direct naar inhoud van 4.4 Watertoets
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0007-0301

4.4 Watertoets

Waterbeheer in de 21e eeuw
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt". In de periode tot 2009 zijn de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden bijgesteld. Voor beschermde gebieden (onder andere Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, maar ook zwemwateren) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van de huidige maatregelen die gemeenten en andere partijen genomen hebben, nodig zal zijn. Om voldoende aandacht voor waterkwantiteit, maar ook waterkwaliteit in de ruimtelijke plannen te garanderen, is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. Kortweg betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' dient te worden gehanteerd en voor de waterkwaliteit: 'scheiden, schoon houden en schoon maken'.

In 2003 is de watertoets verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening. De watertoets moet een rol spelen gedurende het hele proces van de ruimtelijke planvorming. Met het waterschap Regge en Dinkel heeft overleg plaatsgevonden over het aspect 'water'. Zij hebben tijdens de voorbereiding de nodige informatie aangeleverd ten behoeve van het bestemmingsplan.

Binnen het beheersgebied van waterschap Regge en Dinkel zijn de volgende waterlopen aangewezen als waterlichamen met bijbehorend ambitieniveau:

  • a. waterloop Azelerbeek (onderdeel Oelerbeek), ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
  • b. waterloop Oude Bornsebeek (onderdeel Deurningerbeek), ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
  • c. waterloop Drienerbeek-koppelleiding, ambitieniveau “Hoog”: hermeanderen (ruimte: 2 x 15 á 25 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
  • d. waterloop Hagmolenbeek, ambitieniveau “midden”: natuurtechnische inrichting (ruimte 2 x 5 meter), voor vissen passeerbare stuwen;
  • e. waterloop Bornsebeek (onderdeel Woolderbinnenbeek en de Omloopleiding), ambitieniveau “laag”: natuurtechnische inrichting of natuurvriendelijke oevers (ruimte 2 x 2,5 meter), voor vissen passeerbare stuwen.

De bovengenoemde waterlopen hebben de bestemming “Water” gekregen. De oeverstroken en schouwpaden vallen eveneens binnen deze bestemming. Daarnaast is extensief recreatief medegebruik mogelijk binnen deze bestemming.

De kleine waterlopen van de 3e, 4e en 5e soort leggerwaterlopen als ook de vele (kavel)sloten, vallen binnen de gebiedsbestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van deze gebiedsbestemmingen is opgenomen dat de gronden mede bestemd zijn voor voorzieningen ten behoeve van waterhuishouding, waaronder ook het bergen van water wordt verstaan.

Conclusie

Het bestemmingsplan Buitengebied is een overwegend conserverend plan waarin voornamelijk de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd. Het bestemmingsplan beoogt dan ook geen veranderingen te brengen in het heersende watersysteem in het gebied. De waterlopen van de 1e en 2eorde hebben een waterafvoerende functie en zijn bestemd als “Water”.

4.4.1 Grondwater

Vooral ten behoeve van de drinkwatervoorziening en de landbouw (beregening) wordt veel grondwater onttrokken. Bovendien vindt door stadsuitbreidingen -naast een blijvende verlaging van het waterpeil- steeds minder aanvulling van het grondwater plaats: op verharde oppervlakken wordt het regenwater veelal in het rioolstelsel verzameld, afgevoerd en via het oppervlaktewater naar buiten het gebied geleid. Ook door het stelsel van drainage, greppels, sloten en beken wordt veel oppervlaktewater afgevoerd en wordt de grondwaterstand gereguleerd. In het algemeen daalt dan ook de grondwaterspiegel. Dit heeft gevolgen voor van schoon kwelwater afhankelijke natuurwaarden, voor de drinkwaterwinning en in droge perioden voor de landbouw. Het grondgebruik is bepalend voor de grondwaterstand en de aanvulling van het grondwater. Landbouw en stedenbouw stellen eisen aan de ontwateringsbasis. In Hengelo is het intrekgebied “Hasselo” van belang voor het bestemmingsplan Buitengebied. De aanwezigheid van dit beschermingsgebied is mede bepalend voor ruimtelijke mogelijkheden in dit gebied. Middels de gebiedsaanduiding 'milieuzone – intrekgebied' is dit gebied op de verbeelding weergegeven.