direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein -Industrie
Plan: Boekeloseweg en Toermalijnstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0041-0301

Artikel 3 Bedrijventerrein -Industrie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein -Industrie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vestiging van bedrijven met maximaal milieucategorie 4.2 en opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1;
  • b. een parkeerterrein voor het stallen van vrachtauto's ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel '15.2' van het plan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2 en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming niet zijnde geluidgevoelige gebouwen, toe te staan, mits oprichting van de bouwwerken niet leidt tot significante verslechtering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit.

3.4.2 Gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2 en gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag niet worden overschreden. Indien het bestaande bebouwingspercentage meer bedraagt, geldt dat als maximum bebouwingspercentage;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', mag niet worden overschreden. Indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, geldt dat als maximum bouwhoogte;
  • d. voor gebouwen ten behoeve van een parkeerterrein voor stallen van vrachtwagens geldt dat de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de functie:
    • 1. ondersteunende horeca, niet meer mag bedragen dan 160 m2;
    • 2. detailhandel, niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    • 3. sanitaire voorzieningen niet meer dan 100 m2 .
  • e. voor gebouwen van openbaar nut zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt:
    • 1. dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, of
    • 2. dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.4.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2 en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die maximaal 2 meter hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. kunstwerken en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 7,5 meter hoog zijn;
  • c. binnen deze aanduiding mogen geluid- en stofwerende voorzieningen: worden geplaatst met dien verstande dat deze voorzieningen:
    • 1. mogen bestaan uit een aarden wal of geluidsschermen of een combinatie van beide;
    • 2. een maximaal bouwhoogte hebben van 6 meter;
    • 3. in geval van aarden wal een hoogte hebben van maximaal 6 meter ten opzichte van peil.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  • a. een bedrijfswoning;
  • b. het verkopen van motorbrandstoffen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende 1.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplichtige werken


Het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren.

3.7.2 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in 3.7.1 is niet van toepassing:

  • voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • voor werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
3.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, niet leidt tot significante verslechtering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit.