direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Gas
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0007-0301

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van:

  • een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerende strook ter breedte van 4 meter (regionale transportleiding) of 5 meter (hoofdtransportleiding) aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitlsuitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 meter bedragen.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van bouwwerken;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 20.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 20.2.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van mede op deze gronden liggende bestemming(en) mogen worden opgericht, mits:

  • hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Voorts zijn de regels van toepassing van de mede op deze gronden liggende bestemming(en).
20.4.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 20.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

20.5 Aanlegvergunning
20.5.1 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden op de tot Leiding - Gas bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. diepploegen;
    • 2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, waaronder rietbeplanting;
    • 3. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 8. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 9. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Het in 20.5 onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    • 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de leiding;
    • 2. welke voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
    • 3. welke mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
    • 4. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
    • 5. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld in 20.5 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan;
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 20.5 onder a. wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
20.5.2 Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1 is het bepaalde in artikel 39.4 van toepassing.