Plan:
Buitengebied 2009
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn:
NL.IMRO.0163000095101-
Artikel 21 Leiding - Water
Inhoudsopgave
21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - water".

21.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding worden gebouwd.

21.3 Ontheffing bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 34 (Procedurebepalingen), ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 21.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
21.4 Aanlegvergunning

Behoudens het bepaalde in lid 21.5, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 21.1:

  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  3. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
21.5 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het in lid 21.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
21.6 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 21.4, zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  2. ter zake daarvan vooraf advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.