direct naar inhoud van Artikel 16 Water - Vaarweg
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0007-0301

Artikel 16 Water - Vaarweg

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een kanaal ten behoeve van het scheepvaartverkeer en een sluizencomplex;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' ook voor een sluizencomplex;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. waterbeheer;
  • e. waterberging;
  • f. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • g. drinkwatervoorziening;
  • h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  • i. behoud en ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. bermen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. recreatieve voorzieningen;
  • m. kunstwerken;
  • n. kademuren;

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van het waterstaatkundig beheer worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 650 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt ;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 12o en niet meer dan 45o bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt;
  • e. op deze gronden is het oprichten van een bedrijfswoning niet toegestaan.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 16.3.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.2 van het plan.

16.4 Ontheffing van de bouwregels
16.4.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  • a. de voorgeschreven goot- en bouwhoogten van gebouwen met dien verstande dat:

de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 10% mogen worden vergroot, indien dat vanuit welstandstechnisch en/of stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is;

  • b. de voorgeschreven dakhelling, mits het landelijk karakter van het gebied hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de bouwhoogte van antennes tot maximaal 15 meter
  • d. van het bepaalde in 16.2.1 onder a. teneinde het bestaande bebouwde oppervlak te vergroten. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
    • 1. de bebouwde oppervlakte mag met maximaal 15% worden vergoot, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2.
16.4.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 16.4.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van woonboten.
16.6 Ontheffing van de gebruiksregels
16.6.1 Verlenen van ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.5indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

16.6.2 Procedure ontheffing

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 16.6.1 is de procedure van toepassing zoals vermeld in artikel 39.3 van het plan.