direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied - Woolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0048-0301

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De omgevingsvisie Overijssel is vastgesteld op 1 juli 2009 door Provinciale Staten van Overijssel. De aanvullingen van de omgevingsvisie op het streekplan worden hier gemeld. In de omgevingsvisie worden voor het buitengebied drie ontwikkelingsperspectieven geschetst. Deze geven richting aan nieuwe ontwikkelingen en initiatieven.

  • 1. Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur

De ecologsiche hoofdstructuur (EHS) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem), combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.

  • 2. Buitengebied accent productie

Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plek is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).

  • 3. Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte

Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

De ontwikkelingen in deze gebieden zijn niet langer gebonden aan strikte regels van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Er wordt ruimte geboden aan economische dynamiek en de ruimtelijke kwaliteit. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat voor elke ontwikkeling (dus boerenbedrijf, recreatieonderneming, knooperf, paardenhouderij etc.) de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gelden. De gemeente gebruikt deze criteria als afweging in de bestemmingsplannen.

3.2.1.1 Landbouwbeleid

De provincie biedt mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in de landbouw, onder voorwaarden van generiek instrumentarium (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Ze bieden ruimte voor schaalvergroting en -verbreding. De intensieve veehouderij heeft vooral ontwikkelingsmogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) en op sterlocaties in verwevingsgebieden.

Het plangebied is niet aangewezen als LOG of sterlocatie in verwevingsgebied.

3.2.1.2 Landbouw en Natura 2000

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in Nederland gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn hierin geïmplementeerd. Voor elk Natura 2000-gebied geldt een afzonderlijk aanwijzingsbesluit waarin het gebied wordt begrensd en waarin de instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgelegd.

Binnen het buitengebied van de gemeente Hengelo zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Wel liggen er rondom Hengelo een aantal Natura 2000-gebieden. Op korte afstand van Hengelo ligt het Lonnekermeer en op grotere afstand liggen het Buurserzand en Haaksbergerveen. De afstand van het plangebied tot deze Natura 2000-gebieden is dusdanig groot dat ontwikkelingen in het plangebied, die een effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 (met uitzondering van ammoniakemissie van agrarische bedrijven), niet te verwachten zijn.

De externe werking van Natura 2000 in relatie tot stikstof

Voor de toetsing van de ammoniakdepositie en voor de beoordeling van (voorgenomen) activiteiten in of in de omgeving van de Natura 2000-gebieden bestaat nog geen kant-en-klare oplossing. De provincie Overijssel heeft in april 2010 het Beleidskader 'Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen' vastgesteld voor de toetsing van ammoniakdepositie die wordt veroorzaakt door veehouderijen. Landelijk wordt gewerkt aan een Programmatische Aanpak Stikstof om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te verminderen.

Binnen het bestemmingsplan Buitengebied Woolde zijn geen veehouderijen gelegen.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan.

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken;
  • nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving zijn uitsluitend mogelijk indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

Binnen de "groene omgeving" valt het plangebied grotendeels onder "stadsrandgebied, met sterke stad-land relaties". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier "buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)". Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief.

Uit de "Functiekaart water" wordt duidelijk dat er in het plangebied een essentiële waterloop aanwezig is, de Woolderbinnenbeek. De Woolderbinnenbeek is bestemd als 'Water'.

3.2.3 Natuurgebiedsplan Overijssel 2008

Het natuurgebiedsplan Overijssel geeft een nadere uitwerking aan de begrenzing van de beheersgebieden en de nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in relatie met de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Door de begrenzing van de gebieden wordt op basis van vrijwilligheid mogelijk subsidie verkregen en worden de gronden verworven.

De provinciale ambitie is om in 2018 de EHS in Overijssel te hebben gerealiseerd. Realisatie van de EHS geschiedt op basis van vrijwilligheid en zonder beperkend effect op naastliggende gebieden. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde EHS-spelregels gehanteerd: herbegrenzing van de EHS, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het 'nee, tenzij'-principe en de overige spelregels zijn verankerd in de provinciale Omgevingsverordening. De EHS bestaat uit een aantal gebiedscategorieën; bestaande natuur, nieuwe (nog niet) gerealiseerde natuurgebieden en beheersgebieden) en uit zoekgebieden.

Het plangebied ligt buiten de ecologische hoofdstructuur.