direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: VMBO
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0038-0301

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met tevens ondergeschikt:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. fiets- en/of voetpaden;
  • e. verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. fietsenstallingen;
  • j. kunstwerken;
  • k. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • l. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  • m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', mag niet worden overschreden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. mogen fietsenstallingen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Hiervoor geldt dan een bouwhoogte van maximaal 6 meter.
5.2.3 Nutsvoorzieningen

Binnen deze bestemming mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die van af de voet gemeten maximaal 1 m hoog mogen zijn, tenzij de afscheiding achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst. In geval de plaatsing achter de voorgevelrooilijn geschiedt, mag de hoogte niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. kunstwerken en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 5 meter hoog zijn.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 5.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 11.1 Nadere eisen.