehanteerd. Milieuzonering is bedoeld om bedrijfsbestemmingen af te stemmen op milieugevoelige functies nabij bedrijven. De afstand tussen bedrijven en milieugevoelige functies is afhankelijk van de hindercategorie waarbinnen deze bedrijven vallen. Via het ruimtelijk beleid kunnen voorwaarden worden gesteld om voldoende afstand te houden. Door middel van de milieuvergunning en de daarbij behorende vergunningsvoorschriften wordt de gewenste milieukwaliteit gerealiseerd. De basiszoneringslijst (Bedrijven en Milieuzonering, VNG, 2001) relateert milieuhinder aan een minimale afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen.

Rondom het plangebied zijn bedrijven gelegen die van invloed kunnen zijn. Omgekeerd kunnen de bedrijven in hun mogelijkheden worden beperkt door de komst van nieuwe woningen. In het kader van het bestemmingsplan 'Hart van Zuid' zijn alle milieugevoelige bestemmingen reeds in beeld gebracht. In de directe omgeving van het plangebied is echter geen sprake van bedrijvigheid welke hinder vormt voor of wordt gehinderd door de invulling van het plangebied.

4.4.2 Bodem

Planontwikkeling en bodemonderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In diverse wetten is geregeld dat voorafgaand aan ontwikkeling en/of werkzaamheden in en op de bodem, onderzoek gedaan moet worden naar eventuele verontreinigingen in de bodem. Gestart wordt met een inventarisatie van gegevens (bodemonderzoeken, hinderwetvergunningen, luchtfoto's) die al in archieven cq. databestanden aanwezig zijn om zo tot een lijst met mogelijk verdachte lokaties te komen. Deze inventarisatie wordt historisch onderzoek genoemd. Indien het historisch onderzoek hiervoor aanleiding geeft wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Als uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat er verontreiniging(en) aanwezig zijn dan moet de verontreiniging verder in kaart worden gebracht door een nader onderzoek uit te laten voeren.

Langeler Erve

Voor het ontwikkelingsgebied Langeler Erve waarvan het plangebied deel uitmaakt is een historisch onderzoek verricht. Er zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. De meest relevante onderzoeken zijn:

  • Verkennend en nader bodemonderzoek plandeelgebied 11, Heijmans (2003);
  • Verkennend en nader bodemonderzoek plandeelgebied 13, Heijmans (2003);
  • Nader bodemonderzoek Langeler Erve te Hengelo, Tauw (2006).


Plandeelgebied 11 betreft de voormalige pijpenbuigerij met als specifiek verdachte plaatsen enkele voormalige olietanks. Plandeelgebied 13 betreft de voormalige pijpenbuigerij en een voormalig zuurbad. Daar waar geen bebouwing aanwezig was, werd het terrein gebruikt ten behoeve van infrastructuur en opslag. Uit de rapportages wordt geconcludeerd dat de volgende relevante bodemverontreinigingen aanwezig zijn:

  • Sterke verontreinigingen van zware metalen in de bodemlaag 0 - 1 m -mv op het voormalige Stork-terrein en huidige EMGA-terrein, gerelateerd aan een bijmenging van puin, stenen en/of kooldeeltjes in deze bodemlaag. Plaatselijk zijn in deze bodemlaag verontreinigingen met asbest en PCB's aanwezig;
  • Twee lichte olieverontreinigingen op het voormalige Stork-terrein.


Op het overig deel is de bovengrond ten hoogste licht verontreinigd met zware metalen, PAK's, EOX en minerale olie. In het freatisch grondwater zijn behoudens de olieverontreinigingen geen verontreinigingen aanwezig. Verder is er plaatselijk een matige tot sterke verontreiniging met arseen in de grond en het grondwater aanwezig. In een notitie betreffende verhoogde achtergrondconcentraties arseen is geconcludeerd dat het om een natuurlijk voorkomen van arseen gaat, geassocieerd met he roesttype. De van nature aanwezige arseenverontreinigingen zijn aanwezig in zodanige concentraties dat er bij het toekomstig bodemgebruik geen actuele humane risico's optreden en er geen noodzaak tot saneren is.

Inmiddels is er een totale sanering uitgevoerd, waardoor de verontreinigingen geen belemmeringen meer vormen voor het toekomstige gebruik van het gebied Langeler Erve.

4.4.3 Geluid

Aangezien het plan uitsluitend de realisatie van niet geluidsgevoelige bestemmingen (bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde) mogelijk maakt is het uitvoeren van een nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheidsnormering rond transportassen is nog niet wettelijk geregeld; wel is door de ministeries van V&W, Vrom en BZ een circulaire opgesteld: de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze circulaire wordt een met het Bevi vergelijkbare systematiek geadviseerd.

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden:

  • Het plaatsgebonden risico; dit is een wettelijke risicocontour waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd;
  • Het groepsrisico; dit is een maat voor de kans dat een aantal personen tegelijkertijd door een calamiteit wordt getroffen. Het groepsrisico kent geen wettelijke norm, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het zogenoemde invloedsgebied, dat is het gebied waarbinnen personen bij een eventuele calamiteit kunnen worden getroffen.


Het plangebied bevindt zich, gelet op de grote afstand, buiten het invloedsgebied van een drietal risicovolle inrichtingen. Dit betreft het LPG-tankstation Self Service Station Berflo Es aan de Breemarsweg, Sirocco Howden aan de Lansinkesweg en het spoorwegemplacement.

Daarnaast bevindt het plangebied zich mogelijk gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van enkele transportassen. Dit betreffen:

  • overige wegen langs het plangebied;
  • een hogedruk gasleiding.


Overige wegen langs het plangebied

De overige wegen langs het plangebied vormen aanvoerroutes voor de bedrijven die aan deze wegen zijn gelegen. De wegen hebben geen doorgaande functie. Binnen de aanwezige bedrijven worden in meer of mindere mate gevaarlijke stoffen toegepast. Geen van de bedrijven past routeringsplichte stoffen toe in een zodanige mate dat van routering sprake is. De aanwezige bedrijven kennen geen van alle productieprocessen die een omvangrijke aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen met zich meebrengen. Geconcludeerd kan worden dat het niet is uitgesloten dat incidenteel gevaarlijke stoffen over deze wegen zullen worden vervoerd. Gelet op de aarde van de bedrijven zal het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen echter zo gering zijn dat zonder verdere berekening kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een plaatsgebonden 10 -6-risico contour buiten de weg of van een substantieel groepsrisico.


Gasleiding

Binnen het gebied Hart van Zuid is een hoge druk gasleiding (40 bar) van de Gasunie aanwezig. Het betreft een stalen leiding met een diameter van 6 inch (150 mm) ter plaatse van de Boekelose brug, die direct na de brug overgaat in een 3 inch leiding. Wat betreft het aspect externe veiligheid is het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen van toepassing. Door dit bestemmingsplan neemt het aantal personen binnen het invloedsgebied niet toe. Een nadere berekening van het groeps en plaatsgebonden risico is niet noodzakelijk.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit o.a. geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor woningbouwprojecten is vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt indien het gaat om maximaal 3000 woningen bij twee ontsluitingswegen. In dit plan worden geen woningen gebouwd, en voldoet daarmee ruimschoots aan de grens waarbij nog sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen.

Het aspect luchtverontreiniging vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.