direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein - Industrie
Plan: Strootbeekpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0022-0301

Artikel 3 Bedrijventerrein - Industrie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Industrie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage "Staat van Inrichtingen" onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht; en
    • 2. bevi-inrichtingen;
    • 3. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994.

Met dien verstande dat bedrijven met een geurcontour groter dan 90 meter (op basis van de Staat van Inrichtingen) enkel zijn toegestaan indien minimaal voldaan wordt aan de afstand voor het aspect 'geur'in de bijlage "Staat van Inrichtingen", gerekend van de grens van de inrichting tot aan de recreatiewoning Rougoorweg 30.

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens het bestaande gebruik, uitsluitend in de bestaande bouwwerken, ten behoeve van zelfstandige kantoordoeleinden;

met tevens ondergeschikt:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. fietsenstallingen;
  • h. ontsluitingswegen, overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  • i. water en voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, niet zijnde geluidsgevoelige gebouwen en / of terreinen.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • c. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt ;
  • d. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', mag niet worden overschreden. Indien het bestaande bebouwingspercentage meer bedraagt, geldt dat als maximum bebouwingspercentage;
  • e. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', mag niet worden overschreden. Indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, geldt dat als maximale bouwhoogte.
3.2.3 Nutsvoorzieningen

Binnen deze bestemming mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepaling:

  • a. voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogteniet meer dan 3 m mag bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag ten hoogste 3 meter bedragen met dien verstande dat de hoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mogen bedragen;
  • c. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 7,5 meter hoog zijn.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Stellen van nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld onder 3.2 ten behoeve van de uit de omgevingsvergunning voortvloeiende parkeerbehoefte.
3.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 15.2 van het plan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Verlenen van afwijking voor nutsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.4.2 Verlenen van afwijking voor gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2.2 en toestaan dat een bedrijfsgebouw dichter op de naar de weg gekeerde en/of zijdelingse perceelsgrenzen wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.3 Verlenen van afwijking van bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 3.2.2 onder d en toestaan dat afgeweken wordt van het maximale bebouwingspercentage tot een maximum van 80%, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  • a. een bedrijfswoning;
  • b. het verkopen van motorbrandstoffen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen;
  • d. solitaire kantoren, anders dan op grond van het bepaalde in 3.1 onder b is toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van het toestaan van bedrijven welke niet voldoen aan de afstand voor het aspect 'geur' in de bijlage "Staat van Inrichtingen" tot de recreatiewoning Rougoorweg 30, mits middels een geuronderzoek aangetoond wordt dat aan de geldende geurnormen voldaan wordt;
  • b. het bepaalde in artikel 3.5 ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Inrichtingen, mits het geen geluidszoneringplichtige en/of bevi-inrichtingen betreffen.